Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
donaties” (totaal € 30.733) per bank gedaan. [de echtgenote] vindt dat deze betalingen ‘ongebruikelijke en bovenmatige giften’ zijn en dat zij daarvoor zij als wettige echtgenote toestemming had moeten verlenen. Zij heeft die betalingen buitengerechtelijk vernietigd en zij vordert onder meer terugbetaling daarvan aan haar.
3.Het oordeel van het hof
zodoende aangifte inkomstenbelasting deden waarbij zij bepaalde posten (zoals het te belasten vermogen in Box 3 maar ook de aftrek van giften) onderling moesten verdelen en zo de aangiften inkomstenbelasting dienden te synchroniseren”. Niet is betwist dat [de echtgenote] en erflater al vanaf 2013 niet meer samenwoonden. Niet is komen vast te staan dat erflater in de aangiften inkomstenbelasting de betalingen aan de stichting als aftrekbare giften heeft opgevoerd. [de echtgenote] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep in antwoord op vragen van het hof verklaard dat zij ieder apart aangifte inkomstenbelasting deden en dat zij geen zicht had op de administratie van erflater. Zij betaalde de hypotheeklasten en trok de rentelasten af, verder deed zij niets bijzonders. Zij wist niet dat erflater doneerde aan de stichting en kwam daar pas na zijn overlijden achter. Mede gezien het voorschrift in artikel 21 Rv heeft het hof geen redenen om eraan te twijfelen dat [de echtgenote] op de mondelinge behandeling naar waarheid heeft verklaard.
donatie” van € 10.000 (augustus) en € 1.000 (december). In de jaren daarna heeft erflater zeer regelmatig maandelijks € 200 overgemaakt (onder vermelding van
“maandelijkse donatie”), met uitschieters naar boven (vaak onder vermelding van
“donatie”).
De maandelijkse donatie van € 200 was louter ter delging van (een deel van) de kosten van zijn eigen verteringen (…)”. In hoger beroep voert de stichting iets anders aan, namelijk dat de donaties die erflater deed (ook) waren ingegeven door een door hemzelf “
ingevulde dringende verplichting van moraal en fatsoen” om gelden aan de stichting te verstrekken om onder meer de (interne) opleiding die hij volgde om ‘pandit’ (een hindoe geestelijke) te worden, te kunnen financieren. Door de stichting is (pas in hoger beroep) een document overgelegd van 3 januari 2016 met als onderwerp
“overeenkomst tot het volgen van opleiding tot pandit”. In dit document staat opgenomen dat de betaling van de lesgelden en aanvullende kosten als
“donaties” aan de stichting worden overgemaakt. Erflater had ook de oprichting van een tempel op het oog in Groningen (Kornhorn) en wilde dat vanuit de stichting kunnen financieren. Volgens de stichting betreft het dus geen donaties (giften) maar zijn het betalingen geweest voor de opleiding die erflater volgde.
De investeringen die de stichting hiervoor heeft gedaan waren om de doelen van de stichting te kunnen waarborgen op langere termijn. Dhr. [de erflater] heeft verschillende donaties gedaan om bij te dragen aan de studiekosten.”
“maandelijkse donatie”bij de afschrijving staan, die daarna maandelijks wordt voortgezet. Deze feiten en omstandigheden tezamen zijn moeilijk te rijmen met de stelling van de stichting dat erflater vanaf januari 2016 maandelijks zou doneren (betalen) voor zijn studie: erflater was in 2014 al begonnen met de opleiding, sluit in januari 2016 een studieovereenkomst en doneert/betaalt hiervoor pas in augustus 2018.
naastde maandelijkse donaties van € 200. Het gaat om de volgende afschrijvingen:
donatie
donatie
donatie inclusief betaling tickets totaal EURO 1500
donatie
donatie
donatie vlag Kornhorn
donatie
donatie Navraatn
donatie
donatie Samagri