ECLI:NL:GHARL:2024:6220

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
200.322.616
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en nakoming vaststellingsovereenkomst tussen appellant en Stichting Reclassering Nederland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Stichting Reclassering Nederland. De appellant heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Reclassering, maar stelt dat deze niet is nagekomen. De Reclassering heeft op haar beurt ook hoger beroep ingesteld, omdat zij van mening is dat de appellant de overeenkomst niet heeft nagekomen. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerder vonnis op 19 oktober 2022 een deel van de vorderingen van de appellant toegewezen en de Reclassering veroordeeld tot betaling van een bedrag. De appellant vordert nu dat het hof de Reclassering zal veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en betaling van verschillende bedragen, terwijl de Reclassering vordert dat de appellant wordt veroordeeld tot betaling van een boete en terugbetaling van een bedrag. Het hof heeft besloten dat het de vorderingen van beide partijen in volle omvang zal beoordelen en heeft behoefte aan meer informatie over de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 3 december 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.322.616
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 532220)
arrest van 8 oktober 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. E. de Jongh,
tegen
Stichting Reclassering Nederland,
die is gevestigd in Utrecht,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: de Reclassering,
advocaat: mr. J. Stikkelbroeck.

1.Het vervolg van de procedure bij het hof

1.1.
In het arrest van 2 mei 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling bepaald op 26 mei 2023 voor één rechter van dit hof (de raadsheer-commissaris). Wat er na dat arrest is gebeurd, blijkt uit:
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling van 26 mei 2023
  • de opmerkingen van de Reclassering bij dat verslag (in de brief van haar advocaat van 30 juni 2024)
  • de opmerkingen van [appellant] bij dat verslag (in de brief van zijn advocaat van 4 juli 2024)
  • de memorie van grieven met producties
  • de memorie van antwoord met memorie van grieven in het hoger beroep van de Reclassering (het incidenteel hoger beroep)
  • de memorie van antwoord van [appellant] in het incidenteel hoger beroep met producties
  • de akte van de Reclassering van 13 februari 2024.
1.2.
Hierna heeft het hof beslist dat het hof uitspraak zal doen op de processtukken die [appellant] aan het hof heeft toegestuurd.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] heeft onder toezicht gestaan van de Reclassering. Tussen hen is een geschil ontstaan. Ter beëindiging van dat geschil hebben [appellant] en de Reclassering een vaststellingsovereenkomst met elkaar gesloten. [appellant] stelt dat de Reclassering de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, onder meer doordat de Reclassering het eindverslag en [appellant] commentaren daarop onjuist digitaal heeft opgeslagen. [appellant] heeft bij de rechtbank onder meer gevorderd dat de Reclassering wordt veroordeeld tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en tot betaling van enkele bedragen (waaronder boetebedragen) zoals in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen en van buitengerechtelijke kosten. De Reclassering stelt op haar beurt dat [appellant] de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, onder meer doordat [appellant] anders dan afgesproken contact heeft gezocht met de Reclassering en haar medewerkers, zich niet heeft gehouden aan zijn geheimhoudingsplicht en de procedure bij de rechtbank is begonnen. De Reclassering heeft bij de rechtbank onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat [appellant] heeft gehandeld in strijd met de vaststellingsovereenkomst en dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van enkele bedragen (waaronder boetebedragen op grond van de vaststellingsovereenkomst).
2.2.
De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft in het vonnis van 19 oktober 2022 de vorderingen van [appellant] voor een deel toegewezen en de Reclassering veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een laatste deel van een in de vaststellingsovereenkomst afgesproken bedrag en van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft in dat vonnis de vorderingen van de Reclassering afgewezen en beslist dat partijen de eigen kosten van de procedure dragen. [1]
2.3.
[appellant] is daartegen in hoger beroep gekomen. Hij wil dat het hof zijn vorderingen alsnog helemaal toewijst. De Reclassering is het daar niet mee eens. De Reclassering is ook tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gekomen. De Reclassering heeft daarbij haar vorderingen iets gewijzigd. De Reclassering wil dat het hof die gewijzigde vorderingen toewijst. [appellant] is het daar niet mee eens.
2.4.
Het hof zal hierna benoemen om welke vorderingen het in hoger beroep nog gaat (onder 4) en wat partijen op grond van de vaststellingsovereenkomst mochten verwachten over het digitaal opslaan van het eindverslag en over het contact zoeken met de Reclassering. Voordat het hof verder beslist, geeft het partijen eerst de mogelijkheid om meer informatie aan het hof te geven. Het hof legt hierna uit waarom (onder 4). Maar eerst zal het hof beschrijven van welke feiten het hof uitgaat (onder 3).

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de feiten zoals die zijn beschreven in het vonnis van de rechtbank van 19 oktober 2022 onder 2.1. tot en met 2.3. Daartegen hebben partijen geen bezwaren gericht. Het hof noemt die feiten hierna en voegt daaraan voor de volledigheid nog onderdelen toe van de vaststellingsovereenkomst.
3.2.
[appellant] heeft in de periode november 2018 tot en met december 2020 onder
toezicht gestaan van de Reclassering. Dit toezicht is moeizaam verlopen. [appellant] was
zeer ontevreden over de gang van zaken gedurende het toezicht en heeft dit herhaaldelijk bij
de Reclassering kenbaar gemaakt. Het geschil tussen [appellant] en de Reclassering is
vervolgens hoog opgelopen. Op 4 mei 2021 hebben [appellant] en de Reclassering een
vaststellingsovereenkomst met elkaar gesloten ter beëindiging van het geschil.
3.3.
In de vaststellingsovereenkomst is de aard en de omvang van het geschil tussen
partijen als volgt omschreven:
“(A) De rechtbank Den Haag heeft [appellant] op 22 november 2018 veroordeeld tot
een taakstraf en een (deels) voorwaardelijke) gevangenisstraf. Daarbij werd hem
onder meer de bijzondere voorwaarde opgelegd om een behandeling te
ondergaan bij De Waag. De Reclassering werd belast met het toezicht op naleving
van de aan [appellant] opgelegde voorwaarden.
(B) Op 6 januari 2020 bracht de Reclassering een advies (hierna: "het advies") uit
aan het Openbaar Ministerie Den Haag (hierna: "OM") tot voorwaardelijke
tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
(C) In het advies is onder meer opgenomen dat [appellant] de behandeling bij De
Waag heeft geweigerd. Ook in het eindverslag (hierna: het eindverslag) van 7
december 2020 van de Reclassering met betrekking tot het toezicht op Van der
Gaag staat dat hij zijn behandeling heeft geweigerd.
(D) Het OM is op de voet van voornoemd advies een procedure tot voorwaardelijke
tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gestart en heeft [appellant] op
grond van het advies doen aanhouden. [appellant] heeft zich daarop in rechte
eerst ten overstaan van de rechter-commissaris en later ten overstaan van de
rechtbank Den Haag tegen het advies verweerd. Bij de bespreking van voornoemd
advies ter zitting van de rechtbank is de Reclassering bij haar advies gebleven. De
rechter-commissaris en de rechtbank hebben de (voorwaardelijke)
tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf geweigerd.
(E) De Waag had reeds in oktober 2019, naar aanleiding van contact met de
Reclassering, de behandeling in justitieel kader gestaakt.
(F) Partijen laten hier in het midden of dit juist was. Zij stellen vast dat de
behandeling van [appellant] na beëindiging van de procedure tot
tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf weer is opgestart. Tevens stellen
partijen vast dat deze behandeling plaats diende te vinden binnen het justitieel
kader van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde.
(G) [appellant] heeft over de opstelling van het advies een klacht ingediend tegen
de Reclassering, waarin onder meer is opgenomen dat in het advies ten onrechte
is opgenomen dat [appellant] zijn behandeling heeft geweigerd. Ook klaagt Van
der Gaag over individuele medewerkers van de Reclassering, en stelt hij dat zij
opzettelijk fouten hebben gemaakt.
(H) Tussen partijen staat inmiddels vast dat [appellant] zijn behandeling niet heeft
geweigerd en dat zulks ten onrechte in voornoemd advies is opgenomen.
(I) De Reclassering is van mening dat geen sprake is geweest van opzet en dat Van
der Gaag geen schade heeft geleden door de onjuistheid in het rapport, of door
ander handelen c.q. nalaten van de Reclassering.
(J) Tussen partijen is ook onenigheid ontstaan over de inhoud van voornoemd
eindverslag (hierna: "het eindverslag") dat in het kader van het toezicht van de
Reclassering op [appellant] door de Reclassering is opgesteld. Aan Van der
Gaag werd door de Reclassering kenbaar gemaakt dat dit eindverslag aan het OM
werd toegestuurd. Tegen de inhoud van dit eindverslag zijn door en namens Van
der Gaag bezwaren kenbaar gemaakt aan de Reclassering en is om aanpassing
van het eindverslag verzocht.
(K) Tussen partijen staat inmiddels vast dat het eindverslag niet aan het OM werd
verstuurd en dat [appellant] hierover onjuist werd voorgelicht. Weliswaar is
een eindverslag de afronding van een toezicht dat in opdracht van het OM wordt
uitgevoerd, maar wordt een eindverslag van een toezicht dat van rechtswege
eindigt niet aan de opdrachtgever verzonden. Het eindverslag zal dus ook niet aan
het OM worden toegestuurd.
(L) Inmiddels is de klacht van [appellant] tijdens de mondelinge behandeling van
22 januari 2021 van de klachtencommissie Reclassering besproken. [appellant]
is bijgestaan door zijn [voormalig] advocaat, [de voormalig advocaat] . De Reclassering heeft verweer
gevoerd, bijgestaan door haar [voormalig advocaat].
(M) Vervolgens zijn partijen met elkaar in overleg getreden teneinde te bezien of
datgene wat hiervoor onder A tot en met K is omschreven en hen verdeeld houdt
(in het navolgende aan te duiden als: "het geschil") zich alsnog in der minne laat
regelen.
(N) Bedoeld overleg heeft ertoe geleid dat partijen bereid zijn het geschil minnelijk te
regelen op de voorwaarden en condities als opgenomen in deze overeenkomst,
voor wat betreft de Reclassering zonder daarmee enige aansprakelijkheid jegens
[appellant] te erkennen. Deze overeenkomst geldt als
vaststellingsovereenkomst (hierna: "vso") in de zin van artikel 7:900 BW.
3.4.
In de vaststellingsovereenkomst zijn de volgende afspraken vastgelegd:

KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
1.1
[appellant] ziet af van het instellen van een civiele procedure tegen de Reclassering
met betrekking tot het geschil.
1.2
[appellant] neemt inzake het geschil en al hetgeen daarmee verband houdt geen
contact meer op met de Reclassering en haar medewerkers.
1.3
Het eindverslag wordt niet aan het OM verstuurd. Het commentaar van [appellant]
direct na ontvangst van het eindverslag van 18 januari 2021, alsmede het door zijn
raadsvrouw geleverde commentaar op het eindverslag, wordt in het dossier bij het
eindverslag gevoegd. Het eindverslag en het commentaar wordt door de Reclassering in
één digitaal document binnen 14 dagen in het cliëntportaal van de Reclassering geplaatst.
1.4
Ter beëindiging van het geschil trekt [appellant] zijn klacht tegen de Reclassering en
haar medewerkers in. Ter bevestiging daarvan zal [appellant] de brief, die als bijlage
(1) aan deze vso is gehecht van een datum en handtekening voorzien, welke bijlage de
raadsvrouwe van [appellant] binnen zeven dagen na ondertekening van deze vso per
e-mailbericht aan de klachtencommissie stuurt. De raadsvrouwe stuurt de Reclassering
'kopie conform' een afschrift van haar e-mailbericht aan de klachtencommissie.
1.5
De Reclassering zendt binnen 14 dagen nadat zowel deze vaststellingsovereenkomst door
beide partijen, alsook de brief die als bijlage 1 aan deze vso is gehecht door [appellant]
zal zijn verstuurd aan de klachtencommissie, aan [appellant] een schriftelijke
erkenning van onder meer het feit dat in het advies was opgenomen dat [appellant]
zijn behandeling weigerde. De desbetreffende brief is als bijlage 2 aan deze vso gehecht
en zal namens de Reclassering van een datum en handtekening worden voorzien.
1.6
Binnen 14 dagen nadat zowel deze vaststellingsovereenkomst door beide partijen is
ondertekend, alsook Bijlage 1 door [appellant] aan de klachtencommissie met kopie
aan de Reclassering is verstuurd, betaalt de Reclassering aan [appellant] een bedrag
van € 35.000,-- op de bankrekening van [appellant] , […] onder vermelding van "schikking Reclassering".
1.7
De termijnen in artikelen 1.3 1.4, 1.5 en 1.6 zijn fataal. Bij niet nakoming door (een der)
partijen zal/zullen deze direct en zonder ingebrekestelling jegens de andere partij in
verzuim zijn.
1.8
Na voldoening aan vorenstaande verplichtingen zullen partijen over en weer niets meer
van elkaar te vorderen hebben en verlenen partijen elkaar reeds nu voor alsdan algehele
en finale kwijting met betrekking tot het geschil.
Geheimhoudinq
1.9
Partijen zullen met betrekking tot het bestaan van deze vso en de inhoud daarvan
geheimhouding in acht nemen en daaromtrent geen mededelingen doen aan derden
behoudens voor zover partijen verplicht zijn hierover tegen derden mededelingen te doen
op grond van de wet, een bindende uitspraak van een bevoegde rechterlijke of andere
instantie of overheidsorgaan. en behoudens het recht van de Reclassering om hierover te
communiceren met instanties bij de uitvoering van haar werkzaamheden in het geval dat
[appellant] opnieuw onder toezicht komt te staan.
1.1
Partijen zullen zich vanaf de datum van deze vso noch publicitair nog anderszins negatief
over elkaar uitlaten ter zake van gebeurtenissen die verband houden met het geschil. Dit
laat onverlet dat [appellant] de hiervoor in 1.6 bedoelde brief die als bijlage 2 aan deze
vso is gehecht desgewenst aan instanties kan tonen en voorts dat de Reclassering haar
werkzaamheden binnen de beperkingen van de alinea's 1.9 en 1.10 kan uitvoeren.
1.11
Indien één der partijen in strijd handelt met het onder 1.1, 1.2, 1.3, 1,5, 1.9 en 1.10
bepaalde in deze vso, verbeurt deze jegens de andere partij een direct opeisbare boete
van € 5.000,-- per overtreding, alsmede bij een voortdurende overtreding € 500,-- voor
iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht op nakoming.
Afstand recht vernietigen
1.12
Partijen doen hierbij uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk afstand van het recht deze
vaststellingsovereenkomst op welke grond dan ook (gedeeltelijk) te vernietigen of te
ontbinden of daarvan in rechte (gedeeltelijke) vernietiging of ontbinding te vorderen.
1.13
Op deze overeenkomst is (uitsluitend) Nederlands recht van toepassing. Enig geschil
voortvloeiend uit deze overeenkomst zal worden voorgelegd aan de rechtbank Midden-
Nederland.”

4.De redenen voor de beslissing

De vorderingen waarover het gaat in hoger beroep
4.1.
In hoger beroep liggen de vorderingen van partijen in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Het gaat in hoger beroep over de volgende vorderingen.
De vorderingen van [appellant]
4.2.
[appellant] vordert dat het hof de Reclassering zal veroordelen:
a. tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst in die zin dat:
• het eindverslag van 7 december 2020 niet opvraagbaar is zonder dat bij het eindverslag
(in één digitaal document) het commentaar van [appellant] van 25 december 2020 en de brief van [de voormalig advocaat] van 18 januari 2021 zichtbaar is;
• dit ook moet blijken uit het cliëntportaal van [appellant] ;
• het digitaal document de benaming "Integraal eindevaluatieverslag 09.212768-
17" heeft, althans een passende en de lading dekkende benaming heeft waarbij ook het parketnummer in de benaming moet staan;
• het digitaal document het type "inzien rapportage aan opdrachtgever" is;
• er geen eindverslag zonder het commentaar van [appellant] van 25 december 2020 en de brief van [de voormalig advocaat] van 18 januari 2021 in het systeem van de Reclassering staat.
b. tot betaling aan [appellant] van € 5.000,- wegens het niet nakomen van artikel 1.3 van de vaststellingsovereenkomst, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf 18 mei 2021;
c. tot betaling aan [appellant] van primair € 500,- voor iedere dag te rekenen vanaf 18 mei 2021 totdat de vaststellingsovereenkomst wel is nagekomen, althans subsidiair tot betaling aan [appellant] van € 32.000,-, zijnde € 500,- per dag te rekenen vanaf 18 mei 2021 tot 21 juli 2021;
d. tot betaling van € 5.000,- zijnde het restant van het in artikel 1.6 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 18 mei 2021;
e. tot betaling van € 1.445,95, zijnde de buitengerechtelijke kosten op grond van Wet
normering buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende Besluit, althans
een in goede justitie door de rechtbank vast te stellen bedrag;
f. tot betaling van proceskosten en nakosten.
De vorderingen van de Reclassering
4.3.
De Reclassering heeft in hoger beroep haar vorderingen gewijzigd. Omdat [appellant] zich daartegen niet heeft verzet, zal het hof bij zijn beslissing uitgaan van de vorderingen zoals die zijn na de wijziging.
4.4.
De Reclassering vordert dat het hof (en daarbij volgt het hof de nummering van de Reclassering):
II. voor recht zal verklaren dat [appellant] heeft gehandeld in strijd met de bepalingen
van de vaststellingsovereenkomst;
III. [appellant] zal veroordelen tot betaling van € 5.000,- boete voor iedere keer dat hij volgens het hof heeft gehandeld in strijd met artikel 1.1, 1.2, 1.9 en 1.10 van de vaststellingsovereenkomst;
IV. [appellant] zal veroordelen tot (terug)betaling aan de Reclassering van een bedrag van
€ 35.000,-, althans een door het hof te bepalen bedrag, al dan niet na gedeeltelijke vernietiging van de vaststellingsovereenkomst,
V. [appellant] zal veroordelen tot betaling van proceskosten.
Wat partijen op grond van de overeenkomst mochten verwachten
Uitleg van artikel 1.3 vaststellingsovereenkomst
4.5.
[appellant] stelt dat de Reclassering artikel 1.3 van de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, omdat zij het commentaar van [appellant] en de brief van zijn voormalig advocaat niet aan het dossier bij het eindverslag heeft gevoegd, maar deze commentaren in een nieuw dossier heeft gedaan en het oude dossier met het eindverslag zonder commentaren in het systeem heeft laten staan. De Reclassering meent dat zij precies heeft gedaan wat in artikel 1.3 staat door beide commentaren in het dossier van [appellant] bij het eindverslag te voegen en die documenten tezamen in één document in het dossier van [appellant] te plaatsen en in het cliëntportaal te tonen. Volgens haar volgt uit de overige afspraken en het handelen van partijen niet dat het de bedoeling van partijen was om het oude document te verwijderen.
4.6.
Om te kunnen beoordelen of de Reclassering artikel 1.3 is nagekomen, moet dat artikel worden uitgelegd. Bij de uitleg daarvan komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dat artikel mocht toekennen en op wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.7.
Het hof volgt [appellant] in zijn uitleg van artikel 1.3. [appellant] mocht op grond van dat artikel redelijkerwijs verwachten dat de Reclassering ervoor zou zorgen dat na 18 mei 2021 nog maar één versie van het eindverslag in het systeem van de Reclassering opvraagbaar zou zijn en in het cliëntportaal van [appellant] zichtbaar zou zijn, namelijk de versie van het eindverslag met daarbij gevoegd de commentaren van hemzelf en zijn voormalig advocaat samen in één document. Het hof komt daartoe op grond van het volgende.
Uit de tekst van artikel 1.3 (en dan met name de woorden “
het commentaar van [appellant] (…) alsmede het door zijn raadsvrouw geleverde commentaar (…) wordt in het dossier bij het eindverslag gevoegd”) volgt dat er één versie van het eindverslag zou ontstaan: één versie met daarbij gevoegd de commentaren. Uit die tekst volgt daarnaast dat die versie, als één document, binnen 14 dagen in het cliëntportaal van de Reclassering moest worden geplaatst. Bij dat commentaar gaat het om - daarover zijn partijen het eens - het commentaar van [appellant] van 25 december 2020 en de brief van zijn voormalig advocaat van 18 januari 2021. [appellant] heeft gesteld [2] dat de Reclassering uiterlijk 18 mei 2021 uitvoering moest geven aan artikel 1.3 en dat heeft de Reclassering niet betwist. Die uitleg over de uiterlijke datum van uitvoering sluit ook aan bij wat [appellant] , ook volgens de stellingen van de Reclassering en gelet op de achtergrond van de overeenkomst, redelijkerwijs van de afspraak mocht verwachten.
[appellant] heeft gesteld, kort gezegd, dat voor hem een van de belangrijkste doelen voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was dat niemand het eindverslag zou kunnen lezen zonder onmiddellijk en in datzelfde document, kennis te nemen van de commentaren op het eindverslag. [3] Het hof acht, gelet op de overige tekstinhoud van de vaststellingsovereenkomst, in het bijzonder overwegingen G tot en met J daarvan, aannemelijk dat partijen dit doel met artikel 1.3 voor ogen hadden. Dat vindt ook bevestiging in de stellingen van de Reclassering. De Reclassering heeft namelijk gewezen op de inhoud en strekking van artikel 1.3, die er volgens de Reclassering op waren gericht te voorkomen dat het eindverslag zonder commentaren bij derden terecht zou komen, omdat [appellant] er nadeel van zou kunnen ondervinden als anderen dan bepaalde medewerkers van de Reclassering dat document zouden zien. [4] In de mail van 5 mei 2021 van de voormalig advocaat van de Reclassering aan de voormalig advocaat van [appellant] staat: “
Bijgevoegde documenten gaan we plakken onder het integrale eindverslag en als 1 document in het clientportaal hangen. Laat mij weten als dit niet correct is.” Ook die mail en de reactie daarop in de mail van 11 mei 2021 van de voormalig advocaat van [appellant] aan de voormalig advocaat van de Reclassering bieden steun voor de uitleg die [appellant] aan artikel 1.3 geeft. Tegen die achtergrond is niet beslissend dat in de tekst van artikel 1.3 geen expliciete verplichting tot verwijdering van het eindverslag zonder commentaren staat.
4.8.
Voor haar stelling dat het verwijderen van het eindverslag zonder commentaren niet is afgesproken en dat dit ook niet uit de tekst van artikel 1.3 volgt, heeft de Reclassering nog de volgende omstandigheden aangevoerd:
  • Over de vaststellingsovereenkomst is onderhandeld door twee advocaten, waarbij de advocaat van [appellant] meer dan 20 jaar ervaring had en de advocaat van de Reclassering destijds net een half jaar en waarbij het op de weg van de advocaat van [appellant] had gelegen om desgewenst in de vaststellingsovereenkomst op te nemen dat het oorspronkelijke eindverslag verwijderd diende te worden;
  • Partijen hadden ook al expliciet afgesproken (in artikel 1.3) dat het eindverslag niet met anderen zou worden gedeeld en het eindverslag is ook niet met derden of andere instanties gedeeld;
  • Er is ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst nooit gesproken over het verwijderen van het oorspronkelijke eindverslag;
  • [appellant] ontving bij ondertekening van de vaststellingsovereenkomst ook nog een door de directeur van de Reclassering ondertekende brief die [appellant] zo nodig aan anderen kon tonen. Die brief gaat, kort gezegd, over de erkenning door de Reclassering dat een fout was gemaakt bij het advies.
De Reclassering heeft daarbij gesteld dat moeilijk valt in te zien welke andere vrees er nog kan bestaan dat andere instanties kennis zouden kunnen nemen van het oude eindverslag en/of hoe
dat tot enige benadeling of risico voor [appellant] zou kunnen leiden. Die omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel, omdat uit de uitleg van artikel 1.3 juist volgt dat partijen hebben bedoeld - of in ieder geval dat [appellant] daarvan uit mocht gaan - dat er geen tweede eindverslag zou ontstaan, maar dat er slechts één eindverslag mét commentaren in het systeem zou staan, om te waarborgen dat er ook niet onbedoeld een eindverslag zonder commentaar kan opduiken.
Nakoming van artikel 1.3 vaststellingsovereenkomst
4.9.
Tussen partijen bestaat discussie over de vraag hoe lang ook de versie zonder commentaren in het systeem heeft gestaan. Uit de eigen stellingen van de Reclassering volgt dat na 18 mei 2021 gedurende enige tijd in ieder geval twee versies van het eindverslag hebben bestaan in het systeem van de Reclassering: een versie van het eindverslag zonder de commentaren en een versie met die commentaren.
4.10.
In verband met onder meer de vordering van [appellant] onder a, bij het eerste, tweede en laatste bolletje, en onder b en c en het beroep van de Reclassering op matiging van een eventuele boete, heeft het hof behoefte aan meer informatie. Het hof wil weten per wanneer alleen nog de versie van het eindverslag mét de commentaren in (enig dossier binnen) het systeem van de Reclassering opvraagbaar was en in het cliëntportaal van [appellant] zichtbaar was. Het hof zal daarom de Reclassering bevelen (op grond van artikel 22 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) om haar stellingen op de volgende punten toe te lichten. De Reclassering moet toelichten, in chronologische volgorde en op een overzichtelijke manier:
welke handelingen de Reclassering wanneer in het systeem van de Reclassering en in het cliëntportaal heeft verricht met de bestanden of documenten met daarin het eindverslag met de commentaren en de bestanden of documenten met daarin het eindverslag zonder de commentaren, na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, en in het bijzonder ook op/rond 21 juli 2021 en in maart/april 2023; daarbij moet worden ingegaan op de vragen hoe en waar het eindverslag (met en zonder de commentaren) opgeslagen is geweest in de systemen van de Reclassering en het cliëntenportaal, wanneer het eindverslag zonder de commentaren niet meer opvraagbaar was en wanneer het eindverslag zonder de commentaren verwijderd was.
welke medewerkers (in de zin van: welke functie(s)) van de Reclassering en welke andere organisatie(s) welke versie van die bestanden of documenten wanneer kon(den) opvragen en wanneer welke versie van die bestanden of documenten voor [appellant] zichtbaar was in het cliëntportaal;
een en ander onderbouwd met documenten (zoals bijvoorbeeld een logbestand of auditbestand waaruit dat blijkt en/of een verklaring van een op dit gebied deskundige ICT-er).
Als de Reclassering die toelichting heeft gegeven, zal het hof [appellant] de mogelijkheid geven om op die toelichting te reageren.
4.11.
Naar aanleiding van de vordering van [appellant] onder a, bij het derde en vierde bolletje, merkt het hof op dat niet van belang is wat de benaming en het type zijn van de versie van het eindverslag met daarbij gevoegd de commentaren van [appellant] en zijn advocaat. Uit de vaststellingsovereenkomst en wat partijen daarover hebben gesteld volgt namelijk niet, althans onvoldoende, dat partijen iets hebben afgesproken over de benaming of het documenttype. [appellant] heeft in ieder geval onvoldoende gesteld voor de conclusie dat (hij redelijkerwijs mocht verwachten dat) op grond van de vaststellingsovereenkomst het digitaal document 1) de benaming "Integraal eindevaluatieverslag 09.21276817" moet hebben, althans een passende en de lading dekkende benaming waarbij ook het parketnummer in de benaming moet staan, en 2) van het type "inzien rapportage aan opdrachtgever" moet zijn.
Uitleg van artikel 1.2 vaststellingsovereenkomst
4.12.
De Reclassering stelt dat [appellant] artikel 1.2 van de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, omdat hij meermaals contact heeft opgenomen met haar medewerkers. [appellant] heeft dat betwist en voert aan dat zijn contacten met de Reclassering geen betrekking hadden op het geschil, zoals gedefinieerd in de vaststellingsovereenkomst. Om te kunnen beoordelen of artikel 1.2 is nagekomen, moet dat artikel worden uitgelegd. Bij de uitleg daarvan komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dat artikel mocht toekennen en op wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.13.
Het hof volgt de Reclassering in haar uitleg van artikel 1.2. De Reclassering mocht op grond van dat artikel redelijkerwijs verwachten en [appellant] heeft het ook zo moeten begrijpen dat [appellant] zelf geen contact meer mocht opnemen met de Reclassering en haar medewerkers (maar wel via bijvoorbeeld een advocaat) over kwesties die samenhangen met het geschil tussen partijen. Daarbij moet “het geschil” zo worden uitgelegd dat het niet alleen betrekking had op overweging A tot en met K van de vaststellingsovereenkomst, maar op al wat daarmee verband houdt (zoals de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst en de aanpassing van het systeem (met cliëntportaal) van de Reclassering in verband daarmee). Het hof komt daartoe op grond van het volgende.
Uit de tekst van artikel 1.2 (en dan met name de woorden “
neemt inzake het geschil en al hetgeen daarmee verband houdt geen contact meer op met de Reclassering en haar medewerkers.”) volgt dat [appellant] niet alleen over het geschil zelf geen contact mocht opnemen, maar ook over alles wat met het geschil verband houdt.
Zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn aangevoerd, en in het licht van het doel en de strekking van de vaststellingsovereenkomst voor de Reclassering en de tegenprestatie door de Reclassering (waaronder het betalen van € 35.000), heeft [appellant] onvoldoende feiten gesteld voor de conclusie dat de door hem bepleite uitleg, te weten dat de vaststellingsovereenkomst en de uitvoering daarvan niet onder het contactverbod van artikel 1.2 valt, aannemelijk is.
Wat betreft dat doel en die strekking heeft de Reclassering - niet bestreden door [appellant] - gewezen op, kort gezegd, de voorgeschiedenis van lastigvallen en intimidatie door [appellant] van medewerkers van de Reclassering. [appellant] heeft ook niet betwist dat een belangrijk doel van de vaststellingsovereenkomst voor de Reclassering was dat haar medewerkers niet meer werden benaderd door [appellant] . Hij heeft zijn verweer beperkt tot de omvang van dat verbod (het onderwerp waarover hij geen contact met de Reclassering mocht opnemen). Het hof acht daarom aannemelijk dat partijen dit doel met artikel 1.2 voor ogen hadden. Dat in de vaststellingsovereenkomst niet staat opgenomen dat [appellant] uitsluitend via een advocaat met de Reclassering contact mag opnemen, is weliswaar juist, maar leidt in het licht van wat hiervoor is overwogen niet tot een andere uitleg. Ook niet als daarbij wordt aangenomen, zoals [appellant] aanvoert, dat hij een advocaat per uur moet betalen.
Nakoming van artikel 1.2 vaststellingsovereenkomst
4.14.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [appellant] artikel 1.2 van de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, heeft de Reclassering concrete gevallen gesteld waarin [appellant] zelf contact heeft opgenomen met de Reclassering en haar medewerkers. In de laatste akte van de Reclassering (onder 19, 20 en 21) heeft de Reclassering enkele nieuwe gevallen gesteld, waarop [appellant] nog niet heeft kunnen reageren. Het hof geeft [appellant] de mogelijkheid daarop te reageren (in een antwoordakte).
De slotsom
4.15.
Gelet op wat hiervoor staat, beveelt het hof de Reclassering om in een akte de informatie te geven, zoals genoemd onder 4.10, en krijgt [appellant] de mogelijkheid om in een antwoordakte te reageren op de punten 19, 20 en 21 van de akte van de Reclassering, zoals genoemd onder 4.14. Daarna krijgt [appellant] de mogelijkheid te reageren op de nog te nemen akte van de Reclassering door het nemen van een antwoordakte daarop.
4.16.
Over de andere vorderingen van partijen zal het hof nog geen beslissing nemen. Het hof houdt verder iedere beslissing aan.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
verwijst de zaak naar de roldatum 3 december 2024:
  • voor het nemen van een akte door de Reclassering met de toelichting zoals genoemd onder 4.10 en
  • voor het nemen van een antwoordakte door [appellant] met de reactie zoals genoemd onder 4.14;
5.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.P. Oosterhoff, M.P.M. Hennekens en C.L. de Bel, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.

Voetnoten

2.Randnummer 55 Memorie van Grieven.
3.Randnummer 3 spreekaantekeningen namens [appellant] van 2 september 2022, pagina 8 Proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij het hof en randnummer 35 Memorie van Grieven.
4.Randnummer 48 Memorie van Antwoord.