ECLI:NL:GHARL:2024:4803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.333.159/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens overschrijding appeltermijn

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, dat op 1 maart 2023 is uitgesproken. De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding op 2 juni 2023, maar deze is niet tijdig bij het hof aangebracht. De hersteldagvaarding op 19 september 2023 was ook niet tijdig, aangezien de appeltermijn op 1 juni 2023 eindigde. Het hof heeft vastgesteld dat de appeltermijn van drie maanden na het vonnis van de kantonrechter is overschreden, waardoor [appellante] niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep. Het hof heeft geen inhoudelijke beoordeling van de vordering van [appellante] kunnen maken, omdat de procedure niet correct is gevolgd. [appellante] vorderde een schadevergoeding van ruim € 6.500,- voor letselschade, maar de kantonrechter had slechts € 800,- toegewezen. De beslissing van het hof houdt in dat [appellante] de proceskosten moet vergoeden aan [geïntimeerde], inclusief griffierecht en advocaatkosten, en dat deze kosten binnen 14 dagen na de uitspraak betaald moeten worden, met wettelijke rente bij te late betaling. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.333.159/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10124051
arrest van 23 juli 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. J.B.M. Swart te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. D. Bülbül te 's-Hertogenbosch.

1.Het verloop van de procedure bij het hof

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, op 1 maart 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep van 2 juni 2023, die niet is aangebracht bij het hof
• de hersteldagvaarding van 19 september 2023 tegen de roldatum van 10 oktober 2023
• het rolbericht van 24 oktober 2023 waarbij [geïntimeerde] in de procedure is verschenen;
• het rolbericht van mr. Swart van 24 oktober 2024 over de te late appeldagvaarding;
• de memorie van grieven (met producties)
• de memorie van antwoord (met producties)
• een akte van [appellante]

2.De kern van de zaak

2.1
[appellante] vordert ruim € 6.500,- als vergoeding voor de (letsel)schade die zij heeft geleden ten gevolge van een mishandeling door [geïntimeerde] . De kantonrechter heeft ruim
€ 800,- toegewezen.
2.2
[appellante] vindt dat ook het meerdere moet worden toegewezen en heeft om die reden hoger beroep ingesteld.
2.3
Het hof komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering van [appellante] , omdat [appellante] te laat hoger beroep heeft ingesteld. Om die reden is zij niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. Het hof zal die beslissing hierna toelichten.

3.Het oordeel van het hof

3.1
[appellante] is in beroep gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter van
1 maart 2023. De oorspronkelijke appeldagvaarding is op 2 juni 2023 aan [geïntimeerde] betekend. In de appeldagvaarding werd [geïntimeerde] gedagvaard op 5 september 2023 te verschijnen. [appellante] heeft de zaak niet op 5 september 2023 aangebracht bij de griffie van het hof. Vervolgens heeft zij op 19 september 2023 een herstelexploot aan [geïntimeerde] laten betekenen, waarbij [geïntimeerde] werd opgeroepen tegen de zitting van het hof van 10 oktober 2023.
3.2
Van belang is dat de appeltermijn drie maanden bedroeg na 1 maart 2023 en dus eindigde op (donderdag) 1 juni 2023. De appeldagvaarding van 2 juni 2023 was dus te laat. Het hof heeft in verband met die constatering [appellante] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over haar ontvankelijkheid. [appellante] heeft geen akte genomen. Wel heeft zij een H-formulier aan het hof gezonden waarin zij stelt dat het ingeschakelde deurwaarderskantoor een fout heeft gemaakt en dat haarzelf geen blaam treft. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de ontvankelijkheid en aangegeven dat zij, in verband met de aansprakelijkheidskwestie, in geval van niet-ontvankelijkverklaring een schriftelijke beslissing van het hof wenst. Hierna is de zaak de zaak abusievelijk verwezen voor memorie van grieven, in plaats van dat direct een beslissing over de ontvankelijkheid is genomen.
3.3
Een eventuele fout van de deurwaarder maakt de overschrijding van de appeltermijn niet verschoonbaar. Het hof zal [appellante] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep. Aan de bespreking van de grieven van [appellante] tegen het vonnis van de kantonrechter komt het hof dan ook niet toe.
3.4
[appellante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten (geliquideerd salaris van de advocaat van [geïntimeerde] : 1 punt, tarief I). Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.5
De proceskostenveroordeling kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van 1 maart 2023;
4.2
veroordeelt [appellante] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 343,- aan griffierecht
€ 858,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] ;
4.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.H. Kuiper en J. Smit en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.