ECLI:NL:GHARL:2024:4568
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- B.J. Engberts
- J. Sap
- J.B. Pikkemaat
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid van bestuurders voor boedeltekort in faillissement Quanova B.V. en bestuursverbod
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de (indirect) bestuurders van Quanova B.V. in het kader van het faillissement van deze vennootschap. De curator had de bestuurders, waaronder [de bestuurder], hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort, dat was ontstaan door kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank had de primaire vorderingen van de curator grotendeels toegewezen, maar het gevorderde voorschot van € 800.000,- en de verwijzing naar de schadestaatprocedure waren afgewezen. Zowel de curator als [de bestuurder] gingen in beroep.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd dat [de bestuurder] hoofdelijk aansprakelijk is voor het boedeltekort. Het hof oordeelde dat de curator voldoende bewijs had geleverd van onbehoorlijk bestuur door [de bestuurder], die zijn taak niet naar behoren had vervuld. Het hof legde een bestuursverbod op voor de duur van vijf jaar aan [de bestuurder] c.s. Het gevorderde voorschot werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de curator belang had bij toewijzing van deze vordering. Het hof oordeelde dat de curator geen recht had op het gevorderde voorschot, omdat het bedrag in depot was en er geen noodzaak was om dit veilig te stellen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in faillissementssituaties en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur. Het hof bevestigde dat de onbehoorlijke taakvervulling van [de bestuurder] een belangrijke oorzaak was van het faillissement van Quanova, en dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor het boedeltekort. De zaak onderstreept ook de noodzaak voor bestuurders om hun financiële verplichtingen serieus te nemen en adequaat te handelen in het belang van de vennootschap en haar schuldeisers.