Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Geen aanpassing doorgevoerd”. Naar het oordeel van het hof schiet het onderzoek hierdoor tekort in zorgvuldigheid voor zover er uit de onderbouwde reactie van Evitaa een diffuus beeld oprijst dat niet strookt met de concept-bevindingen. Dit geldt in ieder geval voor de schriftelijke verklaringen van twee (van de drie) geïnterviewde medewerkers dat zij zich, kort gezegd, helemaal niet herkennen in de weergave in het concept-rapport van aan de interviews ontleende kritiekpunten. GGD had op zijn minst nader onderzoek moeten verrichten of de uitlatingen tijdens het interview goed zijn begrepen door de onderzoekers van GGD en moeten uitleggen waarom zij vasthield aan die eerdere verklaringen. De stelling van GGD dat bevindingen in haar rapporten altijd op meerdere bronnen rusten (triangulatie) is niet toereikend om zonder meer vast te houden aan de inhoud van een interview dat volgens de geïnterviewde zelf niet kan kloppen. De suggestie van GGD dat de geïnterviewde medewerkers na afloop onder druk kunnen zijn gezet om anders te verklaren, is niet onderbouwd en acht het hof, mede gezien de inhoud van de verklaringen, niet aannemelijk. Het gebrek aan zorgvuldigheid doet zich ook gelden bij de geïnterviewde cliënten, die met zwaardere, complexe problematiek kampen en mogelijk onder invloed van psychoses of geheugenstoornissen op de vragen hebben geantwoord (zo was volgens de GZ-psycholoog bij Evitaa een van de geïnterviewde cliënten net uit het ziekenhuis ontslagen vanwege psychotische ontregeling). GGD had daar in elk geval kenbaar aandacht aan moeten besteden, en moeten uitleggen waarom zij toch gezag toekende aan deze verklaringen. Het hof betrekt daar nog bij dat de door GGD gehanteerde checklist voor cliënteninterviews, waar zij naar verwijst, ingewikkelde vragen bevat, met kwalificaties zoals of de begeleiding ‘goed heeft gehandeld bij een onveilige situatie’, of ‘voldoende kennis en vaardigheden heeft’ voor de begeleiding, die als gesloten en sturend kunnen worden opgevat door cliënten die vaak ook sociale en/of communicatieproblemen hebben. Dat de onderzoekers deskundig zijn en elkaar aanvullen, zoals GGD aanvoert, betekent niet dat deze zorgvuldigheidseisen niet gesteld mogen worden aan onderzoek en rapportage.
Bij de normen die onvoldoende (rood) scoren geeft de toelichting aanknopingspunten om te onderkennen welke zaken verbeterd moeten worden”, zoals in het oordeel in hoofdstuk 4 van het rapport is vermeld. Bij de onvoldoende (rode) vlakken staan ook geen verbeterpunten aangegeven. Volgens GGD kan uit het rapport worden opgemaakt welke verbeteringen nodig zijn als het in samenhang wordt gelezen met het toetsingskader Wmo-toezicht Gelderland Zuid. Dat laat echter onverlet dat het rapport zelf voldoende aanknopingspunten zou moeten bieden wat er mis is en wat er verbeterd moet worden, maar dat is lang niet overal het geval. Volgens GGD blijkt uit het verbeterplan van Evitaa dat zij precies weet wat er aan schort, en kan Evitaa ook contact opnemen met de toezichthouder bij twijfel wat er van haar verlangd wordt. GGD miskent hiermee naar het oordeel van het hof dat het rapport voor zich moet spreken, temeer omdat het de leidraad vormt voor acties vanuit de gemeenten, terwijl niet steeds duidelijk is uit het rapport welke aspecten van de toelichting bepalend zijn voor de gehanteerde normscore, en evenmin hoe relatief zwaar of minder zwaar deze wegen. Zo stelt GGD enerzijds dat zij de grens voor ‘onvoldoende’ trekt bij meer dan drie verbeterpunten, maar anderzijds dat een enkele constatering ook al kan betekenen dat aan de norm niet wordt voldaan. Het rapport biedt daarmee ook onvoldoende houvast om te bepalen hoe Evitaa zeker kan stellen dat zij op de normen voldoende scoort. Als zodanig is het onvoldoende gemotiveerd.