ECLI:NL:GHARL:2024:4119

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.323.652
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werknemer voor schade aan werkgever in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2024, staat de aansprakelijkheid van een werknemer centraal voor schade die hij aan zijn werkgever, Econocom Nederland B.V., zou hebben toegebracht. De werknemer, aangeduid als [appellant], heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De procedure volgde op een tussenarrest van 30 januari 2024, waarin het hof aan Econocom de opdracht gaf bewijs te leveren van de schade die [appellant] zou hebben veroorzaakt door zich ten koste van de werkgever te verrijken. Dit betrof onder andere een lening voor een huis in Portugal en kosten gerelateerd aan een privé-kluis en een Samsung TV.

Econocom heeft verschillende bewijsstukken ingediend, waaronder een kort geding vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, maar het hof oordeelt dat Econocom niet in het bewijs is geslaagd. Het hof concludeert dat de ingebrachte documenten niet voldoende zijn om aan te tonen dat [appellant] zich ten koste van Econocom heeft verrijkt. De kosten die Econocom claimde voor de lening, de privé-kluis en de Samsung TV werden niet toegewezen, omdat de bewijsstukken niet de nodige ondersteuning boden voor de claims van Econocom.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat [appellant] aan Econocom een bedrag van € 323.013,35 verschuldigd is, te vermeerderen met wettelijke rente. De eerdere vonnissen van de rechtbank worden gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, waarbij het hof rekening houdt met de niet-succesvolle bewijsvoering van Econocom.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.323.652
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 513948
arrest van 18 juni 2024
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. H.J. Alberts
tegen
Econocom Nederland B.V.,
die is gevestigd in Houten,
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: Econocom,
advocaat: mr. A.M. Bos.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Naar aanleiding van het tussenarrest van 30 januari 2024 (hierna: het tussenarrest) hebben partijen ieder een akte ingediend.
1.2.
Daarna heeft het hof weer arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

Inleiding
2.1.
In het tussenarrest heeft het hof aan Econocom te bewijzen opgedragen dat [appellant] zich ten koste van Econocom heeft verrijkt door middel van de onder r.o. 7.15. van het tussenarrest vermelde betalingen, te weten lening voor huis van Priemis in Portugal in 2018 (€ 100.000) en de transacties inzake de privé-kluis en de Samsung TV.
2.2.
Econocom heeft in haar akte uitlating bewijs producties 65 tot en met 74 in het geding gebracht. Zij heeft niet te kennen gegeven dat zij getuigen wil laten horen zodat het hof daartoe ook niet zal besluiten. In haar antwoordakte uitlating bewijs concludeert [appellant] dat Econocom niet in het bewijs is geslaagd.
2.3.
Het hof moet dus per onderdeel waarvoor bewijs is opgedragen onderzoeken of de door Econocom in het geding gebrachte documenten kunnen leiden tot de conclusie dat zij in het bewijs is geslaagd.
De betalingen (lening voor huis van Priemis in Portugal in 2018 (€ 100.000))
2.4.
Hiervoor brengt Econocom bij haar akte in wezen als enige bewijsstuk het kort geding vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 november 2020, in het geding. Dit vonnis is gewezen tussen Econocom en Talent House. In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter Talent House veroordeeld om aan Econocom allerlei documenten in afschrift aan Econocom te verstrekken. Econocom voert aan dat op grond daarvan had mogen worden verwacht dat Priemis de leningovereenkomst zou hebben verstrekt en bewijs van alle betalingen heen en weer tussen Talent House en [appellant] . Dat doet Priemis echter niet. Alleen een bewijs van de betaling van Talent House aan [appellant] van 28 april 2020 (die [appellant] ook heeft overgelegd) over ‘
terugbetaling laatstedeel lening [appellant] privé aan Talent House’ is door haar verstrekt. Econocom, onder verwijzing naar alle reeds eerder in het geding gebrachte documenten, vindt dat deze leningconstructie uitermate gevoelig is voor eenvoudige manipulatie. Zij redeneert dat de weigering van Talent House alle documenten aan haar te verschaffen met zich brengt dat [appellant] dus in elk geval
€ 45.000,00 meer terug heeft ontvangen op de lening dan was afgesproken, zodat dit bedrag in elk geval aan Econocom moet worden toegewezen.
2.5.
Het hof overweegt dat Econocom niet in het bewijs is geslaagd. De stukken waarnaar Econocom verwijst zijn door het hof al beoordeeld en hebben er juist toe geleid dat het hof de bewijsopdracht heeft gegeven. Daar doet het kort geding vonnis dat is gewezen in een andere rechtsverhouding, namelijk die tussen Econocom en Talent House, niet aan af. Verder overweegt het hof dat Econocom het kort geding vonnis en de haars inziens nalatige houding van Talent House om daaraan uitvoering te geven ten grondslag legt aan een redenering. Die redenering houdt in dat Priemis het kort geding vonnis niet is nagekomen zodat, mede in acht genomen de vastgestelde fraude van [appellant] , het wel zo moet zijn dat [appellant] dus ook hier Econocom heeft benadeeld. En precies die redenering van Econocom wil het hof gestaafd zien met bewijs, vandaar dat aan Econocom de gelegenheid is gegeven haar gelijk te bewijzen (zie r.o. 7.20 van het tussenarrest). Daarom oordeelt het hof dat Econocom niet in de bewijsopdracht is geslaagd.
De kosten privé-kluis (€ 2.231,56)v
2.6.
Econocom brengt als bewijsstukken in het geding producties 66 tot en met 69, te weten de e-mailwisseling tussen 5 oktober en 14 november 2017 over de verjaardag van [appellant] , de uitdraai van de facturen van NEG aan Econocom van 1 juli 2016 tot 1 juli 2018, de facturen van Econocom aan NEG van 1 juli 2016 tot 1 juli 2018 en de e-mailwisseling tussen [naam1] en [appellant] tussen 11 en 15 april 2014. Het hof stelt voorop dat in de akte van Econocom niet wordt gezegd dat in de overgelegde documenten enige verwijzing naar de kluis is te vinden. Deze producties worden door Econocom ingebracht om uit te leggen dat tussen NEG en [appellant] een innige band bestond en dat [appellant] perse met NEG zaken wilde doen ook al was dit aantoonbaar nadelig voor Econocom. Gecombineerd met de innerlijk tegenstrijdige stellingen van [appellant] bij zowel rechtbank als hof kan het dus niet anders zijn dan dat Econocom is benadeeld omdat NEG de kluis heeft betaald.
2.7.
Het hof oordeelt dat Econocom niet in het bewijs is geslaagd. De ingebrachte documenten zien niet op de transactie rondom de kluis. Dat NEG en [appellant] heel “close” waren is voor het hof wel duidelijk, maar dat brengt niet zonder meer met zich mee dat [appellant] zich ten koste van Econocom heeft verrijkt en dus schade heeft ondervonden.
Kosten Samsung TV (€ 2.389,--)
2.8.
Wat betreft de Samsung TV brengt Econocom producties 70 tot en met 74 in het geding. Die betreffen achtereenvolgens de e-mail van [appellant] aan Van Domburg Partners van 30 december 2016, de e-mail van [naam2] van 25 februari 2015, akkoord van [appellant] op credit factuur van 3 maart 2015, 12 facturen van Van Domburg Partners aan Econocom in 2015, 2016 en 2017 alsmede de mailwisseling tussen [appellant] en [naam2] van 14 en 17 september 2018 en de e-mail van [naam2] aan [naam3] van 19 september 2018.
2.9.
In haar akte voert Econocom, verwijzende naar deze stukken, aan dat [appellant] en agent [naam4] van Econocom een innige band hadden, zodanig dat [naam4] door [appellant] financieel werd bevoordeeld door het niet berekenen van negatieve commissie. Verder wijst Econocom erop dat [appellant] best zelf een TV kon kopen, dat hij dit niet via [naam4] hoefde te doen en dat hij oorspronkelijk zelf een offerte had opgevraagd bij Van Domburg. In eerste aanleg heeft [appellant] aangevoerd dat hij de TV had verrekend met [naam4] maar dat betekent dus dat [appellant] ook voor [naam4] zaken heeft betaald anders valt er niets te verrekenen. En in hoger beroep voert [appellant] aan dat hij de kosten van de TV aan [naam4] heeft betaald, zonder daarvan overigens enig bewijsstuk over te leggen. Dat is dus ook nog eens innerlijk tegenstrijdig. Vandaar dat zij wel in het bewijs is geslaagd.
2.10.
Het hof overweegt dat geen van de in het geding gebrachte documenten zien op de Samsung TV die uiteindelijk is aangekocht. In zoverre dragen deze stukken dus niet bij aan het bewijs dat [appellant] zich ten koste van Econocom heeft verrijkt. Dat er sprake is van een innige band tussen [naam4] en [appellant] wil het hof wel aannemen en ook dat de verrekening tussen [naam4] en [appellant] vraagtekens qua integriteit oproept. Maar dat alles betekent nog niet dat Econocom financiële schade heeft ondervonden die [appellant] aan haar moet vergoeden. Daarom oordeelt het hof dat Econocom in de bewijsopdracht niet is geslaagd.
Recapitulatie
2.11.
Aan Econocom kunnen de voormelde drie posten dus niet worden toegewezen. Omdat de overige bezwaren van [appellant] tegen het eindvonnis van de rechtbank in het tussenarrest ongegrond zijn geoordeeld strekken deze bedragen dan ook in mindering op het bedrag dat de rechtbank heeft toegewezen, te weten € 427.633,91 minus € 104.620,56 =
€ 323.013,35. Dit bedrag is [appellant] dus aan Econocom verschuldigd. Het vonnis van de rechtbank zal in zoverre dus worden vernietigd en voor het overige worden bekrachtigd.
2.12.
Omdat de bezwaren (grieven) van [appellant] tegen de vonnissen van de rechtbank voor het grootste deel ongegrond zijn, wordt hij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep van Econocom. Qua salaris advocaat zal het hof de aktewisseling na het tussenarrest niet ten nadele van [appellant] meetellen omdat Econocom niet in het bewijs is geslaagd. Onder de kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover.
2.13.
Het hof zal wat betreft de procedure bij de rechtbank de proceskostenveroordeling vernietigen en alsnog wat betreft het salaris advocaat tarief VI in plaats van tarief VII toepassen omdat aan Econocom een lager bedrag wordt toegewezen dan de rechtbank heeft gedaan.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland van 22 december 2021 en 7 december 2022, behoudens de beslissingen onder 3.1. en 3.3. van laatstgenoemd vonnis die worden vernietigd,
3.2.
veroordeelt [appellant] om aan Econocom te voldoen € 323.013,35, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 27 november 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van de procedure bij de rechtbank, aan de zijde van Econocom begroot op € 16.671,00,
3.4.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Econocom:
€ 5.689,00 aan griffierecht
€ 8.856,00 aan salaris van de advocaat van Econocom (2 procespunten x appeltarief VI).
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.J. van Rijen, A.A. van Rossum en R.J.A. Dil, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.