ECLI:NL:GHARL:2024:6524

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.333.413
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest in verzet betreffende wederzijdse dwaling bij de koop van een gestolen auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2024 arrest gewezen in verzet. De zaak betreft een geschil tussen [de koper], die een bestelauto had gekocht van [de verkoper], en de vraag of de koopovereenkomst geldig was, gezien de auto later als gestolen bleek te zijn. De koper had de auto op naam van zijn vennootschap [naam2] B.V. gezet, maar de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) had de tenaamstelling vervallen verklaard, waarna de auto door de politie in beslag werd genomen. De koper vorderde terugbetaling van de koopsom van € 11.500, maar de kantonrechter had zijn vorderingen afgewezen. In hoger beroep werd een verstekarrest gewezen, waarbij de verkoper werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, maar de verkoper ging in verzet tegen deze uitspraak.

Het hof heeft in het verstekarrest geoordeeld dat de koopovereenkomst tot stand was gekomen onder invloed van wederzijdse dwaling, omdat beide partijen ervan uitgingen dat de auto niet gestolen was. De verkoper betwistte de wederzijdse dwaling en voerde aan dat de koper geen vordering had ingesteld, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de koper de vorderingen had overgedragen gekregen van zijn vennootschap en dat de verkoper niet had aangetoond dat de koper niet ontvankelijk was.

Het hof concludeerde dat de verkoper in het ongelijk was gesteld en dat het verzet ongegrond was. De verkoper werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in de verzetprocedure, die op nihil werden begroot. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak en onderstreept het belang van correcte informatie bij de koop van voertuigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.333.413
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 10339064)
arrest in verzet van 22 oktober 2024
in de zaak van
[appellant], voorheen handelende onder de naam [naam1]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld, en nu gedaagde is in verzet
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [de koper]
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink
tegen
[geïntimeerde] B.V.
die is gevestigd in Arnhem
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
en nu eiseres is in verzet
hierna: [de verkoper]
advocaat: mr. D. Coskun

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 16 juli 2024 heeft op 12 september 2024 een enkelvoudige mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal).
1.2.
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[de koper] heeft een bestelauto gekocht van [de verkoper] . Deze bestelauto is door hem op naam van zijn vennootschap [naam2] B.V. (hierna: Beheer) gezet. De Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) heeft aan Beheer laten weten dat de tenaamstelling vervallen is verklaard. De auto is door de politie in beslag genomen en [de koper] heeft deze niet meer teruggekregen. [de verkoper] is door [de koper] aansprakelijk gesteld en gesommeerd de koopsom van € 11.500,00 aan [de koper] te restitueren. Aan die sommatie heeft [de verkoper] geen gehoor gegeven.
2.2.
[de koper] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat [de verkoper] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. Ook heeft hij enkele nevenvorderingen ingesteld. De kantonrechter heeft alle vorderingen afgewezen en [de koper] in de proceskosten veroordeeld die zijn begroot op nihil. [de koper] is in hoger beroep gekomen. [de verkoper] is niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.
2.3.
Het hof heeft op 23 april 2024 een verstekarrest gewezen [1] . Daarbij is het vonnis van de kantonrechter vernietigd en is [de verkoper] veroordeeld tot betaling van € 11.500,- met rente en kosten. Ook is [de verkoper] veroordeeld in de proceskosten. [de verkoper] is het hiermee niet eens. De bedoeling van de verzetprocedure is dat het hof het eerdere arrest vernietigt en alsnog de vorderingen van [de koper] afwijst.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing
3.1.
Het hof zal de vorderingen van [de verkoper] afwijzen. Het verstekarrest blijft dus in stand en [de verkoper] moet de koopsom aan [de koper] terugbetalen. Het hof zal deze beslissing hierna uitleggen.
de achtergrond van de zaak
3.2.
Voor de vaststaande feiten verwijst het hof naar zijn verstekarrest onder 3.4. tot en met 3.9. In de verzetdagvaarding zijn daartegen geen concrete bezwaren aangevoerd.
de ontvankelijkheid van [de koper]
3.3.
Het kenteken van de bestelbus stond op naam van Beheer. [de verkoper] voert aan dat deze vennootschap geen vordering heeft ingesteld en dat [de koper] dus niet de juiste partij is.
3.4.
Het hof verwerpt dit verweer. Blijkens een cessie-akte heeft Beheer haar vorderingen op [de verkoper] met betrekking tot de koopovereenkomst van de bestelbus overgedragen aan [de koper] . [de verkoper] heeft op de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat van de cessie geen mededeling is gedaan, maar dat klopt niet omdat de akte van cessie bij dagvaarding in hoger beroep aan haar is betekend.
wederzijdse dwaling
3.5.
Het hof heeft bij het verstekarrest geoordeeld dat de koopovereenkomst van oktober 2020 tot stand is gekomen onder invloed van wederzijdse dwaling. [de verkoper] betwist dat sprake is van wederzijdse dwaling. Hij stelt dat op het moment van de koop objectief vaststond dat de bestelbus “
een eerlijke auto” was en dat wijziging van de status naar “
gestolen” een uitsluitend toekomstige omstandigheid is, omdat de vervallenverklaring van het kenteken door de RDW niet terugwerkt tot het moment van de koopovereenkomst.
3.6.
Dit verweer gaat niet op. Zoals het hof in het verstekarrest heef overwogen gingen beide partijen er bij de verkoop vanuit dat de bestelauto voorzien was van correcte kentekenpapieren en dat deze dus niet gestolen was. De bestelauto was immers kort daarvoor voor importcontrole bij de RDW geweest. Die veronderstelling is niet juist gebleken, omdat uit (later) onderzoek door de RDW naar voren is gekomen dat de auto gestolen was, waarna het kenteken vervallen is verklaard. Ook ten tijde van de koop ging het om een gestolen auto, alleen partijen wisten dat toen niet. Dat de diefstal pas later aan het licht is gekomen maakt het geen toekomstige omstandigheid.
3.7.
[de verkoper] voert bij verzetdagvaarding ook nog aan dat de bestelauto door [de koper] of Beheer is omgekat en dat [de koper] geen verzet heeft aangetekend tegen de vervallenverklaring van het kenteken. Daarnaast had [de koper] volgens [de verkoper] de auto op grond van 3:86 BW moeten revindiceren onder de verzekeraar waaraan de auto vermoedelijk is afgegeven. Ook stelt zij dat [de koper] weinig informatie geeft over de procedure rond de vervallenverklaring en over de bestelauto en dat zijzelf nooit is aangesproken door de RDW of het Openbaar Ministerie.
3.8.
Het is niet duidelijk welke consequenties [de verkoper] aan deze stellingen wil verbinden. Voor zover zij hiermee bedoelt zich erop te beroepen dat de dwaling voor rekening van [de koper] moet blijven gaat het hof hier niet in mee. [de koper] heeft aangetoond dat hij heeft geprobeerd informatie te verkrijgen en dat hij daarmee niet is verder gekomen. Verder heeft [de verkoper] niet toegelicht dat en op welke grond [de koper] succesvol bezwaar had kunnen maken tegen de vervallenverklaring of de auto zou kunnen revindiceren. Het hof verwijst naar r.o. 3.16. van het verstekarrest en oordeelt dat de dwaling niet voor rekening van [de koper] behoort te blijven.
andere verweren niet tijdig gedaan
3.9.
[de verkoper] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [de koper] er bij teruggave van de koopsom financieel gunstiger uitkomt dan wanneer de koopovereenkomst nooit gesloten was. Dit verweer is te laat aangevoerd. [de koper] , die daartegen ook bezwaar maakt, heeft zich hiertegen niet kunnen verdedigen en er is geen processueel debat gevoerd over de consequenties van dit verweer. Daarom is het in strijd met de goede procesorde om dit verweer alsnog toe te laten.
de conclusie
3.10.
Het verzet is ongegrond. Omdat [de verkoper] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in de verzetprocedure in hoger beroep veroordelen. Het hof begroot die kosten op nihil, omdat in de proceskostenveroordeling in het verstekarrest (abusievelijk) twee procespunten zijn toegekend.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verklaart het verzet ongegrond;
4.2.
veroordeelt [de verkoper] tot betaling van de proceskosten van [de koper] in de verzetprocedure in hoger beroep, begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, A.A. van Rossum en D.W.J.M. Kemperink, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.