ECLI:NL:GHARL:2024:6389

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
200.336.505
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv in pachtzaak met gedeeltelijke toewijzing van vorderingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep dat door de appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de pachtkamer van de rechtbank Noord-Holland. De appellanten, die als verpachters optreden, hebben een incident ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om inzage te krijgen in bepaalde documenten die betrekking hebben op de pachtovereenkomst met Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2]. De kern van het geschil betreft de vraag of er een pachtovereenkomst bestaat en of Bloembollenbedrijf tekortschiet in de nakoming daarvan. De pachtkamer had eerder een beschikking gegeven waarin Bloembollenbedrijf werd veroordeeld om bepaalde stukken te verstrekken. In de huidige uitspraak heeft het hof geoordeeld dat Bloembollenbedrijf verplicht is om afschriften van de teeltcontracten en facturen voor de teelten van 2023 en 2024 aan de appellanten te verstrekken. De vordering van de appellanten om inzage in documenten van de jaren 2016-2019 en 2021 is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze documenten bij [geïntimeerde2] aanwezig zijn. Het hof heeft ook bepaald dat de appellanten rechtmatig belang hebben bij de gevorderde documenten voor de jaren 2023 en 2024, en heeft een dwangsom van € 500,- per dag opgelegd voor het geval Bloembollenbedrijf niet aan de veroordeling voldoet. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.336.505
zaaknummer rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, 10405174
arrest van de pachtkamer van 15 oktober 2024in de zaak van

1.[appellant1]

die woont in [woonplaats1]

2. [appellant2]

die woont in [woonplaats1]

3. [appellante3]

die woont in [woonplaats2]

4. [appellante4]

die woont in [woonplaats3]

5. [appellant5]

in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [de erflater]
die woont in [woonplaats4]
die hoger beroep hebben ingesteld en optreden als eisers in het incident
en bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie en eisers in reconventie
hierna: [appellanten]
advocaat: mr. W.M. Bijloo
tegen

1.Bloembollenbedrijf [geïntimeerde1] B.V.

die is gevestigd in [vestigingsplaats]
2. [geïntimeerde2]
die woont in [woonplaats4]
die optreden als verweerders in het incident
en bij de rechtbank optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie
hierna: Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2]
advocaat: mr. E.H.M. Harbers

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de pachtkamer in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 1 november 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • het herstelexploot
  • de memorie van grieven tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv
  • de antwoordconclusie in incident ex artikel 843a Rv
  • de memorie van antwoord.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen partijen bestaat onder meer een geschil over de vraag of tussen [appellanten] , als verpachters, en Bloembollenbedrijf c.q. [geïntimeerde2] , als pachter, een pachtovereenkomst bestaat. Voor zover sprake is van een pachtovereenkomst, is in geschil of Bloembollenbedrijf c.q. [geïntimeerde2] tekortschiet in de nakoming daarvan. [appellanten] stellen onder meer dat sprake is van een tekortkoming omdat Bloembollenbedrijf c.q. [geïntimeerde2] volgens hen niet meer voor eigen rekening en risico teelt.
2.2.
De pachtkamer heeft in een beschikking van 30 januari 2023 op verzoek van [appellanten] Bloembollenbedrijf veroordeeld om op grond van artikel 843a Rv aan [appellanten] op straffe van een dwangsom een aantal stukken te verstrekken. Vervolgens heeft Bloembollenbedrijf aan [appellanten] ten aanzien van de periode 2016-2022 meerdere teeltcontracten met derden, gecombineerde opgaves en jaarrekeningen verstrekt.
2.3.
In het vonnis waarvan beroep heeft de pachtkamer in conventie schriftelijk een reguliere pachtovereenkomst voor onbepaalde tijd vastgelegd tussen Bloembollenbedrijf en [appellanten] De in reconventie door [appellanten] gevorderde verklaringen voor recht dat geen pachtovereenkomst bestaat en dat Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] niet hebben voldaan aan de veroordeling uit de beschikking van 30 januari 2023 en zij dwangsommen hebben verbeurd, heeft de pachtkamer afgewezen. Ook de in reconventie gevorderde ontbinding van de pachtovereenkomst en ontruiming van de percelen heeft de pachtkamer afgewezen.
2.4.
[appellanten] hebben in dit incident ex artikel 843a Rv gevorderd dat Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] worden veroordeeld om alle facturen die betrekking hebben op de teelt van bepaalde gewassen uit de jaren 2016-2019 en 2022 aan hen ter hand te stellen. Daarnaast hebben [appellanten] afschriften van de contracten en facturen die betrekking hebben op de teelt van 2023 en 2024 gevorderd. Dit alles op straffe van een dwangsom.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal Bloembollenbedrijf in het incident veroordelen om aan [appellanten] afschriften te verstrekken van, kort gezegd, de teeltcontracten en facturen ter afrekening daarvan tussen Bloembollenbedrijf en de telers die betrekking hebben op de teelt van 2023 en 2024 op het gepachte, op straffe van een dwangsom. Voor het overige zal de incidentele vordering worden afgewezen. Verder zal het hof in de hoofdzaak op grond van artikel 22 Rv Bloembollenbedrijf bevelen om met betrekking tot de teelten in de jaren 2016-2019 en 2021 op de gepachte percelen ten aanzien waarvan eerder door haar geen teeltcontracten zijn verstrekt kopieën van de facturen ter afrekening van de overeengekomen teelten tussen Bloembollenbedrijf en de telers waarover zij beschikt over te leggen, met afschrift aan [appellanten] Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
Incidentele vordering voldoende duidelijk
3.2.
Het hof zal geen conclusies verbinden aan de omstandigheid dat de incidentele vordering niet is vermeld in de afsluitende vordering (het petitum) van de memorie van grieven. Dit berust namelijk op een duidelijke vergissing van [appellanten] Anders dan Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] betogen, is de incidentele vordering aangekondigd in het opschrift van de memorie en duidelijk omschreven in het lichaam (randnummer 81) van de memorie van grieven. Het was daardoor voor Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] voldoende duidelijk waartegen zij zich hadden te verweren.
3.3.
[appellanten] hebben in dit incident gevorderd om Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] te veroordelen
“om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest in het incident aan Den Hollander Advocaten in Middelharnis ter hand te stellen alle facturen die betrekking hebben op:
2.33
hectare lelieteelt, 2.58 hectare krokusteelt, 2.42 hectare tulp, 3.07 hectare lelie,
3.58
hectare Japanse haver van teeltjaar 2016;
2.33
hectare Japanse haver, 2.58 hectare lelie, 2.43 hectare narcis, 3.07 hectare lelie,
3.59
hectare tulp van het teeltjaar 2017;
2.33
hectare tulp, 2.58 hectare lelie, 2.43 hectare krokus, 3.07 hectare Japanse haver,
3.59
hectare narcis van het teeltjaar 2018;
2.33.
hectare hyacint, 2.58 hectare Japanse haver, 2.43 hectare hyacint; 0.5 hectare
tulp, 3.59 hectare krokus in het teeltjaar 2019;
2.5
hectare uien, 2.2 hectare narcis, 1.88 hectare lelie, 1.19 hectare uien en 3.59
hectare narcis in het teeltjaar 2022,
alsmede de contracten en de facturen die betrekking hebben op de teelt van 2023 en
2024, alles op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag, met een maximum van
€ 50.000,--.”
Toetsingskader
3.4.
Artikel 843a Rv kent de mogelijkheid om van iemand anders inzage in documenten te vragen, of zelfs een kopie of uittreksel. Er kan echter niet willekeurig worden gevraagd naar gegevens die interessant zouden kunnen zijn. De wet stelt de volgende eisen:
- het moet gaan om gegevens over een rechtsverhouding waarbij de verzoeker partij is (1);
- hij moet een rechtmatig belang hebben bij inzage in/verstrekking van die gegevens (2);
- het moet gaan om specifieke gegevens die de verzoeker niet heeft, maar de ander wel (3).
De verzoeker heeft geen recht op deze gegevens als op een andere manier net zo goed bewijs kan worden geleverd (4) of als de ander een sterk argument heeft om te weigeren (5). Hierna zal worden nagegaan of aan de hiervoor weergegeven eisen is voldaan.
Vordering jegens [geïntimeerde2] niet toewijsbaar
3.5.
De incidentele vordering zal ten opzichte van [geïntimeerde2] worden afgewezen. Er is onvoldoende gebleken dat [geïntimeerde2] de gevraagde stukken tot zijn beschikking heeft. Zoals Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] hebben aangevoerd, hebben [appellanten] niet weersproken dat de gevorderde stukken deel uitmaken van de administratie van Bloembollenbedrijf. [appellanten] hebben niet toegelicht dat [geïntimeerde2] ook over bepaalde administratie zou beschikken.
Facturen uit 2016-2019 en 2021 niet toewijsbaar
3.6.
Wat betreft de gevorderde facturen over de jaren 2016-2019 en 2021 hebben [appellanten] aangevoerd dat in de door Bloembollenbedrijf naar aanleiding van de beschikking van 30 januari 2023 verstrekte stukken contracten van de teelt van bepaalde gewassen (waaronder lelies en tulpen) ontbreken. Volgens [appellanten] kunnen deze facturen bij afwezigheid van teeltcontracten inzicht bieden voor wiens rekening en risico is geteeld. Het hof zal de incidentele vordering afwijzen ten aanzien van de facturen voor teelten in de jaren 2016-2019 en 2021 waarvoor geen teeltcontracten zijn overgelegd. [appellanten] hebben namelijk geen belang bij deze incidentele vordering. Zoals hierna zal worden overwogen, zal het hof Bloembollenbedrijf in de hoofdzaak op grond van artikel 22 Rv bevelen om een afschrift van die facturen te overleggen.
3.7.
Het hof zal de incidentele vordering ook afwijzen voor zover deze ziet op de facturen met betrekking tot de teeltcontracten voor de jaren 2016-2019 en 2021 waarvoor wel teeltcontracten zijn overgelegd. In de memorie van grieven van [appellanten] wordt op deze facturen niet ingegaan, maar alleen op de facturen voor de teelten waarvoor geen teeltcontact is overgelegd. Hoe deze facturen met betrekking tot teelten waarvoor wel teeltcontracten zijn aangegaan nog bij kunnen dragen aan de onderbouwing van de stellingen van [appellanten] dat Bloembollenbedrijf niet voor eigen rekening en risico heeft geteeld, is niet uitgelegd.
3.8.
Nu de incidentele vordering ten aanzien van de gevorderde facturen over de jaren 2016-2019 en 2021 op grond van artikel 843a Rv om deze redenen niet wordt toegewezen, hebben Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] geen belang meer bij beoordeling van hun betoog dat het gezag van gewijsde van de beschikking van 30 januari 2023 en de goede procesorde in de weg staan aan de toewijzing daarvan.
Contracten en facturen uit 2023 en 2024 toewijsbaar
3.9.
Het hof is van oordeel dat [appellanten] een rechtmatig belang hebben bij de gevorderde teeltcontracten die betrekking hebben op de teelt van 2023 en 2024 op het beweerdelijk gepachte. Er is voldoende gebleken dat deze contracten mogelijk steun kunnen geven aan hun betoog dat Bloembollenbedrijf c.q. [geïntimeerde2] tekort is geschoten in de nakoming van de (gestelde) pachtovereenkomst door niet meer voor eigen rekening en risico te telen. Uit de door Bloembollenbedrijf over eerdere jaren verstrekte teeltcontracten volgt namelijk dat daarin informatie is opgenomen over wie het teeltrisico draagt. Het hof begrijpt de vordering van [appellanten] zo dat de
teeltcontracten met telers gevorderd worden. Het hof leidt dit af uit het verzoekschrift dat aanleiding was voor de beschikking van 30 januari 2023 en uit de memorie van grieven, randnummer 80.
3.10.
Het hof is ook van oordeel dat [appellanten] een rechtmatig belang hebben bij de facturen ter afrekening van de overeengekomen teelten tussen Bloembollenbedrijf en de telers met betrekking tot de teeltcontracten voor de teelten in 2023 en 2024 op de gepachte percelen. Het hof is met [appellanten] van mening dat deze facturen tussen Bloembollenbedrijf en de telers eraan kunnen bijdragen aan te tonen of en in hoeverre Bloembollenbedrijf voor eigen rekening en risico geteeld heeft en daarmee of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Uit deze facturen kan namelijk blijken hoe voor deze teelten is afgerekend.
3.11.
Daarnaast hebben [appellanten] voldoende concreet aangegeven in welke stukken zij inzage willen. Verder is voldaan aan de voorwaarde dat de incidentele vordering betrekking moet hebben op stukken die zien op een rechtsbetrekking waarbij degene die inzage vraagt partij is. Tussen partijen bestaat een rechtsbetrekking, in die zin dat [appellanten] (mede)eigenaar van de percelen tuinbouwgrond zijn die bij Bloembollenbedrijf c.q. [geïntimeerde2] in gebruik zijn. In de hoofdzaak zal aan de orde komen of die juridische relatie moet worden gezien als pachtovereenkomst dan wel anderszins moet worden geduid. [appellanten] hebben voldoende onderbouwd dat de contracten waarin inzage wordt gevorderd relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil in de hoofdzaak. Anders dan Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] hebben aangevoerd, is voor toewijzing van de incidentele vordering niet vereist dat [appellanten] zelf partij zijn bij de gevorderde contracten.
Geen (gewichtige) reden om inzage te weigeren
3.12.
Verder kan een incidentele vordering tot inzage in bepaalde gegevens worden afgewezen vanwege zwaarwichtige redenen of omdat kan worden aangenomen dat de eiser ook zonder de gevorderde gegevens kan rekenen op een juiste toepassing van het recht (artikel 843a lid 4 Rv). Anders dan Bloembollenbedrijf en [geïntimeerde2] hebben aangevoerd, is van een situatie als bedoeld in dat artikellid geen sprake. De enkele door hen aangevoerde omstandigheid dat [appellanten] ook zonder de in dit incident gevorderde gegevens de stellingen in hun memorie van grieven hebben kunnen onderbouwen is in dit kader onvoldoende.
Artikel 22 Rv
3.13.
De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen (artikel 22 lid 1 Rv). Het hof zal Bloembollenbedrijf bevelen om met betrekking tot de teelten in de jaren 2016-2019 en 2021 op de gepachte percelen ten aanzien waarvan eerder door haar geen teeltcontracten zijn verstrekt kopieën van de facturen ter afrekening van de overeengekomen teelten tussen Bloembollenbedrijf en de telers waarover zij beschikt over te leggen, met afschrift aan [appellanten] Het hof acht deze stukken nodig voor een correcte vaststelling van de feiten. Voor de beslechting van het geschil tussen partijen is van belang hoe voor de teelten tussen Bloembollenbedrijf en de telers is afgerekend. Dat kan blijken uit de over te leggen facturen.
Conclusie
3.14.
Het hof zal Bloembollenbedrijf in het incident veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van dit arrest aan [appellanten] afschriften te verstrekken van de teeltcontracten en de facturen die betrekking hebben op de teelt van 2023 en 2024. [appellanten] hebben gevorderd om aan die veroordeling een dwangsom te verbinden van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-. Bloembollenbedrijf heeft daartegen geen bezwaren aangevoerd. Het hof zal de gevorderde dwangsom dan ook toewijzen.
3.15.
De beslissing over de kosten van het incident zal het hof aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.16.
In de hoofdzaak zal het hof Bloembollenbedrijf bevelen om met betrekking tot de teelten in de jaren 2016-2019 en 2021 op de gepachte percelen waarvoor eerder door haar geen teeltcontracten zijn verstrekt kopieën van de facturen ter afrekening van de overeengekomen teelten tussen Bloembollenbedrijf en de telers waarover zij beschikt over te leggen, met afschrift aan [appellanten] Het hof ziet geen aanleiding om aan dit bevel een dwangsom te verbinden. Het hof merkt daarover nog wel op dat indien aan dit bevel géén gehoor wordt gegeven de rechter moet beslissen ‘of de weigering gerechtvaardigd is, bij gebreke waarvan hij daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hij geraden acht’. Verder zal het hof bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
veroordeelt Bloembollenbedrijf om binnen 14 dagen na de betekening van dit arrest aan [appellanten] te verstrekken:
- afschriften van de teeltcontracten die betrekking hebben op de teelt van 2023 en 2024 op de gepachte percelen;
- de facturen ter afrekening tussen Bloembollenbedrijf en de telers met betrekking tot de teeltcontracten voor de teelt van 2023 en 2024 op de gepachte percelen;
4.2.
veroordeelt Bloembollenbedrijf voor elke dag dat zij in gebreke blijft met de (volledige) nakoming van de veroordeling onder 4.1 tot betaling aan [appellanten] van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-;
4.3.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak in hoger beroep
4.5.
beveelt Bloembollenbedrijf om met betrekking tot de teelten in de jaren 2016-2019 en 2021 op de gepachte percelen ten aanzien waarvan eerder door haar geen teeltcontracten zijn verstrekt kopieën van de facturen ter afrekening van de overeengekomen teelten tussen Bloembollenbedrijf en de telers waarover zij beschikt over te leggen, met afschrift aan [appellanten] , een en ander als hiervoor genoemd in overweging 3.3;
4.6.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.7.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, H.L. Wattel en W.F. Boele en de deskundige leden ing. P. Kerkstra en ir. J.H. Jurrius en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.