ECLI:NL:GHARL:2024:5407

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
200.343.026/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van WNG in civiele procedure

In deze zaak heeft Work N Grow B.V. (WNG), gevestigd in Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 6 maart 2024 is uitgesproken. Het hoger beroep betreft een incident ex artikel 843a Rv. De gemeente Huizen, gedaagde in deze procedure, heeft op 24 juni 2024 een anticipatie-exploot laten betekenen en stelde dat WNG niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat zij geen verlof van de rechtbank had gekregen om tussentijds hoger beroep in te stellen. WNG heeft in een brief aan het hof op 1 juli 2024 betoogd dat deze toestemming niet nodig was, maar het hof heeft op 2 juli 2024 mr. W.F. Wienen, de advocaat van WNG, erop gewezen dat hij niet de gelegenheid kreeg om het hoger beroep nader uit te werken.

Op 16 juli 2024 heeft WNG een H8-formulier ingediend waarin werd aangegeven dat zij besloot het hoger beroep in te trekken. De gemeente Huizen heeft bezwaar gemaakt tegen deze eenzijdige intrekking en stelde dat zij alleen akkoord zou gaan met de doorhaling als WNG de gemaakte proceskosten zou betalen. Het hof oordeelde dat een intrekking van de zaak op eenzijdig verzoek niet mogelijk is en dat WNG haar hoger beroep niet voldoende had gemotiveerd. Het hof verklaarde WNG niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten aan de gemeente Huizen.

De beslissing van het hof werd op 27 augustus 2024 openbaar uitgesproken, waarbij WNG werd veroordeeld tot betaling van € 798,- aan griffierecht en € 591,50 aan salaris van de advocaat van de gemeente. Dit arrest is gewezen door de rechters M.W. Zandbergen, J. Smit en W.F. Boele.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.343.026/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 559677
arrest van 27 augustus 2024
in de zaak van
Work N Grow B.V.,
die is gevestigd in Amsterdam,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
WNG,
advocaat: mr. W.F. Wienen in Almere,
tegen
Gemeente Huizen,
die zetelt in Huizen,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
de gemeente,
advocaat: mr. V.H. Affourtit in Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1
WNG heeft bij exploot van 6 juni 2024 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in het incident ex artikel 843a Rv dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, op 6 maart 2024 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
De gemeente heeft op 24 juni 2024 een anticipatie-exploot laten betekenen tegen de rolzitting van 2 juli 2024 van het hof. De gemeente heeft in een brief aan het hof van
1 juli 2024 zich op het standpunt gesteld dat WNG niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep omdat WNG geen verlof van de rechtbank heeft gekregen om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 6 maart 2024.
1.3
In een brief aan het hof van 1 juli 2024 is door WNG onder meer het volgende vermeld:
“Verzoek(hof: aan de rechtbank)
om tussentijds hoger beroep toe te staan (in tweevoud), alsmede het bericht van de rechtbank dat deze toestemming niet wordt verleend. Dezerzijds wordt echter het standpunt ingenomen dat deze toestemming van de rechtbank in casu niet nodig is, niet omdat a) de rechtbank buiten het toepassingsgebied is getreden van de reikwijdte van artikel 843a Rv, althans b) de inhoud en beperkingen van deze wettelijke bepaling ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, althans c) een zo fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. In de memorie van grieven zal dit nader worden uitgewerkt.”
1.4
Het hof heeft in een brief van 2 juli 2024 mr. Wienen erop gewezen dat hij niet de gelegenheid krijgt om het tussentijds hoger beroep tegen het vonnis in het incident nader uit te werken in een memorie van grieven, maar enkel in de gelegenheid wordt gesteld om zich op de rol van 16 juli 2024 in een akte uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
1.5
Het hof heeft op 16 juli 2024 een H8-formulier van de zijde van WNG ontvangen, waarin is aangegeven dat bij de voorbereiding van genoemde akte is besloten om het hoger beroep in te trekken.
1.6
De gemeente heeft bezwaar gemaakt tegen het eenzijdig verzoek om de zaak in te trekken en daarmee alleen akkoord wil gaan als WNG de door haar gemaakte kosten betaald.

2.Het oordeel van het hof

2.1
Een intrekking en doorhaling van de zaak op eenzijdig verzoek (van in dit geval alleen WNG) is niet mogelijk. Uit haar mededeling dat zij haar beroep wil intrekken en het niet geven van de gevraagde toelichting op de ontvankelijkheid van haar hoger beroep tegen het incidenteel vonnis volgt dat haar hoger beroep niet voldoende is gemotiveerd en niet is voorzien van voldoende gepreciseerde en onderbouwde klachten tegen het vonnis van
6 maart 2024. Omdat ook niet is gebleken dat dit vonnis in strijd is met recht van openbare orde, zal WNG niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
2.2
WNG zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van de gemeente. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak, zonder dat het hof deze kosten in het dictum hoeft te specificeren. [1]

3.De beslissing

Het hof:
verklaart WNG niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt WNG tot betaling van de volgende proceskosten van de gemeente:
€ 798,- aan griffierecht
€ 591,50 aan salaris van de advocaat van de gemeente (½ procespunt x appeltarief II).
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J. Smit en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
27 augustus 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.