In deze zaak heeft J.H.P. Motorparts C.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 6 december 2023. De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding die op 30 april 2024 is behandeld. Motorparts heeft op 10 juni 2024 aangegeven de procedure niet voort te willen zetten en verzocht om doorhaling. Het hof heeft de geïntimeerden in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. De geïntimeerden hebben ingestemd met royement, maar later aangegeven dat het hof de instemming niet als onvoorwaardelijk had mogen beschouwen. Het hof heeft vastgesteld dat Motorparts geen grieven heeft geformuleerd tegen het bestreden vonnis en dat er geen strijd met het recht van openbare orde is aangetoond. Daarom heeft het hof Motorparts niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerden. De kosten omvatten griffierecht en het salaris van de advocaat van de geïntimeerden. Het arrest is uitgesproken op 27 augustus 2024.