In deze zaak heeft Flevotrade Onions B.V. een vordering tot vernietiging ingesteld van drie arbitrale vonnissen die zijn gewezen in een geschil met Hermus Hoeven V.O.F. en de maatschappen MTS Schouwenaars en MTS Stoop-Berende. De arbitrale vonnissen betroffen geschillen over de nakoming van koopovereenkomsten voor de levering van plantuien. Flevotrade stelde dat de geleverde plantuien van onvoldoende kwaliteit waren, waardoor zij de koopovereenkomsten had ontbonden en niet meer tot betaling verplicht was. De betrokken partijen waren het niet eens over de kwaliteit van de geleverde goederen en de mogelijkheid van ontbinding.
De procedure in hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van het hof en een mondelinge behandeling op 8 juli 2024. Flevotrade heeft met één dagvaarding de vernietiging van de drie arbitrale vonnissen gevorderd, wat het hof ontvankelijk achtte. Het hof oordeelde dat de vorderingen tot vernietiging tijdig waren ingesteld en dat het hof bevoegd was om deze te beoordelen.
Flevotrade voerde aan dat de arbitrale vonnissen niet met redenen waren omkleed en dat het scheidsgerecht onterecht had geoordeeld over de ontbinding van de koopovereenkomsten. Het hof oordeelde echter dat de motivering van de arbitrale vonnissen voldoende was en dat de vernietigingsgronden niet van toepassing waren. De vorderingen tot vernietiging werden afgewezen, en Flevotrade werd veroordeeld in de proceskosten van Hermus c.s.