ECLI:NL:GHARL:2024:5387

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
200.335.189/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en tenuitvoerlegging van een in Duitsland gewezen arbitraal vonnis in Nederland

In deze zaak verzoekt Gelsenkraft GmbH, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Duitsland, erkenning van een arbitraal vonnis dat op 2 juni 2023 door een scheidsgerecht in Hamburg is gewezen. UCO Lexmond B.V., gevestigd in Nederland, is veroordeeld tot betaling van € 378.767,30 aan Gelsenkraft, vermeerderd met rente en proceskosten. UCO Lexmond heeft niet voldaan aan dit vonnis en Gelsenkraft vraagt nu om erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland. Het hof oordeelt dat er geen weigeringsgronden zijn zoals genoemd in het Verdrag van New York, en dat het verzoek niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Het hof concludeert dat het arbitraal vonnis in Nederland erkend kan worden en verleent Gelsenkraft het verlof tot tenuitvoerlegging. UCO Lexmond wordt veroordeeld in de proceskosten van Gelsenkraft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.189
beschikking van 27 augustus 2024
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Gelsenkraft GmbH
die is gevestigd in Coesfeld (Duitsland)
verzoekster
hierna: Gelsenkraft
advocaat: mrs. A.T. Bolt en M. Keijzer-de Korver
tegen:
UCO Lexmond B.V.(mede handelend onder de naam Dutch Biofuels)
die is gevestigd in Lexmond
hierna: UCO Lexmond
advocaat: mrs. S.M. Oude Alink, L.H. Gundlach en V.R. Pool

1.De kern van de zaak

Bij Duits arbitraal vonnis van 2 juni 2023 is UCO Lexmond veroordeeld tot betaling van € 378.767,30 aan Gelsenkraft, vermeerderd met rente en tot betaling van de proceskosten van het arbitraal geding. UCO Lexmond heeft niet aan het arbitraal vonnis voldaan. Gelsenkraft verzoekt erkenning in Nederland van het arbitraal vonnis en verlof om dat vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen. Het hof zal dat verzoek toewijzen en licht in deze beschikking toe hoe het tot zijn oordeel komt.

2.De achtergrond van het geschil

2.1.
UCO Lexmond heeft zich bezig gehouden met de koop en verkoop van ‘
used cooking oil’ (ook wel: UCO). In de periode van 5 januari 2023 tot en met 1 november 2023 is UCO Lexmond tweemaal verhuisd (van Lexmond naar Vianen en daarna weer naar Lexmond).
2.2.
Gelsenkraft is een klant van UCO Lexmond. UCO Lexmond en Gelsenkraft kwamen overeen dat UCO Lexmond used cooking oil aan Gelsenkraft zou leveren en hebben daartoe in december 2022 drie achtereenvolgende overeenkomsten met elkaar gesloten. Op alle drie de koopovereenkomsten zijn de ‘
GROFOR conditions latest version’ van toepassing verklaard. Het lukte UCO Lexmond niet om de overeengekomen hoeveelheden UCO aan Gelsenkraft te leveren. Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over (onder andere) de vraag of UCO Lexmond gehouden is om schadevergoeding aan Gelsenkraft te betalen.
2.3.
Gelsenkraft heeft het geschil, in overeenstemming met paragraaf 1 van de GROFOR-voorwaarden, ter beoordeling voorgelegd aan het scheidsgerecht van het
Deutscher Verband des Grosshandels mit Ölen, Fetten und Ölrohstoffen(hierna: GROFOR) in Hamburg. UCO Lexmond is niet verschenen bij de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 van het scheidsgerecht. Zij had al wel op 13 januari 2023 een e-mail gestuurd naar het scheidsgerecht waarin zij meedeelt niet te zullen deelnemen aan arbitrage en waarin zij een beroep doet op overmacht als bedoeld in paragraaf 9 van de GROFOR-voorwaarden. Het scheidsgerecht heeft deze e-mail beschouwd als een verweerschrift en heeft de zaak op tegenspraak beslecht. Het scheidsgerecht heeft UCO Lexmond bij vonnis van 2 juni 2023 (
‘Schiedsspruch’) onder meer veroordeeld tot betaling van € 378.767,30 aan Gelsenkraft, vermeerderd met rente en tot betaling van de proceskosten van de arbitrageprocedure.
2.4.
UCO Lexmond stelt van het arbitraal vonnis (pas) op 11 januari 2024 voor het eerst kennis te hebben genomen. Namelijk op het moment dat het verzoekschrift in de onderhavige exequaturzaak aan haar werd betekend.
2.5.
Van het arbitraal vonnis staat geen rechtsmiddel (meer) open. UCO Lexmond heeft geen vernietiging van het arbitraal vonnis gevorderd. Het arbitraal vonnis is bindend voor partijen.
2.6.
UCO Lexmond heeft niet aan het arbitraal vonnis voldaan. Gelsenkraft wenst executoriaal beslag te leggen op het zich in Nederland bevindende vermogen van UCO Lexmond.

3.Het verzoek en het verloop van de procedure bij het hof

3.1.
Gelsenkraft verzoekt het hof om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking het arbitraal vonnis van 2 juni 2023 in Nederland te erkennen en haar verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van dat arbitraal vonnis in Nederland, met veroordeling van UCO Lexmond in de proceskosten. Gelsenkraft baseert haar verzoek primair op artikel 1075 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in samenhang met het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken, ook wel: het Verdrag van New York 1958 (hierna: Verdrag van New York) en subsidiair op artikel 1076 Rv.
3.2.
Het procesverloop bij het hof blijkt uit:
  • het verzoekschrift van Gelsenkraft met bijlagen 1 t/m 5;
  • het overgelegde betekeningsexploot van 11 januari 2024;
  • het overgelegde betekeningsexploot van 12 maart 2024;
  • het verweerschrift van UCO Lexmond met producties U-1 t/m U-13;
  • de akte van Gelsenkraft met bijlagen 6 t/m 14;
  • de akte van Gelsenkraft met bijlagen 15 t/m 20;
  • de akte van UCO Lexmond met bijlagen U-14 en U-15.
3.3.
Het hof heeft Gelsenkraft bij brief van 28 december 2023 opgedragen om, overeenkomstig artikel 987 Rv, UCO Lexmond bij deurwaardersexploot op te roepen voor de mondelinge behandeling, onder toezending van de in de brief genoemde stukken en onder vermelding van de in die brief genoemde vermeldingen.
3.4.
Op 8 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.

4.De bevoegdheid van het hof

4.1.
Het Verdrag van New York is op het verzoek van Gelsenkraft van toepassing, nu zowel Duitsland als Nederland daarbij partij is. De Nederlandse rechter komt op grond van
artikel 3, aanhef en onder c, Rv steeds rechtsmacht toe om kennis te nemen van een verzoek om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging in Nederland van een in een vreemde staat gewezen arbitraal vonnis. Een dergelijke zaak (die ingevolge artikel 1075 lid 2 Rv in verbinding met artikel IV Verdrag van New York en artikel 986 lid 1 Rv, dan wel artikel 1076 lid 6 in verbinding met artikel 986 lid 1 Rv, bij verzoekschrift moet worden ingeleid) is naar haar aard voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden in de zin van
artikel 3, aanhef en onder c, Rv. [1] De partij die in het buitenland een arbitraal vonnis heeft verkregen en zich wenst te verhalen op vermogensbestanddelen die zich in Nederland bevinden, dan wel zich op enig moment in Nederland zullen bevinden, is namelijk aangewezen op een geding ten overstaan van de Nederlandse rechter, voor het – op de voet van artikel 1075 Rv, dan wel artikel 1076 Rv – verkrijgen van het vereiste verlof tot tenuitvoerlegging. [2]
4.2.
Op grond van artikel 1075 lid 2 Rv, gelezen in samenhang met 985 Rv, is het gerechtshof van het arrondissement waar de wederpartij (UCO Lexmond) van de verzoeker (Gelsenkraft) woonplaats heeft en die van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd bevoegd kennis te nemen van het verzoek. UCO Lexmond is gevestigd in Lexmond, waardoor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, bevoegd is de zaak te beoordelen.
5. Het verzoek van Gelsenkraft voldoet aan de formele vereisten voor erkenning en verlofverlening
Gelsenkraft heeft woonplaats gekozen binnen het arrondissement
5.1.
Uit artikel 986 lid 1 Rv volgt dat het verzoekschrift waarin de erkenning van een buitenlands arbitraal vonnis in Nederland en verlof om dat vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen wordt gevraagd, door een advocaat dient te worden ingediend en dat de verzoeker woonplaats dient te kiezen binnen het arrondissement. Gelsenkraft heeft aan die vereisten voldaan door (mede) woonplaats te kiezen in Arnhem op het kantoor van mr. Bolt.
Gelsenkraft heeft voldaan aan de oproepings- en betekeningsvereisten
5.2.
Op grond van artikel 987 Rv dient voor het verlenen van verlof de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd, te worden opgeroepen voor verhoor. Deze oproeping dient te geschieden door en vanwege een door de verzoeker uitgebracht deurwaardersexploot. Gelsenkraft heeft aan het hof kopieën van de originele exploten van oproeping van UCO Lexmond overgelegd. Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 1075 lid 2 Rv gelezen in samenhang met artikel 987 lid 3 Rv. UCO Lexmond is bovendien verschenen in de procedure.
Gelsenkraft heeft (behoorlijk) gewaarmerkte documenten overgelegd
5.3.
Uit artikel IV lid 1 sub a van het Verdrag van New York, in samenhang met artikel 1075 Rv, volgt dat de verzoeker bij zijn verzoek een behoorlijk gelegaliseerd origineel van de arbitrale uitspraak of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan dient te overleggen. Uit artikel IV lid 1 sub b (en artikel II) van het Verdrag van New York, in samenhang met artikel 1075 Rv, volgt dat daarnaast het origineel van de arbitrageovereenkomst of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan dient te worden overgelegd.
5.4.
Gelsenkraft heeft voldaan aan die wettelijke vereisten. Zij heeft het originele arbitrale vonnis van 2 juni 2023 overgelegd met daarop de handtekeningen van de arbiters en stempels van het scheidsgerecht. Ook heeft zij het origineel van de drie ondertekende koopovereenkomsten tussen haar en UCO Lexmond overgelegd. UCO Lexmond heeft geen bezwaren geuit tegen de authenticiteit van de door Gelsenkraft overgelegde stukken. Het hof heeft de originele stukken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de advocaat van Gelsenkraft terug in handen gegeven.

6.De beoordeling van het verzoek

6.1.
In artikel III in verbinding met artikel V van het Verdrag van New York ligt de hoofdregel besloten dat de rechter verplicht is om een buitenlands arbitraal vonnis te erkennen en van verlof tot tenuitvoerlegging te voorzien, tenzij sprake is van een weigeringsgrond. De in artikel V genoemde weigeringsgronden zijn limitatief. Bij de beoordeling van het verzoek tot erkenning van een buitenlands arbitraal vonnis in Nederland en verlof om dat vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen wordt de (arbitrale) zaak zelf niet aan een nieuw onderzoek onderworpen (artikel 985 Rv).
Er doen zich geen weigeringsgronden voor
6.2.
UCO Lexmond heeft allereerst aangevoerd dat de weigeringsgrond van artikel V lid 1 onder a Verdrag van New York zich voordoet, doordat volgens haar tussen partijen geen geldige arbitrageovereenkomst bestaat. Volgens UCO Lexmond zijn de algemene voorwaarden, die op de overeenkomsten van toepassing zijn verklaard, niet ter hand gesteld, zodat zij geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van die voorwaarden en dus ook niet van het daarin overeengekomen arbitragebeding. Volgens UCO Lexmond had op grond van het Weens Koopverdrag geoordeeld moeten worden dat geen sprake was van een geldige arbitrageovereenkomst, omdat de GROFOR-voorwaarden niet conform het vereiste uit het Weens Koopverdrag aan haar ter hand zijn gesteld voor of bij het sluiten van de overeenkomst.
6.3.
Of partijen rechtsgeldig zijn overeengekomen om hun geschillen via arbitrage te laten beslechten hangt allereerst af van het recht dat van toepassing is op de beantwoording van die vraag. De koopovereenkomsten bevatten geen aanwijzing omtrent het recht waaraan partijen de overeenkomst hebben onderworpen. Artikel V lid 1 onder a Verdrag van New York verwijst voor de vraag of sprake is van een geldige overeenkomst tot arbitrage dan naar het recht van het land waarin de arbitrale uitspraak is gewezen. De vraag of tussen partijen rechtsgeldig arbitrage overeen is gekomen dient in dit geval dus naar Duits recht te worden beoordeeld. Het scheidsgerecht heeft in het arbitrale vonnis gemotiveerd dat zij naar haar eigen regels, die overeenkomen met het Duitse burgerlijk (proces)recht, bevoegd is om over haar eigen bevoegdheid (
Befugnis) te beslissen, onder verwijzing naar artikel 18 van de GROFOR-arbitragebepalingen dat is gebaseerd op artikel 1040
Zivilprozessordnung(hierna: ZPO). De arbiters hebben vervolgens vastgesteld dat het arbitragebeding uit artikel 1 van de GROFOR-voorwaarden, in overeenstemming met artikel 1031 lid 3 ZPO, geldig is overeengekomen tussen partijen. UCO Lexmond reikt geen argumenten aan dat een beoordeling naar Duits recht tot een andere uitkomst moet leiden dan het oordeel van de arbiters. Met de arbiters is het hof van oordeel dat tussen partijen naar Duits recht een geldige arbitrageovereenkomst is gesloten. Daar komt nog bij dat UCO Lexmond zich in haar e-mail van 13 januari 2023 aan GROFOR zelf heeft beroepen op (paragraaf 9 van) de GROFOR-voorwaarden, zoals ook de arbiters in hun vonnis constateren. UCO Lexmond heeft bij het hof niet toegelicht waaruit zou blijken dat zij niettemin het arbitragebeding uit de GROFOR-voorwaarden niet heeft aanvaard. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep op de weigeringsgrond niet.
6.4.
Verder heeft UCO Lexmond een beroep gedaan op de weigeringsgrond van artikel V lid 1 sub b van het Verdrag van New York. Volgens haar is zij niet behoorlijk in kennis gesteld van de arbitrale procedure waardoor zij niet wist dat door Gelsenkraft een arbitrageprocedure aanhangig is gemaakt bij GROFOR. Zij stelt dat zij zich om die reden niet heeft kunnen verdedigen in de arbitrale procedure.
6.5.
UCO Lexmond heeft haar stelling onderbouwd aan de hand van uittreksels van de Kamer van Koophandel waaruit volgt op welk adres UCO Lexmond op bepaalde momenten gevestigd was en waaruit volgens haar volgt dat het scheidsgerecht de brieven meerdere keren naar het verkeerde adres heeft gestuurd. Vanaf 20 januari 2023 waren volgens haar bovendien haar e-mailaccounts gedeactiveerd en was zij (dus) niet in staat om e-mails te ontvangen. Wanneer toch een e-mail werd gestuurd, zou de verzender volgens UCO Lexmond een melding hebben gekregen dat het betreffende account niet meer in gebruik was.
6.6.
Het hof stelt voorop dat UCO Lexmond bij e-mail van 13 januari 2023 (met bijlagen) aan GROFOR te kennen heeft gegeven dat zij expliciet weigert om deel te nemen aan enige GROFOR arbitrage procedure. In deze e-mail geeft UCO Lexmond vervolgens wel haar visie op de feitelijke achtergrond van het geschil tussen partijen en voert zij inhoudelijk verweer, met onder andere een beroep op overmacht uit artikel 9 van de GROFOR-voorwaarden. Naar het oordeel van het hof heeft UCO Lexmond er kennelijk zelf voor gekozen om haar verweer in de procedure hiertoe te beperken. Daarom kan UCO Lexmond nu niet bij het hof tegenwerpen dat haar geen gelegenheid zou zijn geboden om zich te verdedigen in de arbitrale procedure. Het hof betrekt hier nog bij dat GROFOR de zaak op tegenspraak is blijven behandelen, en UCO Lexmond telkens bericht heeft gestuurd over de voortgang van de procedure, zoals over de samenstelling van het arbitragetribunaal en de uitnodiging voor de mondelinge behandeling. Van schending van het recht op hoor en wederhoor is dan ook geen sprake.
6.7.
UCO Lexmond betwist de berichten van GROFOR te hebben ontvangen. Het hof stelt om te beginnen vast dat uit de door UCO Lexmond overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel kan worden afgeleid dat GROFOR niet al haar brieven naar het verkeerde adres heeft gestuurd. De brieven van 29 juni 2022, 10 augustus 2022 en 30 december 2022 zijn aangetekend door GROFOR verstuurd naar het adres Driemolensweg 17 in Lexmond. Volgens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel was UCO Lexmond op dat moment (nog) op dat adres gevestigd. Bovendien heeft Gelsenkraft ontvangstbewijzen overgelegd van de door GROFOR verstuurde brieven. UCO Lexmond heeft de handtekeningen op de bewijzen van ontvangst betwist, door te stellen dat deze niet overeenkomen met de handtekeningen van de medewerkers die werkzaam zijn bij UCO Lexmond, maar het hof gaat hieraan voorbij, reeds omdat Gelsenkraft er op heeft gewezen dat op de ontvangstbevestigingen steeds een paraaf is gezet, zodat vergelijken nietszeggend is.
6.8.
Het hof stelt vast dat alle brieven van GROFOR zijn verstuurd naar het adres in Lexmond en dat steeds voor ontvangst is getekend. Op het adres Driemolensweg 17 in Lexmond was niet alleen UCO Lexmond gevestigd, maar ook haar (enig) bestuurder B&O Group. B&O Group is onafgebroken op dat adres gevestigd geweest. De brieven moeten UCO Lexmond ofwel rechtstreeks ofwel via haar enig bestuurder, B&O Group, hebben bereikt. Wat daar ook van zij, het hof stelt vast dat UCO Lexmond er blijk van heeft gegeven bekend te zijn geweest met de arbitrale procedure. Het hof leidt dat af uit de omstandigheid dat UCO Lexmond in haar e-mail van 13 januari 2023 aan GROFOR in de onderwerpregel het zaakkenmerk heeft genoemd van de arbitrale procedure, zijnde GR 2-3/2022. UCO Lexmond heeft op de mondelinge behandeling bij het hof aangevoerd dat zij dit kenmerk heeft gebaseerd op de brieven van onder andere 2 oktober 2022 die Gelsenkraft haar eerder had gestuurd in het kader van de ‘price fixing’. Bij die brieven zat als bijlage de ‘preisfeststellungsattesten’ van GROFOR en daarop stond volgens haar datzelfde kenmerk vermeld. Gelsenkraft heeft dat gemotiveerd betwist. Het hof stelt vast dat op de bedoelde bijlagen het kenmerk GR-PR 1/2022, GR-PR 2/2022 en GR-PR 3/2022 staat, terwijl GROFOR de arbitrale procedure heeft geregistreerd onder nummer GR 2-3/2022. UCO Lexmond heeft niet aannemelijk kunnen maken hoe zij dit zaaknummer heeft kunnen weten anders dan door kennisname van de brief van 30 december 2022 van het scheidsgerecht (met daarin het klaagschrift van 22 december 2022 en een verweertermijn) waarin voor het eerst het kenmerk GR 2-3/2022 werd genoemd (“
das neue Aktenzeichen lautet nunmehr GR-2-3/2022”). Het hof volgt dan ook niet de lezing van UCO Lexmond dat zij het klaagschrift van Gelsenkraft van 22 december 2022 niet heeft ontvangen en toevallig op eigen initiatief op 13 januari 2023 een ‘preventief’ verweer heeft gestuurd aan het scheidsgerecht, met in de onderwerpsregel nota bene het zaaknummer van de arbitrale procedure. Het beroep op de gestelde weigeringsgrond slaagt niet.
Het verzoek is niet strijdig met de Nederlandse openbare orde
6.9.
UCO Lexmond beroept zich ook nog op strijd met de openbare orde op basis waarvan het arbitraal vonnis volgens haar niet in Nederland mag worden erkend en verlof tot tenuitvoerlegging dient te worden geweigerd (artikel V lid 2 onder b Verdrag van New York). Hierboven heeft het hof echter al geoordeeld dat geen sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, dat UCO Lexmond in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren en dat het scheidsgerecht UCO Lexmond behoorlijk in kennis heeft gesteld van de voortgang van de arbitrageprocedure. Ook verder is niet gebleken dat het scheidsgerecht niet zou hebben voldaan aan de voorschriften uit het GROFOR-arbitragereglement. Naar het oordeel van het hof blijkt uit geen van de stellingen van UCO Lexmond dat sprake is van schending van enig fundamenteel recht of rechtsbeginsel op grond waarvan het verzoek van Gelsenkraft wegens strijd met de Nederlandse openbare orde dient te worden geweigerd.
6.10.
Het hof stelt vast dat voor de erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in Nederland ook overigens geen beletsels zijn. Er is geen sprake van een situatie waarin het onderwerp van het arbitraal vonnis (i.c. een geldvordering) volgens de Nederlandse rechtsorde niet vatbaar zou zijn voor arbitrage (artikel V lid 2 sub a Verdrag van New York). Evenmin bestaan in Nederland tussen Gelsenkraft en UCO Lexmond andere procedures waarmee de inhoud van het arbitraal vonnis onverenigbaar zou zijn.
6.11.
In deze exequaturprocedure staat ook vast dat UCO Lexmond bekend is met het arbitrale vonnis. Ten overvloede overweegt het hof nog dat, gelet op al het voorgaande, niet voldoende aannemelijk is geworden dat UCO Lexmond het door GROFOR toegestuurde arbitrale vonnis indertijd niet heeft ontvangen, zoals zij stelt. UCO Lexmond heeft ook geen rechtsmiddel in Duitsland beproefd (hoger beroepsprocedure tegen het arbitraal vonnis of vernietigingsprocedure bij de Duitse overheidsrechter) om, als zij werkelijk buiten haar schuld pas op 11 januari 2024 bekend werd met het arbitraal vonnis van 2 juni 2023, hierover nog te klagen.
Conclusie
6.12.
Het hof is niet gebleken van een grond voor weigering van de verzochte erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis. Evenmin is het verzoek strijdig met de Nederlandse openbare orde. Dat brengt mee dat het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging op de primaire grondslag toewijsbaar is.
6.13.
Deze uitkomst rechtvaardigt dat UCO Lexmond overeenkomstig het verzoek van Gelsenkraft zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Onder de proceskosten van deze exequaturprocedure vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [3]
6.14.
Conform de hoofdregel van artikel 988 lid 2 Rv zal het hof de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het hof ziet geen reden om hiervan af te wijken.

7.De beslissing

Het hof:
7.1.
verstaat dat het op 2 juni 2023 in Hamburg, Duitsland, tussen partijen gewezen arbitraal vonnis (met kenmerk GR 2-3/2022) in Nederland wordt erkend;
7.2.
verleent Gelsenkraft verlof tot tenuitvoerlegging van het op 2 juni 2023 in Hamburg, Duitsland, tussen partijen gewezen arbitraal vonnis (met kenmerk GR 2-3/2022) in Nederland;
7.3.
veroordeelt UCO Lexmond tot betaling van de volgende proceskosten van Gelsenkraft:
€ 783,00 aan griffierecht;
€ 222,84 aan explootkosten in verband met de exploten van 11 januari 2024
en 12 maart 2024;
€ 2.428,00aan salaris van de advocaat van Gelsenkraft (2 punten x tarief II);
€ 3.433,84
7.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door G.R. den Dekker, K. Mans en M.S.A. van Dam en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
27 augustus 2024.

Voetnoten

1.HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1194.
2.Vgl. HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1077.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.