Uitspraak
[appellant]
[appellante]
[geïntimeerde]
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw die samen een woning huurden. De totale huurprijs bedroeg 900 Euro per maand, waarvan 730 Euro kale huur. Na een jaar gingen de partners uit elkaar, waarna de man als enige huurder in de woning bleef. Hij startte een procedure bij de huurcommissie over de aanvangshuur en kreeg gelijk; de huurcommissie oordeelde dat de kale huur maximaal 410 Euro had mogen bedragen. De verhuurder was het hier niet mee eens en startte een procedure bij de kantonrechter, die de man in het ongelijk stelde omdat hij de procedure niet samen met de vrouw had gevoerd. Hierdoor werd de uitspraak van de huurcommissie ongeldig en bleef de oorspronkelijke kale huur van 730 Euro van kracht.
De man ging in hoger beroep en riep de vrouw als partij in het geding. De wet staat echter geen hoger beroep toe na een procedure bij de huurcommissie. De man betoogde dat het appelverbod in dit geval doorbroken moest worden. Het hof gaf hem gelijk, verwijzend naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de vrouw niet had opgeroepen, wat in strijd was met het beginsel van hoor en wederhoor. Hierdoor was het hoger beroep ontvankelijk, en de procedure zal worden voortgezet met een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Het hof verwees de zaak naar de rol voor memorie van grieven, waarbij iedere verdere beslissing werd aangehouden. De uitspraak benadrukt het belang van het betrekken van alle partijen in een processueel ondeelbare rechtsverhouding en de noodzaak van een eerlijke procesgang.