In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 december 2022. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de Gemeente Ede had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 221.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, en de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) vastgesteld op € 218,34. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde, maar wel de heffingsambtenaar heeft veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het geschil vooral draait om de vraag of de heffingsambtenaar de verzochte indexeringscijfers heeft overgelegd. Tijdens de zitting op 21 mei 2024 zijn de gemachtigden van beide partijen gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de benodigde bijlage A, die de onderbouwing van de gehanteerde indexeringspercentages bevatte, niet heeft verstrekt. Desondanks oordeelt het Hof dat het niet verstrekken van deze bijlage geen schending van de wet oplevert, omdat de relevante informatie al in het taxatieverslag was opgenomen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, zonder dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.