ECLI:NL:GHARL:2024:3933

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
200.336.390
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële ontbinding van een aannemingsovereenkomst en schadevergoeding voor niet verrichte werkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een aannemingsovereenkomst. [Appellant] had een overeenkomst gesloten met [geïntimeerde] voor de demontage van een oude dakkapel en de levering en montage van nieuwe dakkapellen en kozijnen voor een totaalbedrag van € 33.000,-. Na betaling van € 28.500,- ontstond er onenigheid over de voortgang van de werkzaamheden, die in juli 2022 waren begonnen. Ondanks bemiddeling en afspraken over de oplevering, voldeed [geïntimeerde] niet aan zijn verplichtingen. [Appellant] vorderde bij de kantonrechter gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 17.467,68 voor niet verrichte werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming de (partiële) ontbinding rechtvaardigde en veroordeelde [geïntimeerde] tot terugbetaling van € 4.818,-. [Appellant] ging in hoger beroep omdat hij het niet eens was met de hoogte van dit bedrag en vorderde daarnaast schadevergoeding van € 7.640,- voor door een derde geleverde dakkapelkozijnen.

Het hof oordeelde dat de grieven van [appellant] slagen. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] de dakkapelkozijnen met dubbel glas niet had geleverd en dat [appellant] recht had op terugbetaling van € 5.250,31 voor niet verrichte werkzaamheden en € 5.318,70 aan schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [geïntimeerde] tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werden de proceskosten aan [appellant] toegewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [geïntimeerde] de bedragen moet betalen, ook als hij in cassatie gaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.336.390
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 10298356
arrest van 11 juni 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. C.W. Wernink
tegen
[geïntimeerde] , voorheen handelend onder de naam [naam1]
die woont in [woonplaats2]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde]
niet verschenen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, (hierna: de kantonrechter) op 20 september 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. [appellant] heeft [geïntimeerde] op 18 december 2023 gedagvaard om te verschijnen op de zitting van dit hof van 9 januari 2024. [geïntimeerde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Het hof heeft verstek tegen [geïntimeerde] verleend.
1.2.
Vervolgens heeft [appellant] de memorie van grieven en de stukken van de procedure aan het hof overgelegd. Hierna heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] en [geïntimeerde] hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan [geïntimeerde] de oude dakkapel op de woning van [appellant] zou demonteren en nieuwe dakkapellen en kozijnen zou leveren, monteren en afwerken, voor een aanneemsom van € 33.000,- inclusief BTW. [appellant] heeft termijnbetalingen gedaan voor een totaalbedrag van € 28.500,-.
2.2.
Nadat [geïntimeerde] in juli 2022 is begonnen met de werkzaamheden, is tussen partijen onenigheid ontstaan over de voortgang van de werkzaamheden.
2.3.
Na bemiddeling zijn partijen onder meer overeengekomen dat [geïntimeerde] het werk in beginsel in week 41 van 2022 zou opleveren en dat [appellant] dan € 4.000,- zou voldoen. Verder is afgesproken dat [geïntimeerde] in een slaapkamer noodbeglazing zou aanbrengen.
2.4.
Op 10 oktober 2022 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] gemeld dat de draai-kiepramen niet geplaatst kunnen worden.
2.5.
Bij brief van 28 oktober 2022 heeft [appellant] [geïntimeerde] een ingebrekestelling verstuurd en [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden alsnog voor 1 december 2022 na te komen. [geïntimeerde] heeft de werkzaamheden niet afgemaakt.
2.6.
[appellant] heeft bij de kantonrechter gedeeltelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst gevorderd, met veroordeling van [geïntimeerde] tot (terug)betaling van een bedrag van € 17.467,68 voor de niet verrichte werkzaamheden.
2.7.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkoming de (partiële) ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt en [geïntimeerde] veroordeeld tot (terug)betaling van € 4.818,- aan [appellant] voor de niet verrichte werkzaamheden. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld omdat hij het niet eens is met de hoogte van dit bedrag. Daarnaast vordert [appellant] in hoger beroep veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 7.640,- aan schadevergoeding in verband met de door een derde geleverde en gemonteerde dakkapelkozijnen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal oordelen dat de grieven van [appellant] slagen en [geïntimeerde] veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 5.250,31 aan niet verrichte werkzaamheden en een bedrag van € 5.318,70 aan schadevergoeding. Het hof zal zijn beslissing hieronder toelichten.
Demontagewerkzaamheden
3.2.
In hoger beroep is ten aanzien van de niet verrichte werkzaamheden nog slechts in geschil welke demontagewerkzaamheden [geïntimeerde] daadwerkelijk heeft verricht. Partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] de dakkapel, de dakpannen en het dakbeschot zou verwijderen en afvoeren voor een bedrag van € 1.125,60. [appellant] stelt dat [geïntimeerde] slechts de demontage van de dakkapel en het dakbeschot heeft uitgevoerd. Hij heeft de dakpannen niet gedemonteerd en heeft in het geheel niet zorggedragen voor de afvoer van de oude dakkapel, de dakpannen en het dakbeschot, aldus [appellant] . De kantonrechter heeft [geïntimeerde] ten onrechte veroordeeld tot terugbetaling van slechts een klein gedeelte van het bedrag dat gemoeid was met de demontagewerkzaamheden, namelijk € 292,80. [geïntimeerde] heeft volgens [appellant] slechts 2/6e van de geoffreerde demontagewerkzaamheden uitgevoerd, zodat [appellant] recht heeft op terugbetaling van 4/6e deel, namelijk € 725,11. Het hof oordeelt dat de grief van [appellant] slaagt, omdat [geïntimeerde] heeft erkend de dakpannen niet te hebben verwijderd en niet heeft weersproken dat hij niet heeft zorggedragen voor de afvoer van de dakkapel, de dakpannen en het dakbeschot. Het hof zal [geïntimeerde] , overeenkomstig de door [appellant] gestelde en door [geïntimeerde] niet weersproken rekenmethode, veroordelen tot betaling van een totaalbedrag van € 5.250,31 aan niet verrichte werkzaamheden.
Dakkapelkozijnen met glas
3.3.
Niet in geschil is dat [geïntimeerde] de dakkapelkozijnen met dubbel glas HR ++ niet heeft geleverd en gemonteerd en dat voor die werkzaamheden een bedrag van € 3.218,53 was overeengekomen. [appellant] vordert in hoger beroep een bedrag van € 7.640,05
(€ 10.850,58 - € 3.218,53) aan schadevergoeding van [geïntimeerde] voor de meerkosten die hij heeft moeten maken voor het door een derde laten leveren en monteren van de door [geïntimeerde] niet geleverde dakkapelkozijnen. [geïntimeerde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de vordering in beginsel zal worden toegewezen. [appellant] heeft echter geen dakkapelkozijnen met HR++ glas laten leveren en plaatsen door een derde, maar dakkapelkozijnen met HR+++ glas, waar volgens de offerte van [geïntimeerde] een bedrag van
€ 5.532,23 (€ 3.218,53 + meerprijs € 2.313,70) mee gemoeid zou zijn. Het hof zal de vordering van [appellant] aan schadevergoeding daarom toewijzen voor zover het de meerkosten betreft die [appellant] heeft moeten maken voor het door een derde - in plaats van [geïntimeerde] - laten leveren en monteren van dakkapelkozijnen met HR +++ glas, namelijk
(€ 10.850,58 - € 3.218,53 - € 2.313,70) € 5.318,70.
De conclusie
3.4.
Het hoger beroep slaagt. Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.5.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 20 september 2023;
4.2.
ontbindt de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk, namelijk voor het gedeelte aan werkzaamheden dat niet verricht is;
4.3.
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 5.250,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis, 20 september 2023, tot aan de dag van voldoening;
4.4.
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 5.318,70 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4000 vanaf 23 november 2022 tot aan de dag van voldoening en vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.318,70 vanaf 28 december 2022 tot aan de dag van voldoening;
4.5.
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 693,- aan griffierecht
€ 135,98 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 792,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (3 procespunten x tarief € 264,-)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht
€ 129,85 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (1 procespunt x appeltarief II)
4.6.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, D. Stoutjesdijk en J.C.J. Luijten, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
11 juni 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.