In deze zaak heeft Exclusive Equine B.V. hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de pachtkamer van de rechtbank Oost-Brabant, die op 7 september 2023 en 16 november 2023 zijn uitgesproken. De pachtkamer had zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de kantonrechter. Exclusive B.V. betwistte de onbevoegdheid en stelde dat er wel degelijk een pachtovereenkomst bestond met betrekking tot een perceel weiland. De pachtkamer had op 18 januari 2024 tussentijds hoger beroep opengesteld, maar het hof diende te beoordelen of het hoger beroep tijdig was ingesteld.
Het hof oordeelde dat, volgens artikel 1019o lid 2 Rv, het hoger beroep moet worden ingesteld voordat de appeltermijn is verstreken. Exclusive B.V. had haar hoger beroep op 18 december 2023 ingesteld, wat binnen de termijn viel. Echter, het hof concludeerde dat de pachtkamer zich onbevoegd had verklaard en dat tegen deze onbevoegdverklaring geen hogere voorziening openstond, zoals bepaald in artikel 1019k Rv. Dit betekende dat het hoger beroep van Exclusive B.V. niet ontvankelijk was, ongeacht het feit dat de pachtkamer tussentijds hoger beroep had opengesteld.
Het hof verklaarde Exclusive B.V. niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en veroordeelde haar in de proceskosten van de tegenpartij, [geïntimeerden] VOF. De kosten werden vastgesteld op € 1.405,-, bestaande uit griffierecht en salaris advocaat. Deze uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van hoger beroep in het civiele recht, vooral in zaken die betrekking hebben op pacht.