Uitspraak
1.Samenvatting van de beslissing
2.De kern van de zaak
- het beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 1 november 2023;
- het verweerschrift met bijlagen van [naam1] .
3.Het oordeel van het hof
‘ene [naam1] te [woonplaats3] ’. [verzoekster] heeft op de mondelinge behandeling bij de rechtbank echter verklaard dat [verzoeker] en [belanghebbende] een kort moment een affectieve relatie hebben gehad, maar dat dit al voorbij was voordat zij in 1991 begon met werken bij het bedrijf dat [verzoeker] en [belanghebbende] samen hebben. Zij heeft in de procedure voor de rechtbank voor het eerst erkend dat [naam1] en [belanghebbende] een langdurige affectieve relatie hebben. Desondanks is in het verzoekschrift in hoger beroep opnieuw de indruk gewekt dat [verzoeker] en [belanghebbende] een affectieve relatie hebben en [naam1] een derde is. Verzoekers hebben zich onttrokken aan een kritische bevraging op dit punt, door niet te verschijnen op de mondelinge behandeling bij het hof. Wel heeft de advocaat van verzoekers op deze mondelinge behandeling verklaard dat [verzoeker] en [belanghebbende] geen affectieve relatie hadden. Hij heeft echter ook gezegd dat volgens [verzoekster] de relatie tussen [belanghebbende] en [naam1] ook al ten einde was toen [belanghebbende] ziek werd, dat [belanghebbende] nauwelijks meer bezoek zou krijgen van [naam1] en dat dit [verzoekster] erg dwars zou zitten. [naam1] heeft op de mondelinge behandeling daarentegen verklaard dat hij iedere week bij [belanghebbende] komt en hem elke dag spreekt via Facetime, als [verzoekster] bij [belanghebbende] is. Dat had in de ochtend van de dag van de mondelinge behandeling ook nog plaatsgevonden. De stelling dat de relatie tussen [belanghebbende] en [naam1] al ten einde was, wordt ook ontkracht door de inhoud van het door verzoekers bij brief van 25 maart 2024 aan het hof toegezonden
‘Verslag neuropsychologisch onderzoek’van [belanghebbende] van 13 juni 2023. Uit dit verslag blijkt dat [belanghebbende] tijdens het onderzoek heeft gesproken over zijn
‘vriend [naam2] ’(waarmee hij [naam1] bedoelt). Uit het proces-verbaal van het gesprek met gesloten deuren met [belanghebbende] van 27 maart 2024 blijkt ook dat [naam1] regelmatig bij [belanghebbende] op bezoek komt. Op het dressoirkastje van [belanghebbende] staat een foto van [naam1] en [belanghebbende] reageert emotioneel bij het horen van de naam van [naam1] . [belanghebbende] heeft de raadsheer verteld dat [naam1] zijn vriend is en herhaaldelijk gezegd dat [naam1] het geld niet hoeft terug te betalen.
‘in het verleden leeft.’Verzoekers nemen in deze brief het standpunt in dat de relatie van [belanghebbende] met [naam1]
‘al lang geleden geëindigd’is, ter illustratie waarvan zij verwijzen naar een e-mail van de broer van [naam1] van 11 maart 2024. In deze e-mail schrijft [de broer] dat [naam1] hem op 27 oktober 2022 via de app heeft geschreven dat [naam1] al drie jaar een nieuwe vriend heeft.