ECLI:NL:GHARL:2024:5457

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
200.335.090
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van arbitrale vonnissen in civiele procedure tussen Flevotrade Onions B.V. en Hermus Hoeven V.O.F. en maatschappen MTS Schouwenaars en MTS Stoop-Berende

In deze zaak heeft Flevotrade Onions B.V. een vordering tot vernietiging ingesteld van drie arbitrale vonnissen die zijn gewezen in een geschil met Hermus Hoeven V.O.F. en de maatschappen MTS Schouwenaars en MTS Stoop-Berende. De arbitrale vonnissen betroffen geschillen over de nakoming van koopovereenkomsten voor de levering van plantuien. Flevotrade stelde dat de geleverde plantuien van onvoldoende kwaliteit waren, waardoor zij de koopovereenkomsten had ontbonden en niet meer tot betaling verplicht was. De betrokken partijen waren het niet eens over de kwaliteit van de geleverde goederen en de mogelijkheid van ontbinding.

De procedure in hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van het hof en een mondelinge behandeling op 8 juli 2024. Flevotrade heeft met één dagvaarding de vernietiging van de drie arbitrale vonnissen gevorderd, wat het hof ontvankelijk achtte. Het hof oordeelde dat de vorderingen tot vernietiging tijdig waren ingesteld en dat het hof bevoegd was om deze te beoordelen.

Flevotrade voerde aan dat de arbitrale vonnissen niet met redenen waren omkleed en dat het scheidsgerecht onterecht had geoordeeld over de ontbinding van de koopovereenkomsten. Het hof oordeelde echter dat de motivering van de arbitrale vonnissen voldoende was en dat de vernietigingsgronden niet van toepassing waren. De vorderingen tot vernietiging werden afgewezen, en Flevotrade werd veroordeeld in de proceskosten van Hermus c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.335.090
arrest in een procedure ex artikel 1064a Rv van 27 augustus 2024
in de zaak van
Flevotrade Onions B.V.
die is gevestigd in Dronten
die een vordering tot vernietiging van arbitrale vonnissen heeft ingesteld
en bij het scheidsgerecht optrad als verweerster in conventie, verzoekster in voorwaardelijke reconventie
hierna: Flevotrade
advocaat: mr. A.C. Teeuw
tegen

1.Hermus Hoeven V.O.F.

die is gevestigd in Hoeven, gemeente Halderberge

2. de maatschap MTS Schouwenaars

die is gevestigd in Langeweg, gemeente Moerdijk

3. de maatschap MTS Stoop-Berende

die is gevestigd in Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg
die bij het scheidsgerecht optraden als verzoeksters in conventie, verweersters in voorwaardelijke reconventie
hierna: gezamenlijk Hermus c.s. en ieder afzonderlijk Hermus, Schouwenaars en Stoop
advocaat: mr. Th.J.H.M. Linssen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 19 maart 2024 heeft op 8 juli 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Tussen Flevotrade, een handelaar in aardappelen, wortelen, knoflook en uien en Hermus, Schouwenaars en Stoop, telers van onder andere uien, zijn geschillen ontstaan over de nakoming van door Flevotrade in juli 2021 met Hermus, Schouwenaars en Stoop gesloten overeenkomsten. Het betreft verschillende koopovereenkomsten waarin Flevotrade met Hermus en met Schouwenaars en met Stoop heeft afgesproken dat aan haar tegen betaling een hoeveelheid plantuien wordt geleverd. De hoeveelheid gekochte plantuien en de prijs daarvan verschillen per koopovereenkomst (hierna genoemd: koopovereenkomst Hermus, koopovereenkomst Schouwenaars en koopovereenkomst Stoop of: de koopovereenkomsten).
2.2
De koopovereenkomsten hebben met elkaar gemeen dat daarop de Algemene Voorwaarden voor de in- en verkoop zaai- en plantuien 2019 (AVZ) van toepassing zijn en het daarbij behorende Keuringsreglement en Arbitragereglement.
2.3
Uit artikel 13 van de koopovereenkomsten in samenhang met artikel 1 van het Arbitragereglement volgt dat geschillen tussen partijen worden beslist via arbitrage. Het Instituut voor Agrarisch Recht (IAR) is het arbitrage-instituut dat aan de hand van het regelement de samenstelling van en de feitelijke gang van zaken bij het scheidsgerecht verzorgt. De aan te wijzen arbiters zijn afkomstig uit drie geledingen, te weten telers van zaai- en plantuien, handelaren in zaai- en plantuien en juristen.
In het Arbitragereglement is geregeld hoe een arbitrage wordt gestart (artikel 5), hoe een arbitragecommissie/scheidsgerecht wordt samengesteld en benoemd (onder meer artikel 3 en 10) en welke procedureregels gelden (onder meer artikel 7, 8 en 9).
Artikel 4 lid 1 draagt de arbiters op recht te spreken als goede personen naar billijkheid.
Het Arbitragereglement voorziet niet in hoger beroep.
2.4
Tussen Flevotrade enerzijds en Hermus, Schouwenaars respectievelijk Stoop anderzijds zijn in verband met de door Flevotrade gekochte plantuien problemen ontstaan. Daarbij stond de vraag centraal of Flevotrade gehouden was tot (integrale) betaling van de koopsommen voor de plantuien aan Hermus, Schouwenaars en Stoop. Volgens Flevotrade waren de geleverde plantuien voor een groot deel van te slechte kwaliteit om te gebruiken voor de voorgenomen export en heeft zij de plantuien (deels) tegen een veel lagere prijs moeten afzetten op een andere markt. Flevotrade is van mening dat zij daarom de koopovereenkomsten terecht heeft ontbonden en van haar betalingsverplichtingen is bevrijd. Hermus, Schouwenaars en Stoop hebben bestreden dat de plantuien niet aan (de kwaliteitseisen in) de koopovereenkomsten zouden voldoen. Daarnaast zijn zij van mening dat de door Flevotrade in augustus 2021 ingeroepen ontbinding niet (meer) mogelijk was omdat Flevotrade (een deel van) hun uien al had doorgeleverd voordat de kwaliteit daarvan kon worden vastgesteld.
Omdat partijen daarover van mening zijn blijven verschillen, zijn Hermus, Schouwenaars en Stoop (ieder) een arbitrageprocedure gestart.
2.5
Op 14 maart 2022 heeft Hermus bij het IAR een arbitrageaanvraag gedaan. Daarin heeft zij gevorderd dat Flevotrade wordt veroordeeld haar een bedrag van € 61.959,96, incl. btw, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten te betalen. Grondslag van deze vordering is de koopovereenkomst Hermus. Flevotrade heeft verweer gevoerd. Het door het IAR samengestelde scheidsgerecht heeft op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in deze arbitrage en Flevotrade veroordeeld om aan Hermus € 23.231,83, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten te betalen. Deze uitspraak van 14 juli 2023 zal verder vonnis Hermus worden genoemd.
2.6
Op 21 maart 2022 heeft Schouwenaars bij het IAR een arbitrageaanvraag gedaan. Daarin heeft zij gevorderd dat Flevotrade wordt veroordeeld haar een bedrag van
€ 45.479,16 incl. btw, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten te betalen. Grondslag van deze vordering is de koopovereenkomst Schouwenaars. Flevotrade heeft verweer gevoerd. Het door het IAR samengestelde scheidsgerecht heeft op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in deze arbitrage en Flevotrade veroordeeld om aan Schouwenaars
€ 11.138,74, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten, te betalen. Deze uitspraak van 14 juli 2023 zal verder vonnis Schouwenaars worden genoemd.
2.7
Op 15 maart 2022 heeft Stoop een arbitrageaanvraag gedaan. Daarin heeft zij gevorderd dat Flevotrade wordt veroordeeld haar een bedrag van € 36.544,41 incl. btw, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten te betalen. Grondslag van deze vordering is de koopovereenkomst Stoop. Flevotrade heeft verweer gevoerd. Het door het IAR samengestelde scheidsgerecht heeft op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in deze arbitrage en Flevotrade veroordeeld om aan Stoop € 34.292,30, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten, te betalen. Deze uitspraak van 14 juli 2023 zal verder vonnis Stoop worden genoemd.
2.8
Flevotrade heeft met één dagvaarding van 13 oktober 2023, met de titel

Dagvaarding vernietiging arbitraal vonnis” gevorderd dat het hof de arbitrale vonnissen van 14 juli 2023 gewezen in de procedure tussen Flevotrade enerzijds en Hermus, Stoop-Berende en respectievelijk Schouwenaars anderzijds vernietigt, met hoofdelijke veroordeling van Hermus c.s. in de kosten van de procedure bij dit hof.
2.9
Hermus, Schouwenaars en Stoop hebben tegen deze vordering tot vernietiging in één conclusie van antwoord verweer gevoerd en zich daarbij laten bijstaan door dezelfde advocaat.

3.Het oordeel van het hof

Ontvankelijkheid en bevoegdheid hof
3.1
Op grond van artikel 1064 Rv staat tegen een arbitraal eindvonnis het rechtsmiddel van vernietiging (of herroeping) open. De vordering tot vernietiging dient (bij dagvaarding) te worden ingesteld bij het gerechtshof binnen wiens gebied de arbitrage heeft plaatsgevonden. In dit geval heeft Flevotrade in één dagvaarding gevorderd dat dit hof de drie arbitrale vonnissen van 14 juli 2023 vernietigt.
De vraag die het hof (ook) ambtshalve moet beantwoorden, is of deze wijze van het instellen van een rechtsmiddel (één dagvaarding terwijl sprake is van drie arbitrale vonnissen tussen verschillende partijen) zich verdraagt met de bepalingen van artikel 1064a e.v. Rv. Met andere woorden: is Flevotrade ontvankelijk in haar vordering(en)?
3.2
Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Daarvoor geldt het volgende. In beginsel verzet de goede procesorde zich tegen het met één dagvaarding instellen van een rechtsmiddel tegen meerdere vonnissen die zijn gewezen tussen verschillende partijen. [1] Hier is dat anders.
Het hof begrijpt de namens Flevotrade uitgebrachte dagvaarding -uitgelegd in het licht van artikel 3:33 en 3:35 BW- allereerst zo dat daarmee wordt gevorderd dat zowel het vonnis Stoop, het vonnis Schouwenaars als het vonnis Hermus door het hof worden vernietigd. Dat leidt het hof met name af uit het petitum onder I van de dagvaarding waarin expliciet wordt verwezen naar de als bijlage 2, 3 en 4 bij die dagvaarding overgelegde arbitrale vonnissen waarvan vernietiging wordt gevraagd. Ook begrijpt het hof het petitum onder I, gelezen in samenhang met de bewoordingen in het lichaam van de dagvaarding (onder andere in 1.4.), dat van de drie arbitrale vonnissen vernietiging wordt gevorderd op dezelfde juridische grondslag, namelijk dat het scheidsgerecht ten onrechte het beroep op ontbinding van de koopovereenkomsten heeft gepasseerd.
Dat hebben, zo blijkt uit hun (gezamenlijke) conclusie van antwoord, Hermus, Schouwenaars en Stoop ook zo begrepen, want zij zijn alle drie verschenen in dit geding, zijn daarin bijgestaan door één advocaat en hebben volstaan met één processtuk (de conclusie van antwoord) namens deze drie partijen. Daarin wordt hetzelfde verweer tegen de vernietiging gevoerd, zonder dat daarbij tussen de drie partijen inhoudelijk onderscheid wordt gemaakt. Flevotrade en Hermus c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling die lijn doorgezet. Hermus c.s. hebben geen bezwaar aangevoerd tegen de wijze waarop zij door Flevotrade zijn gedagvaard. Verder is gesteld noch gebleken dat voor Hermus, Schouwenaars en Stoop daardoor nadeel is ontstaan of anderszins in hun belang of positie zijn geschaad.
3.3
Daar komt bij dat er sprake is van een nauwe (procedurele en inhoudelijke) samenhang tussen de drie vonnissen waarvan vernietiging wordt gevorderd: zo is onder meer de samenstelling van het scheidsgerecht in de drie zaken dezelfde, heeft de mondelinge behandeling in de arbitrage in de drie zaken op dezelfde dag (31 augustus 2023) plaatsgevonden, zijn de koopovereenkomsten waarvan in de arbitrage nakoming wordt gevorderd vrijwel hetzelfde (op koopprijs en hoeveelheid plantuien na) en zijn de toepasselijke algemene voorwaarden (AVZ) met daarbij behorend het Keuringsreglement en Arbitragereglement gelijkluidend. De vonnissen van het scheidsgerecht zijn bovendien van dezelfde datum (14 juli 2023) en hebben dezelfde inhoudelijke motivering waar het de discussie tussen partijen over de (on) mogelijkheid van ontbinding betreft.
3.4
Tegen die achtergrond verzet een goede procesorde zich er in dit geval niet tegen dat Flevotrade in één dagvaarding de vernietiging van de drie arbitrale vonnissen van 14 juli 2023 heeft gevorderd en acht het hof Flevotrade ontvankelijk in haar vorderingen tot vernietiging van het vonnis Hermus, het vonnis Schouwenaars en het vonnis Stoop.
Het hof zal -mede op verzoek van partijen- in deze drie zaken één arrest wijzen, onder het in de kop van dit arrest genoemde zaaknummer 200.335.090.
Wat het hof hierna overweegt, geldt voor de (drie) arbitrale vonnissen. Het hof zal hieronder spreken van “Hermus c.s.” en over “de arbitrale vonnissen” om de leesbaarheid van het arrest te vergroten.
3.5
De vorderingen tot vernietiging zijn, met inachtneming van hetgeen het hof in 3.2, 3.3 en 3.4 heeft overwogen, tijdig in de zin van artikel 1064a lid 2 Rv ingesteld zodat Flevotrade ook in die zin in haar vorderingen ontvankelijk is.
Nu de arbitrale vonnissen zijn gewezen te Wageningen, is de locatie Arnhem van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op grond van het bepaalde in artikel 1064a lid 1 Rv bevoegd de vorderingen tot vernietiging daarvan te beoordelen.
Grond(en) voor vernietiging
3.6
In de dagvaarding tot vernietiging heeft Flevotrade gesteld dat de arbitrale vonnissen moeten worden vernietigd op grond van het bepaalde in artikel 1065 lid 1 aanhef en sub b Rv (het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld) en op grond van het bepaalde in artikel 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv (de vonnissen zijn niet met reden omkleed).
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Flevotrade haar beroep op artikel 1065 lid 1 aanhef en sub b Rv ingetrokken, zodat het hof daarover niet hoeft te beslissen.
3.7
Flevotrade voert ter onderbouwing van haar beroep op 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv het volgende aan. In rechtsoverweging 4.2 van de arbitrale vonnissen (onderstaand citaat is afkomstig uit het vonnis Hermus) heeft het scheidsgerecht overwogen:
"4.2.
Uit de feiten blijkt dat FlevoTrade vóór 20 augustus 2021 394.423 kg uien
naar Polen heeft laten afvoeren. Door ontbinding van een overeenkomst
ontstaat voor de partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds
door hen ontvangen prestaties. FlevoTrade heeft het door de levering van
de uien aan derden onmogelijk gemaakt om de door Hermus geleverde uien
aan Hermus terug te leveren of Hermus in staat te stellen de afgekeurde
uien weer bij FlevoTrade op te halen. Dat laat geen andere conclusie toe
dan dat FlevoTrade de uien heeft geaccepteerd en dat er geen plaats meer
was voor ontbinding van de overeenkomst. Dat FlevoTrade Hermus in het
emailbericht van 20 augustus 2021 uur de gelegenheid heeft gegeven om
het resterende deel van 120.300 kg uien op te halen doet daar niet aan af
nu gesteld noch gebleken is dat FlevoTrade de overeenkomst voor dat deel
heeft ontbonden. FlevoTrade dient de uien daarom op de voet van de
overeenkomst aan Hermus te betalen."
Naar de mening van Flevotrade bevatten de arbitrale vonnissen geen enkel steekhoudend argument waarom zij de koopovereenkomsten niet rechtsgeldig zou hebben ontbonden. Doorlevering van de plantuien, als daar al sprake van zou zijn, staat immers niet aan de bevoegdheid tot ontbinding in de weg. Dat is in strijd met het door het scheidsgerecht toe te passen Nederlands recht, innerlijk tegenstrijdig en apert ondeugdelijk gemotiveerd. Datzelfde geldt voor het oordeel van het scheidsgerecht in het slot van zijn overweging 4.2 dat gesteld noch gebleken is dat Flevotrade de koopovereenkomst(en) gedeeltelijk heeft ontbonden, aldus nog steeds Flevotrade.
Nu uit vaste jurisprudentie blijkt dat het ontbreken van een motivering in de zin van artikel 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv op één lijn kan worden gesteld met het geval dat er weliswaar een motivering is gegeven, maar dat daarin enige steekhoudende verklaring voor die motivering niet is te onderkennen, moeten de arbitrale vonnissen volgens Flevotrade worden vernietigd.
3.8
Hermus c.s. heeft zich hiertegen verweerd en gewezen op het beperkte toetsingskader van het hof bij de toepassing van artikel 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv.
3.9
Bij de beoordeling staat voorop dat de rechter op grond van vaste rechtspraak de vernietigingsgronden van artikel 1065 Rv terughoudend dient toe te passen. Deze regel hangt ermee samen dat een vernietigingsprocedure niet mag worden gebruikt als een verkapt hoger beroep, en dat het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging meebrengt dat de burgerlijke rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. [2] De achterliggende gedachte is dat met de arbitrage de zaak in beginsel moet zijn afgerond, wil de keuze voor arbitrage voor de partijen het gewenste effect hebben van een redelijk snelle en goede oplossing van hun geschil of probleem.
3.1
Op grond van artikel 1065 lid 1, aanhef en sub d Rv kan vernietiging van een arbitraal vonnis plaatsvinden (onder meer) als het arbitrale vonnis niet met redenen is omkleed. Vernietiging van een arbitraal vonnis op deze grond vindt slechts plaats wanneer motivering ontbreekt, waarmee op een lijn moet worden gesteld het geval waarin weliswaar een motivering is gegeven, maar daarin enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing niet valt te onderkennen. [3]
Ook dit criterium moet door de rechter met terughoudendheid worden toegepast, in die zin dat hij slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. Uitsluitend indien een motivering ontbreekt, of indien een arbitraal vonnis zo gebrekkig is gemotiveerd dat het met een geheel ongemotiveerd vonnis op één lijn moet worden gesteld, mag de rechter dit vonnis vernietigen op de in artikel 1065 lid 1, aanhef en onder d vermelde grond dat het arbitraal vonnis niet met redenen is omkleed. [4]
3.11
Dat is hier niet het geval. Het scheidsgerecht heeft in de arbitrale vonnissen onder 4.2 uiteengezet waarom het tot de beslissing komt dat er voor Flevotrade geen beroep op (gedeeltelijke) ontbinding openstond. Dat is niet een motivering waarin niet enige steekhoudende verklaring valt te onderkennen.
Daar komt bij dat tijdens de mondelinge behandeling bij het hof bleek dat partijen het niet eens zijn over (onder meer) de chronologie van de feiten (wanneer zijn welke plantuien door Flevotrade doorgeleverd?) en de duiding daarvan voor de hen verdeeld houdende juridische geschilpunten als non-conformiteit en de (on)mogelijkheid van ontbinding. Dat zijn bij uitstek feiten en geschilpunten die bij de arbitrage aan de orde hadden dienen te komen of in een eventueel hoger beroep tegen de arbitrale vonnissen. In een hoger beroep is in de door partijen overeengekomen arbitrage echter niet voorzien. Artikel 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv biedt geen ruimte om die geschilpunten bij het hof dan alsnog aan de orde te stellen.
Dit betekent dat het beroep van Flevotrade op deze vernietigingsgrond faalt.
3.12
Flevotrade heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden. Haar bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
3.13
Nu Flevotrade geen andere gronden voor de vernietiging van de arbitrale vonnissen heeft aangevoerd, zullen haar vorderingen tot vernietiging worden afgewezen.
Conclusie
3.14
Het hof zal de vorderingen tot vernietiging van de arbitrale vonnissen afwijzen.
Flevotrade zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van Hermus c.s. worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Bij het begroten van die kosten, houdt het hof rekening met het feit dat Hermus c.s zich door één advocaat hebben laten bijstaan die namens Hermus c.s gezamenlijk (hetzelfde) verweer heeft gevoerd. Door het hof is aan Hermus c.s éénmaal griffierecht in rekening gebracht.
Onder de kosten van Hermus c.s. vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
3.15
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissingen van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
4.1
wijst de vorderingen tot vernietiging van de arbitrale vonnissen van 14 juli 2023 af;
4.2
veroordeelt Flevotrade tot betaling van de volgende proceskosten van Hermus c.s.
- € 2.135, - aan griffierecht;
- € 1.228, - aan salaris van de advocaat van Hermus c.s. (2 procespunten x tarief II eerste aanleg);
4.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, P.J. van der Korst en V. van der Kuil, en is
door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken
op 27 augustus 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4088
2.Hoge Raad, 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:422
3.Hoge Raad 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1952
4.Hoge Raad 22 december 2006, NJ 2008/4