ECLI:NL:GHARL:2024:4933

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
200.315.653
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van gemeenschappelijk vermogen na beëindiging van een samenlevingsrelatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van gemeenschappelijk vermogen na de beëindiging van een samenlevingsrelatie. De appellant, de man, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin hij als eiser optrad. De geïntimeerde, de vrouw, was gedaagde in de oorspronkelijke procedure. De man was niet geslaagd in het bewijs dat er met de notariële akte van verdeling alleen was overeengekomen dat er geen over- of onderbedeling zou plaatsvinden met betrekking tot de woning en de bijbehorende hypotheekschulden. Het hof oordeelde dat de verklaringen in de akte van verdeling en de e-mails tussen partijen tegenstrijdig waren. De man had getuigen laten horen, waaronder zijn moeder en een financieel adviseur, maar het hof oordeelde dat de verklaringen niet voldoende waren om zijn stellingen te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de man er niet in was geslaagd te bewijzen dat er een afspraak was gemaakt over een toekomstige afrekening. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en bepaalde dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.315.653
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 519815)
arrest van 23 juli 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld en bij de rechtbank optrad als eiser,
hierna: de man,
advocaat: mr. J.P.H.C. Swarts,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. V.L.M. Lapidaire.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Voor het verloop van het geding tot 8 augustus 2023 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum.
1.2.
Het hof heeft in het tussenarrest van 8 augustus 2023 overwogen dat de notariële akte van verdeling een authentieke akte is die ten aanzien van de verklaring van een partij dwingende bewijskracht heeft van de waarheid van die verklaring. Tegen dit dwingende bewijs staat tegenbewijs open, dat door alle middelen mag worden geleverd, tenzij de wet anders bepaalt. Het hof heeft de man in het tussenarrest toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen dit dwingend bewijs.
1.3.
De man heeft op 7 november 2023 getuigen laten horen, te weten zichzelf en zijn moeder, mevrouw [de moeder] .
1.4.
Op 15 januari 2024 heeft de vrouw zichzelf en nog twee getuigen laten horen, te weten de heer [naam1] en haar zus, mevrouw [naam2] .
1.5
Hierna hebben partijen ieder een memorie genomen, en heeft de vrouw bij akte nog een productie in het geding gebracht waarop de man heeft gereageerd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Voor de leesbaarheid van dit arrest schetst het hof hierna nogmaals kort het geschil zoals ook verwoord in genoemd tussenarrest.
2.2.
Partijen hebben samengewoond. Partijen zijn het niet eens of alle gemeenschappelijke goederen zijn verdeeld en de draagplicht voor alle schulden is bepaald bij de notariële akte van verdeling getekend op 28 mei 2018 en of de vrouw nog een overbedelingsvergoeding aan de man verschuldigd is.
2.3.
Volgens de man is alleen met betrekking tot het huis en bijbehorende hypotheekschulden overeengekomen dat er geen over- of onderbedeling tussen partijen heeft plaatsgevonden en dus niet ook ten aanzien van de waarde van de polis van levensverzekering, de Renault Megane, het saldo op de spaarrekening, de belastingteruggaaf 2017 en de schuld bij [naam3] .
2.4.
Volgens de vrouw zijn alle hiervoor genoemde goederen wel verdeeld, is de draagplicht voor de schulden bepaald in de akte van verdeling en is ten aanzien van al deze goederen en schulden vastgesteld dat er geen sprake is van over- of onderbedeling, zodat de man en vrouw over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof neemt over wat is overwogen en beslist in het tussenarrest van 8 augustus
2023.
3.2.
Wanneer de bepalingen in de akte van verdeling niet duidelijk zijn, dient de rechter die bepalingen aan de hand van de Haviltex-maatstaf uit te leggen. [1] Ondanks het feit dat indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2] Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. [3]
3.3.
Aan de akte van verdeling is een berekening gehecht met een opsomming van gezamenlijke vermogensrechtelijke bestanddelen:
Deze opsomming is dezelfde als die in de e-mails tussen de man aan de vrouw over de verdeling. In de getekende notariële akte van verdeling staat over deze berekening het volgende:

Partijen zijn onderling overeengekomen dat geen der partijen bij deze is over- of onderbedeeld. Hiervan blijkt uit een door partijen ondertekende, aan deze akte gehechte, berekening.’
Verderop in de akte van verdeling staat:

Zij verklaren hierbij dat zij terzake van de verdeling van het in deze akte vermelde registergoed niets meer van elkaar te vorderen hebben.
3.4.
Tijdens het getuigenverhoor heeft de man verklaard dat het steeds de bedoeling was dat de vrouw in de woning kon blijven wonen en dat dit is geregeld door een deel van het vermogen niet op dat moment af te rekenen. Die afrekening zou later plaatsvinden. Ook was het volgens hem nodig dat het krediet bij [naam3] op alleen zijn naam zou worden gezet om de financiering van de vrouw rond te krijgen. Dit laatste wordt ook door de financieel adviseur, heer [naam1] bevestigd in zijn getuigenverhoor. Dat er in de akte van verdeling is verklaard dat er geen over- of onderbedeling plaatsvond, is volgens de man op verzoek van de notaris zo in de akte opgenomen. De notaris wilde volgens de man weten hoe de rest van het vermogen werd verdeeld zodat er een compleet overzicht zou zijn. Het was volgens de man nodig om in de akte te verklaren dat er geen sprake was van over- of onderbedeling omdat anders de financiering niet rond zou kunnen komen voor de vrouw. Ook de heer [naam1] verklaart hierover in zijn getuigenverhoor dat het onaannemelijk was dat de vrouw de financiering rond zou krijgen wanneer zij nog een bedrag aan de man zou moeten betalen wegens overbedeling. De bepaling over de over-/onderbedeling moet volgens de man zo worden gelezen dat er geen sprake (meer) is van over- of onderbedeling in de (toekomstige) situatie wanneer verrekening heeft plaatsgevonden. Het feit dat er verderop in de akte alleen kwijting wordt verleend voor de verdeling van de woning is volgens de man een bevestiging van deze stelling.
3.5.
In de e-mail van 15 februari 2018 om 15:29 uur schrijft de man aan de vrouw:
“In de verdeling die ik nu voorstel krijg jij extra
16000 spaar gedeelte hypotheek
8000 werkelijke waarde huis
20500 uitstaande schuld lening
3750 waarde auto
48250 EUR extra
NIHIL Inboedel
In ruil zie je af van
3600 spaargeld* Spaargeld verminderd met 1500 ten behoeve van aanpassing hypotheek (rente middeling)
2100 belasting teruggave
5700 EUR
Dus netto slaat de balans 42000 extra in jou voordeel door.
In dit voorstel, krijg ik extra de 5700 EUR. Daartegen overstaat dat ik een schuld van 41000 op mij neem.
Netto voor mij is dat dan -35000 EUR.”
3.6.
De man verklaart in het getuigenverhoor dat hij met “extra” bedoelde dat de vrouw dit tijdelijk toekwam zolang er niet afgerekend was. In dezelfde e-mail staat ook: “
dus netto slaat de balans 42.000 in jouw voordeel door en netto is dat dan voor mij -35.000 Euro.” De man verklaart hierover dat hij hiermee ook bedoelde dat dat alleen het geval was zolang er nog niet was afgerekend. Hetzelfde geldt volgens de man ook voor wat hij schrijft in een e-mail aan de vrouw op 2 juli 2018:

met bijna 38.000 in jouw voordeel durf je werkelijk en tegenvoorstel voor het al het geringe geleende bedrag te doen?
“Jouw voordeel” slaat volgens de man (weer) op het feit dat er al zoveel (geleend) geld van hem bij de vrouw aanwezig was.
3.7.
Het hof beslist dat de man er niet in is geslaagd om te bewijzen dat partijen met de akte van verdeling alleen zijn overeengekomen dat er met betrekking tot verdeling van het huis en bijbehorende hypotheekschulden geen over- of onderbedeling tussen partijen heeft plaatsgevonden, en niet ook ten aanzien van de waarde van de polis van levensverzekering, de Renault Megane, het saldo op de spaarrekening, de belastingteruggaaf 2017 en de schuld bij [naam3] en legt hierna uit waarom.
3.8.
Het hof stelt vast dat de verklaringen in de akte van verdeling (over- en onderbedeling en de kwijting) en de verklaringen in de door de man aan de vrouw gestuurde e-mails tegenstrijdig zijn. Er wordt aan de ene kant verklaard dat er geen over- of onderbedeling is, maar in de e-mails van de man aan de vrouw wordt gesproken over een voordeel voor de vrouw. Ook is de kwijting in de akte van verdeling beperkt tot de woning. Het hof zal daarom aan de hand van de Haviltex-maatstaf (zie onder 3.2) vaststellen wat partijen, onder de gegeven omstandigheden over en weer van elkaar mochten verwachten.
3.9.
Het hof volgt de man niet in zijn stelling dat de afspraak om in de toekomst alsnog af te rekenen blijkt uit de e-mails en dat de bepaling over de over- of onderbedeling alleen betrekking zou hebben op de situatie waarbij er in de toekomst alsnog zou worden afgerekend. Het hof constateert dat in de akte van verdeling bij de bepaling over de over- en onderbedeling nergens vermeld is dat er pas na een toekomstige afrekening sprake is van “geen over- of onderbedeling”. Van enig voorbehoud in de akte van verdeling is niet gebleken. Dat er in de kwijting alleen gesproken wordt over de woning maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Ook de door de man geschreven e-mails met daarin de woorden “extra” en “voordeel” kunnen naar het hof niet anders worden uitgelegd dan dat er sprake was van een definitieve, “scheve” verdeling waarvan beide partijen zich bewust waren en de vrouw ervan mocht gaan dat zij niet in de toekomst nog zou moeten afrekenen met de man.
3.1
De man heeft als getuige verklaard: “
U vraagt mij of het besproken is met mevrouw dat er een afrekenmoment zou komen. Mijn antwoord daarop is wellicht niet met zoveel woorden, maar vanuit goed fatsoen en billijkheid en hoe de zaken zijn opgesteld zou je mogen verwachten dat het duidelijk is. Het moment waarop er afgerekend zou moeten worden kon nog niet worden besproken omdat niet duidelijk was wanneer dit plaats zou kunnen vinden.”. Hieruit kan niet het bewijs worden afgeleid dat partijen op dit punt concrete afspraken hebben gemaakt, in tegendeel. Juist voor toekomstige, onzekere gebeurtenissen is het gebruikelijk om afspraken te maken om discussie in de toekomst voor te zijn. De in de akte van verdeling opgenomen meerwaardeclausule is hier een voorbeeld van. Uit het dossier blijkt dat de man de zaken graag schriftelijk vastlegde, waardoor het hof het niet aannemelijk vindt dat de man uitgerekend ten aanzien van de overbedeling heeft afgezien van schriftelijke vastlegging. Na de akte van verdeling hebben partijen nog gecommuniceerd over nagekomen kosten (e-mails van 20 juni, 26 juni en 2 juli 2018 met onderwerp “voorstel aanpassing lening”). In deze e-mails schrijft de man aan de vrouw dat hij wil dat de vrouw hiervoor bij hem een lening aangaat van € 4.371,00, af te lossen in 3 jaar. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat de man blijkbaar voor dit (in verhouding) relatief geringe bedrag wel schriftelijk wenste vast te leggen dat de vrouw hiervoor bij hem een lening heeft. Dit laat zich volgens het hof niet rijmen met zijn verklaring dat voor het veel grotere bedrag van de overbedeling hij het niet nodig vond om dit schriftelijk vast te leggen omdat, zoals hij verklaart, dit voor de vrouw logischerwijs al kenbaar zou moeten zijn.
conclusie
3.11
Het hoger beroep slaagt niet, alle grieven falen.
3.12.
Het hof bepaalt dat vanwege de aard van de zaak (de vermogensrechtelijke afwikkeling van de beëindigde samenlevingsrelatie) elke partij zijn eigen kosten moet dragen.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 januari 2022;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Hamer, M.L. van der Bel en J.U.M. van der Werff, bijgestaan door mr. G.J. Heuvelink als griffier en is door mr. Van der Bel en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
2.HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214 (Lundiform/Mexx); HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:315.
3.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427.