Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens vordering in het incident
- de memorie van antwoord in het incident
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 10 januari 2024 is uitgesproken. De zaak betreft de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van [appellant] en [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2], die broers en zus zijn. [geïntimeerde1] heeft bij de rechtbank onder meer gevorderd dat de omvang van de vorderingen in de nalatenschap van hun moeder wordt vastgesteld en dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld door gelden aan de nalatenschap te onttrekken. De rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerde1] in conventie toegewezen en [appellant] veroordeeld tot schadevergoeding. [appellant] is het niet eens met dit vonnis en heeft hoger beroep ingesteld, alsook een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat het belang van [geïntimeerde1] bij de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van [appellant] bij schorsing. Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd waarom zijn belangen zwaarder wegen en dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging niet wordt toegewezen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.