ECLI:NL:GHARL:2024:4812

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.340.525/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over retentierecht op onroerende zaak in het kader van WHOA-traject

In deze zaak heeft Triodos Bank N.V. in kort geding een verbod gevorderd tegen GoBest B.V. om een retentierecht uit te oefenen op vier appartementen in een zorgboerderij. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Triodos toegewezen, maar GoBest heeft hoger beroep ingesteld. Het hof oordeelt dat Triodos geen spoedeisend belang meer heeft bij haar vorderingen, omdat GoBest heeft voldaan aan de veroordeling van de voorzieningenrechter door de uitingen van het retentierecht te verwijderen. Het hof concludeert dat het retentierecht is geëindigd en dat Triodos geen belang heeft bij het hoger beroep. De vorderingen van Triodos worden afgewezen, en het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter. Triodos wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan GoBest.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.340.525/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 193595
arrest in spoed kortgeding van 23 juli 2024
in de zaak van
GoBest B.V.,
die is gevestigd in Nuis,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
GoBest,
advocaat: mr. W.H.C. Bulthuis te Leeuwarden,
tegen
Triodos Bank N.V. branche NL,
die is gevestigd in Zeist,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
Triodos,
advocaat: mr. K. Heemrood-van Dijk te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure bij het hof

GoBest heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter), op
21 maart 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in spoedappel, die ook de grieven bevat (met producties)
• de memorie van antwoord (met producties)
• een akte van GoBest (met producties)
• het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 25 juni 2024 is gehouden.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of GoBest ten onrechte een retentierecht uitoefent op een viertal appartementen in een zorgboerderij, waaraan zij in opdracht van de eigenaar van de zorgboerderij werkzaamheden heeft verricht en of Triodos, die een recht van hypotheek heeft op de zorgboerderij en de ondergrond, daartegen in kortgeding kan opkomen.
2.2
Triodos heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd dat het GoBest, onder oplegging van een dwangsom, wordt verboden om alle aangebrachte uitingen betreffende het retentierecht te verwijderen en om nog op enigerlei wijze het retentierecht uit te oefenen of alsnog te gaan uitoefenen.
2.3
De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.
2.4
Het hof zal oordelen dat Triodos geen spoedeisend belang meer heeft, en ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter ook niet had, bij haar vorderingen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd. Het hof zal hierna eerst de relevante feiten vermelden en daarna de standpunten van partijen bespreken. In dat verband zullen ook de bezwaren (grieven) van GoBest tegen het vonnis van de voorzieningenrechter, thematisch, aan de orde komen.

3.De relevante feiten

3.1
Triodos heeft aan [naam1] Onroerend Goed B.V. (hierna: [naam1] ) een krediet verstrekt voor de verbouw en nieuwbouw van een (zorg)boerderij. Tot zekerheid van de terugbetaling van de schuld is bij notariële akte van 9 april 2020 ten behoeve van Triodos een hypotheekrecht gevestigd tot een bedrag van € 2.200.000,- met als onderpand de zorgboerderij en het achtergelegen perceel weiland.
3.2
De beide bestuurders en (middellijk) aandeelhouders van [naam1] ,
[naam2] en [naam3] , zijn ook vennoot van de v.o.f. [naam1] , die de zorgboerderij exploiteert.
3.3
Bij aannemingsovereenkomsten van 14 april 2021 en 30 september 2021 (hierna gezamenlijk: de aannemingsovereenkomst) heeft [naam1] opdracht verstrekt aan GoBest tot het verrichten van werkzaamheden voor de bouw/verbouw van de zorgboerderij, waarbij 12 zorgappartementen en 3 studio's (hierna gezamenlijk: appartementen) zouden worden gerealiseerd.
3.4
Op de aannemingsovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het Bouwbedrijf 2013 (AVA 2013) van toepassing. Artikel 3 lid 1 onder b AVA 2013 luidt als volgt:
"
Tenzij anders is overeengekomen zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer tijdig kan beschikken:
a. (…)
b. over het gebouw, het terrein of het water waarin of waarop het werk moet worden uitgevoerd.
c. (…)
d. (…)"
Lid 3 van dit artikel luidt als volgt:
"
Het is de opdrachtgever niet toegestaan om voor de dag waarop het werk als opgeleverd geldt van het werk zelf dan wel door derden werkzaamheden uit te (laten) voeren, behoudens toestemming van de aannemer."
In artikel 9 lid 1 AVA is bepaald:

Het werk geldt als opgeleverd wanneer de aannemer heeft medegedeeld dat het werk gereed is voor oplevering en de opdrachtgever het werk heeft aanvaard. Ter gelegenheid van de oplevering wordt een door beide partijen te ondertekenen opleveringsrapport opgemaakt. Een door de opdrachtgever geconstateerde tekortkoming die door de aannemer niet wordt erkend wordt in het opleveringsrapport als zodanig vermeld.”
In artikel 9 lid 4 staat:

Indien de opdrachtgever het werk in gebruik neemt, geldt het werk als opgeleverd.”
3.5
Op 23 december 2022 heeft GoBest 11 (van de 15) appartementen opgeleverd aan [naam1] .
3.6
Op 10 maart 2023 heeft [naam1] 11 appartementen in gebruik genomen.
3.7
Omdat [naam1] de facturen van GoBest niet voldeed, heeft GoBest in de zomer van 2023 haar verplichting tot uitvoering van de nog te verrichten werkzaamheden aan de
4 appartementen opgeschort.
3.8
Op 12 december 2023 heeft GoBest op de deuren van de nog niet opgeleverde appartementen een biljet geplakt met de tekst:
"
Hier oefent GoBest BV retentierecht uit
Foarwei 251 (S)". [1]
3.9
Op enig moment daarna in december 2023 zijn de door GoBest aangebrachte aanplakkingen van uitoefenen van het retentierecht door [naam1] verwijderd.
3.1
Op of omstreeks 16 januari 2024 heeft GoBest opnieuw aanplakkingen van het retentierecht aangebracht en daarnaast andere sloten op de deuren van de vier nog niet opgeleverde appartementen geplaatst.
3.11
Op 1 februari 2024 is het retentierecht ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster.
3.12
GoBest heeft een procedure aanhangig gemaakt tegen [naam1] bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen. In de door haar op 26 januari 2024 ingediende memorie van eis heeft zij betaling gevorderd van ruim € 660.000,-, te vermeerderen met rente en kosten.
3.13
[naam1] voert verweer tegen deze vordering. In dat verband stelt zij onder meer dat GoBest teveel heeft gefactureerd en dat het door GoBest verrichte werk gebreken heeft, waardoor ernstige (water)schade is ontstaan.
3.14
Op grond van een beschikking schuldhulpverlening van de gemeente Tytsjerksteradiel is de heer [naam4] van Bureau [naam4] betrokken als schuldhulpverlener bij [naam1] , haar bestuurders en de v.o.f. In een e-mail van
19 januari 2024 aan de advocaat van GoBest schreef de heer [naam4] dat het doel is om voor [naam1] een akkoord op grond van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) aan te bieden en om voor de ondernemers zelf, [naam2] en [naam3] , een minnelijk dan wel een wettelijk schuldtraject te volgen.
3.15
In een brief van 26 april 2024 aan [naam1] schreef Triodos dat zij in het kader van de lopende gesprekken om te komen tot een WHOA-akkoord voor [naam1] bereid is om opschorting van de aflossingsverplichting te verlenen voor een periode van vier maanden. Wel schreef Triodos in deze brief:

Kredietgever behoudt zich het recht voor om de afspraken tussen partijen zoals vastgelegd in onderhavige overeenkomst, eenzijdig en op ieder gewenst moment te herzien zodra de (financiële) situatie van Kredietnemer daartoe aanleiding geeft. Een en ander uitsluitend ter beoordeling van Kredietgever.”
3.16 GoBest heeft voldaan aan de door de voorzieningenrechter uitgesproken veroordeling en heeft alle aangebrachte uitingen met betrekking tot de uitoefening van het retentierecht op de vier appartementen verwijderd.
3.17 Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de beoogd financier van het WHOA-akkoord, Koninklijke Damstra Installatietechniek B.V. (hierna: Damstra), zich in de week van 16 juni 2024 heeft teruggetrokken en dat Triodos in diezelfde week alsnog gebruik heeft gemaakt van het onder 3.15 geciteerde voorbehoud door het aan [naam1] verstrekte krediet op te zeggen.

4.De beoordeling van het geschil

Door te voldoen aan de veroordeling is het retentierecht teniet gegaan4.1 GoBest heeft voldaan aan de door de voorzieningenrechter uitgesproken veroordeling. Partijen zijn het erover eens dat daardoor het retentierecht is tenietgegaan
(wat Triodos betreft: als al sprake was van een rechtsgeldig retentierecht). Het hof volgt partijen in deze visie. Doordat GoBest (weliswaar gedwongen door het vonnis van de voorzieningenrechter) de uitingen van het retentierecht heeft verwijderd, zijn de appartementen in de macht van [naam1] gekomen, waardoor het retentierecht is geëindigd (vgl. artikel 3:294 BW). [2]
4.2
Indien het hof het vonnis van de voorzieningenrechter zou vernietigen en de vorderingen van Triodos alsnog zou afwijzen, herleeft het retentierecht daardoor nog niet. De wetgever is ervan uitgegaan dat de houder van een retentierecht in een dergelijk geval het voorwerp van het recht kan terugvorderen van degene die dat door een achteraf onrechtmatig blijkende tenuitvoerlegging in handen heeft gekregen, en dat het retentierecht dan herleeft. [3]
GoBest heeft toch belang bij haar hoger beroep4.3 Omdat het retentierecht is vervallen en een vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter daar niets aan kan veranderen, heeft GoBest volgens Triodos geen belang bij het ingestelde hoger beroep. Om die reden dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.4
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad levert voor een partij die in eerste aanleg in de proceskosten is veroordeeld deze veroordeling al een voldoende belang op bij het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook indien de appelrechter in kort geding oordeelt dat spoedeisend belang ontbreekt bij de in hoger beroep te beoordelen vordering. De appelrechter dient ook in zo’n geval nog te beslissen over de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling. Daartoe moet hij onderzoeken of de vordering die in eerste aanleg ter beoordeling voorlag terecht is toe- of afgewezen, met inachtneming van het in appel gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing in hoger beroep (afgezien van de omstandigheid dat het spoedeisend belang inmiddels is komen te vervallen). [4]
4.5
Omdat de voorzieningenrechter GoBest heeft veroordeeld in de proceskosten, heeft GoBest gelet op de hiervoor vermelde rechtspraak van de Hoge raad belang bij het door haar ingestelde beroep.
Triodos heeft nu geen spoedeisend belang meer4.6 Het hof moet ook in hoger beroep (zo nodig ambtshalve) bepalen of Triodos (nog) een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Volgens Triodos is dat het geval. Zij heeft in de procedure bij de voorzieningenrechter aangevoerd dat [naam1] bezig is met het treffen van voorbereidingen om in het kader van de WHOA een akkoord aan te bieden aan haar schuldeisers. Om die reden is de heer [naam4] aangewezen als begeleider van het WHOA-traject. [naam4] heeft daartoe besprekingen gevoerd met diverse betrokkenen, waaronder Triodos en Damstra. Het was de bedoeling dat Damstra een te treffen akkoord zou financieren.
Triodos Bank stelde dat zij er belang bij heeft dat vóórdat een akkoord ter homologatie wordt voorgelegd aan de rechter bij voorlopige voorziening meer duidelijkheid wordt gegeven over de rechtspositie van Triodos als hypotheekhouder ten opzichte van GoBest als retentor, omdat dat invloed heeft op de klassenindeling, de mogelijk aan te voeren afwijzingsgronden en het uiteindelijke aanbod dat aan Triodos zal worden gedaan in het kader van het WHOA-akkoord. Door een retentierecht uit te oefenen claimt GoBest, volgens Triodos ten onrechte, een bevoorrechte schuldpositie en dat raakt de positie van Triodos als zekerheidsgerechtigde schuldeiser in het WHOA-traject nadelig.
Bovendien belemmert de volgens Triodos onrechtmatige uitoefening van het retentierecht het volledig in exploitatie nemen van de zorgboerderij. Het is in het belang van het welslagen van een WHOA-akkoord dat [naam1] door verhuur van alle zorgappartementen in staat blijft haar lopende verplichtingen te blijven voldoen.
Ten slotte wees Triodos erop dat indien het WHOA-traject niet wordt gestart of mislukt zij het krediet op zal moeten zeggen en tot uitwinning van haar hypotheekrecht zal moeten overgaan. Het retentierecht belemmert haar daarbij, omdat zij niet vrij van lasten en beperkingen zal kunnen leveren aan een executiekoper.
4.7
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het retentierecht is geëindigd en dat het niet herleeft wanneer het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigt. Om die reden heeft Triodos op dit moment geen spoedeisend belang bij haar vordering om GoBest te veroordelen de uitingen met betrekking tot de uitoefening van het retentierecht te verwijderen (en daarmee om het retentierecht op te geven).
4.8
Voor de vordering om GoBest te verbieden het retentierecht nog op enigerlei wijze uit te oefenen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst ligt dat anders, omdat in theorie niet uitgesloten is dat een situatie ontstaat waarin GoBest opnieuw een retentierecht zou kunnen verkrijgen. Maar dat het in theorie mogelijk is dat GoBest op enig moment weer een retentierecht zou kunnen gaan uitoefenen, betekent niet dat Triodos nu een spoedeisend belang heeft bij haar vordering om GoBest te verbieden een retentierecht uit te oefenen. Allereerst heeft Triodos niet aannemelijk gemaakt dat een hernieuwd retentierecht meer dan een theoretische optie is. Belangrijker is dat zij ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat indien GoBest opnieuw een retentierecht zou uitoefenen zij daardoor onrechtmatig jegens Triodos zou handelen. Of dat het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden in die concrete situatie, waarover nu alleen maar gespeculeerd kan worden.
4.9
De conclusie is dat de vorderingen van Triodos tot het beëindigen en niet opnieuw uitoefenen van het retentierecht door GoBest niet toewijsbaar zijn omdat op dit moment een spoedeisen belang ontbreekt. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hof nog wel dient te beoordelen of de voorzieningenrechter deze vorderingen wel terecht heeft toegewezen.
Ook ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter had Tridos geen (voldoende) spoedeisend belang4.10 In de procedure bij de voorzieningenrechter heeft Triodos betoogd dat zij een spoedeisend belang heeft. Dat betoog is in 4.6 weergegeven. GoBest heeft het bestaan van een spoedeisend belang van Triodos bestreden.
4.11
Het hof stelt voorop dat de vraag of de eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient te worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging van beide partijen. Het gaat dus niet louter om een absoluut spoedeisend belang, maar om spoedeisendheid vergeleken met het belang van de wederpartij.
4.12
Hiervoor is vastgesteld dat het gevolg van een toewijzing van de vordering van Triodos is dat het retentierecht van GoBest eindigt indien GoBest (gedwongen door de aan de veroordeling verbonden dwangsom) gevolg geeft aan de veroordeling om - kort gezegd - het retentierecht prijs te geven. Ook is vastgesteld dat die beëindiging onomkeerbaar is en ook niet kan worden rechtgezet met een andersluidend oordeel in hoger beroep. Dat maakt het vonnis van de voorzieningenrechter nog geen declaratoir vonnis. [5] De gevorderde voorziening heeft daarmee wel een ingrijpend (want onomkeerbaar) karakter. Daaruit volgt dat GoBest een groot belang had bij afwijzing van de door Triodos gevorderde voorzieningen. Het hof zal daar rekening mee houden bij de beantwoording van de vraag of Triodos ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang had bij de voorzieningen.
4.13
Ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter werd gewerkt aan een sanering van de schulden van [naam1] , de v.o.f. en haar bestuurders. De heer [naam4] onderzocht de mogelijkheden van een WHOA-akkoord. Triodos stond niet onwelwillend tegenover zo’n akkoord en faciliteerde het onderzoek naar de mogelijkheden ervan door [naam1] (onder voorbehoud) opschorting van haar betalingsverplichtingen te verlenen (zie de in 3.15 aangehaalde brief). Volgens Triodos had zij juist met het oog op een dergelijk akkoord spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening.
4.14
Triodos stelt dat een beëindiging van het retentierecht haar positie in het WHOA-traject sterk zou verbeteren. Of dat daadwerkelijk het geval is, is nog maar de vraag. In het WHOA-akkoord worden de schuldeisers met een uit pand of hypotheek voortvloeiende voorrang (voor het deel van hun vordering waarvoor de voorrang geldt) in een andere klasse ingedeeld dan de concurrente schuldeisers. GoBest heeft een aanzienlijke vordering. Triodos stelt dat het voor haar voordeliger is wanneer de vordering van GoBest wordt ingedeeld in de klasse van de concurrente schuldeisers - wat het geval is na het einde van het retentierecht - dan in haar klasse van crediteuren met een voorrang. Maar de indeling in dezelfde klasse heeft op zichzelf nog geen nadelig gevolg voor Triodos. Dat is afhankelijk van de inhoud van het akkoord, meer in het bijzonder wat in het akkoord is bepaald over de uitkering aan de verschillende crediteuren. De klassenindeling heeft wel betekenis voor de stemverhouding, maar wanneer wordt uitgegaan van een vordering van Triodos van meer dan € 2.200.000,- en van GoBest van € 660.000,- heeft Triodos - ervan uitgaande dat er geen andere crediteuren in haar klasse worden ingedeeld - ruim 2/3 meerderheid, zodat zij kan bepalen of haar klasse voor of tegen het akkoord stemt.
4.15
Of Triodos vanwege het te verwachten WHOA-traject een aanzienlijk belang had bij de gevorderde voorziening, is dan ook maar de vraag. Dat is afhankelijk van de inhoud van het akkoord. Haar belang was er, zolang de inhoud van het akkoord nog niet bekend was, hooguit in gelegen dat GoBest à priori in het akkoord als een concurrente schuldeiser zou worden aangemerkt en behandeld. Dat belang was op zichzelf ook spoedeisend, gelet op het feit dat ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter serieuze pogingen werden ondernomen om tot een WHOA-akkoord te komen.
4.16
Indien de gevorderde voorzieningen niet zou worden toegewezen en GoBest op basis van het voorgestelde akkoord toch meer zou ontvangen dan de concurrente crediteuren, betekent dat nog niet dat Triodos in het kader van het WHOA-traject voor lief zou moeten nemen dat GoBest behandeld wordt als een schuldeiser met een voorrang vanwege haar retentierecht.
Allereerst kan [naam1] , indien zij het akkoord zelf aanbiedt, of de herstructureringsdeskundige, indien die benoemd wordt, GoBest ondanks het gepretendeerde retentierecht indelen in de klasse van concurrente schuldeisers, omdat de rechtsgeldigheid van het retentierecht van GoBest wordt bestreden.
Indien [naam1] of de herstructureringsdeskundige het oordeel van de rechter wil over (de gevolgen van het gepretendeerde retentierecht voor) de klassenindeling van GoBest kunnen zij de rechter ook om een oordeel vragen voordat het akkoord ter stemming wordt voorgelegd (artikel 378 lid 1 Fw).
Triodos kan, vervolgens, uiteraard tegen het akkoord stemmen. Zoals gezegd beschikt zij ook indien GoBest in haar klasse wordt ingedeeld over een gekwalificeerde meerderheid.
Ten slotte kan Triodos zelf, indien [naam1] /de herstructureringsdeskundige het retentierecht van GoBest honoreert en GoBest niet indeelt in de klasse van concurrente schuldeisers, de rechtbank verzoeken het verzoek tot homologatie van het WHOA-akkoord af te wijzen op de grond dat de klassenindeling niet correct is (artikel 383 lid 8 in combinatie met art. 384 lid 2 onder b Fw).
4.17
Uit het voorgaande volgt dat het WHOA-traject Triodos diverse mogelijkheden biedt om te voorkomen dat het door GoBest gepretendeerde retentierecht haar mogelijkheden frustreert om in het kader van een WHOA-traject haar vordering zoveel mogelijk voldaan te krijgen. Wanneer het retentierecht beëindigd wordt voordat het WHOA-traject wordt ingegaan biedt dat traject GoBest niet de mogelijkheid om de gevolgen van de beëindigen te ‘repareren’. Zij zal in het kader van dat traject worden gezien en behandeld als een concurrente schuldeiser.
4.18
In het licht hiervan weegt het belang van Triodos om het retentierecht van GoBest voorafgaand aan het WHOA-traject te beëindigen niet op tegen het belang van GoBest dat in het kader van het WHOA-traject kan worden beoordeeld of en in hoeverre aan dat retentierecht betekenis moet worden toegekend. Om die reden was het belang dat Triodos ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter had bij de gevorderde voorzieningen, voor zover dat was gebaseerd op haar positie in een eventueel WHOA-traject, onvoldoende spoedeisend.
4.19
Dat zou anders zijn geweest indien het beroep van GoBest op haar retentierecht evident kansloos zou zijn. Daarvan is echter - wat er ook zij van de door GoBest voor dat beroep aangevoerde argumenten - geen sprake.
4.2
Triodos heeft nog aangevoerd dat wanneer geen WHOA-traject wordt ingegaan of wanneer dat traject mislukt zij een spoedeisend belang heeft bij beëindiging van het retentierecht, omdat (de pretentie van) dat recht haar belemmert in de mogelijkheden haar hypotheekrecht uit te winnen.
4.21
Het hof vindt het aannemelijk dat, indien Triodos haar recht van hypotheek wil uitwinnen door een gedwongen openbare of onderhandse verkoop van de boerderij, het retentierecht een belemmering vormt en de verkoopopbrengst zal drukken. Ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter was een gedwongen verkoop van de boerderij niet aan de orde. [naam1] had ingezet op een WHOA-akkoord en Triodos kon daarmee instemmen. Triodos had om die reden zelfs de aflossingsverplichting van [naam1] (onder voorbehoud) opgeschort. In deze situatie, waarin uitwinning van het hypotheekrecht van Triodos nog niet actueel was, had Tridos - mede in het licht van de ingrijpende gevolgen van toewijzing van de gevorderde voorzieningen voor GoBest - ook vanuit haar positie als hypotheekhouder ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter een onvoldoende spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.
4.22
Ter zitting is gebleken dat de exploitatie van de zorgboerderij door de v.o.f. op zichzelf winstgevend is, ook wanneer de vier appartementen waarop GoBest een retentierecht claimt niet worden verhuurd. De v.o.f. is dan ook in staat om haar huurbetalingsverplichtingen aan [naam1] te voldoen. [naam1] dient uit de huur onder meer de financieringslasten aan Triodos te betalen. Daarmee heeft Triodos onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade lijdt doordat GoBest met haar retentierecht de verhuur van vier appartementen verhindert. Voor zover Triodos het spoedeisend belang op deze stelling baseert, heeft zij het spoedeisend belang onvoldoende onderbouwd.
Conclusies4.23 Het hoger beroep slaagt. [6] De vorderingen van Triodos zijn nu niet meer toewijsbaar vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang, maar waren ten tijde van het vonnis van de voorzieningenrechter ook niet toewijsbaar, omdat ook toen een spoedeisend belang ontbrak.
4.24
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter dan ook vernietigen en de vorderingen van Triodos alsnog afwijzen. Omdat Triodos in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de voorzieningenrechter veroordelen. [7] Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak
. [8]
4.25
Het hof zal Triodos ook veroordelen om aan GoBest terug te betalen wat GoBest op grond van (de proceskostenveroordeling in) het vonnis van de voorzieningenrechter aan Triodos heeft betaald.
4.26
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 21 maart 2024;
5.2
wijst de vorderingen van Triodos alsnog af;
5.3
veroordeelt Triodos tot terugbetaling aan GoBest van alles wat GoBest op grond van genoemd vonnis aan Triodos heeft betaald;
5.4
veroordeelt Triodos tot betaling van de volgende proceskosten van GoBest tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter:
€ 688,- aan griffierecht
€ 1.107,- aan salaris van de advocaat van GoBest
en tot betaling van de volgende proceskosten van GoBest in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht
€ 112,37 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Triodos
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van Triodos (2 procespunten x appeltarief II);
5.5
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
5.6
verklaart de veroordelingen veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M. Willemse en M.A.L.M. Willems en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Voetnoten

1.Grief I van GoBest slaagt.
2.Zie HR 8 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8172.
3.PG NBW, Invoeringswet boeken 3, 5 en 6, boek 3, p. 1392-1393.
4.Zie HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:666 en de daar vermelde oudere rechtspraak.
5.Grief VIII van Go Best faalt in zoverre.
6.De grieven II en III van GoBest slagen, bij de bespreking van de grieven IV tot en met VII heeft zij geen belang.
7.Grief IX van Go Best slaagt.
8.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.