In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, die een woning huurden van Stichting Mijande Wonen. In de huurwoning is een aanzienlijke hoeveelheid hennep aangetroffen, wat volgens de verhuurder in strijd is met de huurovereenkomst. Mijande heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen, wat door de kantonrechter is toegewezen. Appellanten zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij de vorderingen van Mijande willen afwijzen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De kern van de zaak draait om de vraag of de tekortkoming van appellanten in de nakoming van de huurovereenkomst, door het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep, voldoende ernstig is om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te rechtvaardigen. Appellanten stellen dat de hennep afkomstig was van vijf hennepplanten die zij in hun tuin hadden staan en dat Mijande hiervan op de hoogte was en dit gedoogde.
Het hof oordeelt dat de grieven van appellanten geen doel treffen. De hoeveelheid hennep die is aangetroffen is veel meer dan wettelijk is toegestaan en vormt een ernstige schending van de huurovereenkomst. De persoonlijke omstandigheden van appellanten, waaronder de impact op hun kinderen, worden weliswaar meegewogen, maar wegen niet op tegen het belang van Mijande om haar beleid tegen drugsgebruik in haar woningen te handhaven. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt appellanten tot betaling van de proceskosten.