Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
De voorzieningenrechter (…)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2024 een tussenarrest gewezen in een incident ex artikel 351 Rv. De zaak betreft een vordering van GGD Gelderland-Zuid, die hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Gelderland. De voorzieningenrechter had in een kort geding op 21 februari 2024 geoordeeld dat GGD onrechtmatig had gehandeld door een ondeugdelijk onderzoek naar de zorgaanbieder Evitaa B.V. uit te voeren. GGD vorderde in het incident schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bevelen die de voorzieningenrechter had gegeven, waaronder het verbod om cliënten te benaderen en het uitvoeren van een nieuw onderzoek door een andere GGD.
Het hof heeft de vordering van GGD tot schorsing van het bevel tot onderzoek door een andere GGD toegewezen, omdat de termijn van drie maanden voor het uitvoeren van dit onderzoek onhaalbaar bleek. Het hof oordeelde dat GGD voldoende had onderbouwd dat zij niet in staat was om aan dit bevel te voldoen. Echter, de vordering tot schorsing van het bevel om geen cliënten te benaderen werd afgewezen, omdat GGD niet voldoende had aangetoond dat het voor haar onmogelijk was om aan dit bevel te voldoen. Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van Evitaa bij het handhaven van het bevel zwaarder weegt dan het belang van GGD bij schorsing.
De beslissing van het hof houdt in dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bevel tot onderzoek door een andere GGD wordt geschorst, terwijl de overige vorderingen van GGD worden afgewezen. De kosten van het incident worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.