In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2024, staat de aansprakelijkheid van een werknemer centraal voor schade die hij aan zijn werkgever, Econocom Nederland B.V., zou hebben toegebracht. De werknemer, aangeduid als [appellant], heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De procedure volgde op een tussenarrest van 30 januari 2024, waarin het hof aan Econocom de opdracht gaf bewijs te leveren van de schade die [appellant] zou hebben veroorzaakt door zich ten koste van de werkgever te verrijken. Dit betrof onder andere een lening voor een huis in Portugal en kosten gerelateerd aan een privé-kluis en een Samsung TV.
Econocom heeft verschillende bewijsstukken ingediend, waaronder een kort geding vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, maar het hof oordeelt dat Econocom niet in het bewijs is geslaagd. Het hof concludeert dat de ingebrachte documenten niet voldoende zijn om aan te tonen dat [appellant] zich ten koste van Econocom heeft verrijkt. De kosten die Econocom claimde voor de lening, de privé-kluis en de Samsung TV werden niet toegewezen, omdat de bewijsstukken niet de nodige ondersteuning boden voor de claims van Econocom.
Uiteindelijk oordeelt het hof dat [appellant] aan Econocom een bedrag van € 323.013,35 verschuldigd is, te vermeerderen met wettelijke rente. De eerdere vonnissen van de rechtbank worden gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, waarbij het hof rekening houdt met de niet-succesvolle bewijsvoering van Econocom.