– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover het betreft de beslissing omtrent de vergoeding van immateriële schade, proceskosten en het griffierecht,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 330,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 170,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 492,20,
– veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 492,20,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 24,50 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 68 in verband met het hoger beroep bij het Hof,
– gelast dat de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 24,5 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 68 in verband met het hoger beroep bij het Hof,