In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitleg van een vaststellingsovereenkomst (VSO) tussen een werknemer en de gemeente Weststellingwerf. De werknemer, die sinds juni 2006 bij de gemeente werkte, had op 2 maart 2021 de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd, met de afspraak dat zij aansluitend op kosten van de gemeente in dienst zou treden bij een derde partij, ABGL. De VSO bevatte een bepaling over de transitievergoeding, maar er was onduidelijkheid of het arbeidsverleden van de werknemer bij de gemeente meetelde voor de berekening van deze vergoeding.
De kantonrechter had de vorderingen van de werknemer afgewezen, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de werknemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat haar arbeidsverleden bij de gemeente ook meetelde voor de transitievergoeding. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de gemeente de werknemer een transitievergoeding van € 29.000,03 moest betalen, rekening houdend met haar volledige arbeidsverleden, inclusief de 15 dienstjaren bij de gemeente. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot betaling van de proceskosten, zowel in hoger beroep als in de eerdere procedure bij de kantonrechter.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en transparantie van werkgevers bij het aangaan van overeenkomsten met werknemers, vooral als het gaat om wezenlijke elementen zoals transitievergoedingen. Het hof heeft de uitleg van de VSO gebaseerd op de Haviltex-maatstaf, waarbij niet alleen de taalkundige betekenis van de overeenkomst, maar ook de omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.