Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie na enquête, met producties 11 en 12
- de antwoordmemorie na enquête
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een bedrijfspand. [geïntimeerde] huurde het pand van [appellant] voor een periode van twee jaar, maar heeft vanaf 1 december 2022 geen huur meer betaald. In een eerder arrest van 26 maart 2024 heeft het hof geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd per 1 december 2022. [appellant] vorderde vervolgens een vergoeding voor onrechtmatig gebruik van het pand, omdat [geïntimeerde] de sleutels niet had ingeleverd. Het hof heeft [appellant] toegelaten tot bewijslevering over de sleutels.
Tijdens de bewijslevering heeft [appellant] drie getuigen gehoord, waaronder zichzelf en [geïntimeerde]. Het hof oordeelde dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd dat [geïntimeerde] op 5 december 2022 met de sleutels was weggereden en deze niet in de brievenbus had gedeponeerd. Echter, het hof concludeerde wel dat [geïntimeerde] [appellant] niet had geïnformeerd over de sleuteloverdracht, wat leidde tot de conclusie dat [geïntimeerde] het pand onrechtmatig onder zich had gehouden.
Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] aan [appellant] een gebruiksvergoeding verschuldigd was over de periode van 1 december 2022 tot en met 7 juni 2023, en dat deze vergoeding gebaseerd zou zijn op de huurprijs exclusief btw. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en bepaalde dat [geïntimeerde] de gebruiksvergoeding moest betalen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Beide partijen werden in de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen.