Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
,die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren dan wel zullen toebehoren aan
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten en de procedure bij de voorzieningenrechter
- [naam1] geboden de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van 24 januari 2023 te schorsen, deze te staken en gestaakt te houden in afwachting van het verkoopproces tussen partijen welke zij in onderling overleg tot stand dienen te brengen;
- bepaald dat de executie van [naam1] onrechtmatig is en dat [naam1] alles wat zij aan dwangsommen heeft ontvangen dient terug te betalen aan [geïntimeerde] , althans dat betaalde dwangsommen in mindering zullen strekken op haar deel van de overwaarde bij verkoop aan een derde.
4.Het oordeel van het hof
“een termijn gegund zal worden tot 1 juli 2023 om de woning over te nemen. Op die wijze wordt voorkomen, anders dan bij toewijzing van de primaire vordering, dat voorbereidende werkzaamheden (makelaar, bezichtigen en onderhandelingen), ook al hebben deze niet geleid tot een overname voor 1 juli 2023 door de man, overbodig worden. Deze kunnen door partijen gezamenlijk vervolgd worden”. Daarmee heeft de voorzieningenrechter naar het oordeel van het hof aangegeven dat [geïntimeerde] , gezien de afspraak ter zitting, tot 1 juli 2023 de gelegenheid had de woning over te nemen, en dat het verkooptraject van de woning een traject is dat door partijen gezamenlijk bewandeld moet worden. De voorzieningenrechter heeft [geïntimeerde] geboden om, als hij niet voor 1 juli 2023 de overname van de woning had gerealiseerd, zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat hij na betekening van het vonnis weigert aan dit gebod te voldoen. Hieruit leidt het hof af dat de weigering van [geïntimeerde] om mee te werken aan de verkoop van de woning (na betekening van het vonnis van 24 januari 2023) vast moet staan, wil er sprake zijn van verbeurte van een dwangsom.
Uit de e-mail van de advocaat van [geïntimeerde] van 12 juli 2023 blijkt bovendien de verbazing van [geïntimeerde] over het feit dat de bewindvoerder hem beticht van het niet willen meewerken aan de verkoop. De e-mail luidt als volgt:
Dat geldt ook voor de e-mail van de advocaat van [geïntimeerde] van 25 juli 2023.
Ook kan uit het feit dat [geïntimeerde] het in 2022 niet nodig vond om de woning te laten taxeren, zoals door [naam1] is aangevoerd, niet worden afgeleid dat hij na 1 juli 2023 weigerde mee te werken aan de verkoop van de woning. Evenmin kan het gegeven dat [geïntimeerde] bij zijn wens bleef om de woning te kunnen overnemen, leiden tot de conclusie dat hij weigerde mee te werken aan de verkoop van de woning, omdat hij (zoals ook de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 23 januari 2023 al overwoog) tijdens het verkooptraject evengoed nog kon proberen de woning over te nemen.