ECLI:NL:GHARL:2024:4404

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
200.329.522
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over prijsafspraak en bewijslevering in aanneming van werk

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen [appellant] en Rietdekkersbedrijf [geïntimeerde] V.O.F. over de prijsafspraak voor het vernieuwen van een rieten dak. [appellant] stelt dat er een vaste prijs van € 20.000,- inclusief btw is overeengekomen, terwijl [geïntimeerde] betoogt dat de werkzaamheden op basis van nacalculatie gefactureerd zouden worden, met een totaalbedrag van € 31.105,99 inclusief btw. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar [appellant] heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2024 heeft het hof de bewijslevering besproken. Het hof oordeelt dat er bewijs nodig is om vast te stellen of er daadwerkelijk een prijs is overeengekomen. Het hof laat beide partijen toe om bewijs te leveren voor hun stellingen. [geïntimeerde] moet bewijzen dat de werkzaamheden op basis van nacalculatie zijn overeengekomen, terwijl [appellant] moet aantonen dat er een vaste prijs is afgesproken. Het hof overweegt ook om een deskundige te benoemen om de redelijke prijs en de oppervlakte van het dak vast te stellen, mocht bewijslevering niet slagen.

Het hof heeft partijen en hun advocaten aangespoord om te onderzoeken of er een minnelijke regeling kan worden bereikt, gezien de kosten en tijd die met de procedure gemoeid zijn. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.329.522
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 10199783)
arrest van 2 juli 2024
in de zaak van

1.[appellant]

die woont in [woonplaats1]
2. [appellante]
die woont in [woonplaats2]
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden
hierna samen: [appellant]
advocaat: mr. G.L. Breunesse
tegen
Rietdekkersbedrijf [geïntimeerde] V.O.F.
die is gevestigd in [vestigingsplaats]
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. J.A. Veldkamp

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 2 april 2024, heeft op 30 mei 2024 een mondelinge behandeling bij het gerechtshof (hierna: hof) plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
De vraag die in dit geschil centraal staat, is of er tussen partijen een prijs is overeengekomen voor het vernieuwen van het rieten dak van de woning van [appellant] door [geïntimeerde] . Volgens [geïntimeerde] zijn partijen overeengekomen dat de werkzaamheden achteraf op basis van nacalculatie zouden worden gefactureerd op grond van een prijs per m2. De werkzaamheden zijn door [geïntimeerde] achteraf aan [appellant] gefactureerd voor een bedrag van
€ 31.105,99 inclusief btw. Voor zover de werkzaamheden niet op basis van nacalculatie kunnen worden gefactureerd, geldt volgens [geïntimeerde] dat voor de werkzaamheden een redelijke prijs is verschuldigd op grond van artikel 7:752 lid 1 BW. [appellant] betwist het voorgaande en stelt zich op het standpunt dat partijen een vaste prijs zijn overeengekomen van € 20.000,- inclusief btw. [appellant] heeft de factuur van [geïntimeerde] betaald tot het bedrag van
€ 20.000,- inclusief btw. Het restant factuurbedrag is door [appellant] niet betaald.
2.2.
[geïntimeerde] heeft bij de kantonrechter betaling gevorderd van het restant factuurbedrag van € 9.595,63 (vermeerderd met rente en kosten). De kantonrechter heeft dit toegewezen. [appellant] heeft met zijn grieven het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing
3.1.
Het hof zal oordelen dat het nog niet tot een eindarrest kan komen, omdat eerst bewijslevering nodig is. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.
Is er tussen partijen een prijs overeengekomen?
3.2.
In het vonnis van 5 april 2023 heeft de kantonrechter overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat partijen mondeling een prijs zijn overeengekomen. De kantonrechter is daarbij voorbij gegaan aan bewijsaanbiedingen van beide partijen. De kantonrechter heeft vervolgens beslist dat, met toepassing van artikel 7:752 BW, een redelijke prijs zal worden vastgesteld. In dat kader is door de kantonrechter een bedrag van € 200,- exclusief btw per m2 als redelijke prijs vastgesteld en is hij uitgegaan van een door [geïntimeerde] gesteld dakoppervlak.
3.3.
In hoger beroep betoogt [appellant] dat hij heeft aangetoond dat tussen partijen (mondeling) een vaste prijs is overeengekomen van € 20.000,- inclusief btw. Voor het geval dit niet zou zijn aangetoond, betoogt [appellant] dat hij ten minste tot bewijs van die afspraak had moeten worden toegelaten.
3.4.
[appellant] betwist met zijn standpunt de stelling van [geïntimeerde] dat de werkzaamheden achteraf op basis van nacalculatie zouden worden gefactureerd. Op grond van de hoofdregel van 150 Rv rust op [geïntimeerde] de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden achteraf op basis van nacalculatie zouden worden gefactureerd op grond van een prijs per m2. [geïntimeerde] heeft van die stelling bewijs aangeboden en zal, nu dat bewijsaanbod terzake dienend is, tot dat bewijs worden toegelaten.
3.5.
Indien [geïntimeerde] niet slaagt in haar bewijsopdracht, geldt dat [geïntimeerde] subsidiair het standpunt inneemt dat een redelijke prijs moet worden vastgesteld op grond van artikel 7:752 lid 1 BW. [appellant] betwist ook dat een redelijke prijs is verschuldigd omdat partijen een vaste prijs zouden zijn overeengekomen van € 20.000,- inclusief btw. Op [appellant] rust de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat tussen partijen een vaste prijs is overeengekomen van
€ 20.000,- inclusief btw. Omwille van proceseconomische redenen zal het hof [appellant] ook alvast toelaten deze stelling te bewijzen.
Redelijke prijs en oppervlakte dak
3.6.
In het geval partijen niet slagen in hun bewijsopdrachten, zal het hof op grond van het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 BW een redelijke prijs moeten vaststellen voor de uitgevoerde werkzaamheden. Vooruitlopend daarop overweegt het hof dat op dit moment, mede gelet op de betwisting door [appellant] , de stellingen door [geïntimeerde] onvoldoende zijn onderbouwd om aan te nemen dat de redelijke prijs op een bedrag van € 200,- exclusief btw kan worden vastgesteld en dat de oppervlakte van het dak 127 m2 bedraagt. Het hof overweegt om te zijner tijd een deskundige te benoemen om het hof voor te lichten over een redelijke prijs en de oppervlakte van het dak.
3.7.
Het hof geeft partijen en hun advocaten in overweging om, in aanmerking genomen de kosten en de tijd die zijn gemoeid met de voortgang van deze procedure, te onderzoeken of er een minnelijke regeling tot stand gebracht kan worden.
De conclusie
3.8.
Het hof zal partijen toelaten tot bewijslevering zoals hierna omschreven. Het hof verzoekt de advocaten het ertoe te leiden dat de getuigen zoveel mogelijk op een dag kunnen worden gehoord.
3.9.
In afwachting van bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
laat [geïntimeerde] toe te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat de werkzaamheden achteraf op basis van nacalculatie zouden worden gefactureerd op grond van een prijs per m2;
4.2.
laat [appellant] toe te bewijzen dat tussen partijen een vaste prijs is overeengekomen van € 20.000,- inclusief btw;
4.3.
Als getuigen worden gehoord, zal raadsheer-commissaris mr. J.C.J. Luijten de getuigen verhoren in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem. Partijen moeten daar zelf bij aanwezig zijn;
4.4.
[geïntimeerde] en [appellant] moeten op dinsdag 16 juli 2024 laten weten hoeveel getuigen zij willen laten horen met opgave van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave onvolledig is;
4.5.
[geïntimeerde] en [appellant] moeten de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het getuigenverhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof opgeven;
4.6.
Een partij die tijdens het getuigenverhoor nieuwe stukken wil indienen, moet het hof en de wederpartij daarvan uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een kopie sturen.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.P. Giesen, F.J. de Vries en J.C.J. Luijten en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.