Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant] en
1.[geïntimeerde1] en
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
na onderzoek is gebleken dat de grens[in 2021, toevoeging hof]
niet juist is uitgezet in het terrein”.
- de coördinatenlijst behorend bij het Relaas van bevindingen 821 niet is overgelegd door [geïntimeerden] in de procedure. Deze coördinatenlijst moet volgens [appellanten] wel door het kadaster zijn verstrekt aan [geïntimeerden] . Daardoor kon niet worden getoetst of het Relaas van bevindingen 846 overeen kwam met het Relaas van bevindingen 821;
- de advocaat van [geïntimeerden] tijdens de descente in hoger beroep heeft verklaard dat het coördinatenstelsel van het Relaas van bevindingen 821 identiek is aan het coördinatenstelsel van het Relaas van bevindingen 846.
Raadsheer-commissaris:
coördinatenstelsels. Uit de hiervoor geciteerde passage blijkt dat er - op een specifieke vraag van de raadsheer-commissaris of de grensreconstructie uit 2021 verwijst naar het veldwerk nummer 821 - door de advocaat van [geïntimeerden] is verklaard dat dat “
hetzelfde” is. Daarmee is naar het oordeel van hof niet anders bedoeld dan dat bij de reconstructie werd uitgegaan van het veldwerk dat ten grondslag ligt aan het Relaas van bevindingen 821. Ook mr. Visser leek hier, gelet op zijn verklaring in het proces-verbaal, van uit te gaan. Dat de uitgezette punten van de grensreconstructie (Relaas van bevindingen 846) normaal gesproken overeen zouden moeten komen met de grenspunten van het veldwerk (Relaas van bevindingen 821), wordt ook bevestigd door het kadaster [4] . Dat dat in dit specifieke geval niet zo bleek te zijn, omdat het kadaster de grens bij één punt (punt 21) niet juist had uitgezet (hetgeen op dat moment bij geen van partijen bekend was), kan [geïntimeerden] niet worden verweten. Dat mr. Van de Wetering heeft verklaard zoals hiervoor weergegeven zonder de onderliggende coördinatenstelsels met elkaar vergeleken te hebben betekent niet dat zij namens [geïntimeerden] bewust onjuiste verklaringen heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een oneerlijke proceshouding aan de zijde van [geïntimeerden] waarmee is belet dat feiten aan het licht zouden komen die tot een voor [appellanten] gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden.
achterzijdevoor hun rekening zullen aanpassen. Uit de akte van levering volgt niet dat [appellanten] met de kopers afspraken hebben gemaakt met betrekking tot eventuele geschillen over de grens
tussende percelen 2246 ( [geïntimeerden] ) en 2247 ( [appellanten] ). Tijdens de zitting bij het hof van 26 juni 2024 hebben [appellanten] betoogd dat zij in de koopovereenkomst wel diverse (andere) bepalingen hebben opgenomen die met zich brengen dat zij aansprakelijk zouden kunnen zijn richting de nieuwe kopers met betrekking tot eventuele geschillen over deze zijgrens, maar zij hebben deze koopovereenkomst niet in het geding gebracht. Daarmee hebben zij onvoldoende onderbouwd wat hun belang nu nog is bij heropening van de procedure bij het hof. Ook om die reden kan het verzoek niet worden toegewezen.