Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die op 14 december 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] had verlengd en machtiging had verleend tot uithuisplaatsing. De vader, die niet met het gezag bekleed is, is in deze procedure niet als belanghebbende aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader een relatie hebben gehad en samen ouders zijn van [de minderjarige], die in 2019 is geboren. De kinderrechter had eerder al maatregelen genomen, waaronder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, vanwege zorgen over de opvoedsituatie van [de minderjarige].
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2024 is gebleken dat de moeder niet in contact staat met de gecertificeerde instelling (GI) en de hulpverlening, wat de situatie van [de minderjarige] niet ten goede komt. Het hof heeft overwogen dat de moeder niet in staat is om een veilig opvoedingsklimaat te bieden, wat de noodzaak van de uithuisplaatsing bevestigt. De vader heeft recentelijk onder begeleiding contact met [de minderjarige], maar zijn rol in deze procedure is beperkt, aangezien hij niet met het gezag bekleed is. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is gehandhaafd, in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige].