Uitspraak
in eerste aanleg: verzoekster,
in eerste aanleg: verweerster,
1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties.
2.Kern van het geschil en de beslissingen van de kantonrechter en het hof
3.De feiten
emoticon]
“We hebben je WhatsApp op 7 september in goede orde ontvangen en bevestigen hierbij formeel je ontslagname. Je hebt zelf al via Linkedin jouw vertrek voor onze relaties aangekondigd. Rekening houdend met de wettelijke opzegtermijn, eindigt je dienstverband daarmee bij ons op 31 oktober 2023. (….)
4.De beoordeling in hoger beroep
“I think the best way for me is to quit DPG”duiden daar niet zonder meer op maar de woorden uit de volgende zin wel:
“I will surely take some weeks to leave everything organize for the next person. (…) Thanks for everything you have done for me, I am truly grateful (…)”Deze maken duidelijk dat op dat moment [verzoekster] een beslissing heeft genomen om uit dienst te gaan. [de directeur] reageert diezelfde dag per whatsapp geschrokken en wil erover praten omdat hij het
“Very sudden…”vindt en de volgende dag schrijft hij dat hij er eigenlijk snel een gesprek wil hebben maar 10 dagen naar het buitenland gaat. In reactie daarop schrijft [verzoekster] :
“If you are worried about leaving too soon, I won’t do that.”, waaruit het hof afleidt dat [verzoekster] de volgende dag bij haar beslissing de arbeidsovereenkomst te beëindigen blijft.
“Hmm… the only way we can move is to an exit because I don’t see that this is going to be good for both parties to continue.”[verzoekster] protesteert hier niet tegen. Vervolgens wordt uitgebreid gesproken over de in acht te nemen opzegtermijn en de op te stellen VSO waarvan door [naam1] wordt uitgelegd dat die ertoe dient om de WW-rechten van [verzoekster] te waarborgen. Daarna gaat de discussie verder over het overdragen van zaaksgegevens door [verzoekster] aan DPG, het voorzien in haar opvolger en de vraag of alle reisdeclaraties van [verzoekster] zijn betaald. Voor het hof is duidelijk dat in dat gesprek partijen verregaand hebben gesproken over de beëindiging van het dienstverband waartoe [verzoekster] het initiatief heeft genomen. [verzoekster] heeft op geen moment in dat gesprek, maar evenmin door communicatie of gedragingen in de dagen nadien, laten blijken het daar niet mee eens te zijn.
“Dat DPG bereid is gebleken een vaststellingsovereenkomst aan te bieden in verband met het veilig stellen van de WW-rechten van [verzoekster] maakt het niet anders. Dat partijen na de opzegging in onderhandeling zijn gegaan over het sluiten van een vaststellingsovereenkomst neemt de eerdere wilsuiting niet weg, maar betekent slechts dat partijen nader willen overleggen om de gevolgen van een opzegging te regelen en eventueel andere afspraken daaromtrent te maken. De opzegging zelf is daarmee niet van de baan. Dat is pas aan de orde zodra partijen het eens zijn geworden over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en deze in de plaats treedt van de opzegging. Daarvan is in dit geval geen sprake.”