Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure tot herroeping
2.De vaststaande feiten
3.Het arrest waarvan herroeping wordt gevorderd
4.De vordering tot herroeping
- i) dat [eiseres] niet aansprakelijk is jegens de curator voor het tekort in het faillissement van Red Dragon, en
- ii) dat de curator jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door in de procedures die tegen [eiseres] worden gevoerd door de curator, Rabobank en het Openbaar Ministerie stukken achter te houden voor [eiseres] , waardoor zij geen eerlijk proces heeft c.q. heeft gehad.
5.De beoordeling van de vordering tot herroeping
- i) dat Rabobank wist dat de door [eiseres] aan haar verzonden facturen en bankrekeningafschriften vals waren, en met die wetenschap heeft ingestemd met het toch verstrekken van de financiering, waarbij Rabobank dan de voorwaarde heeft losgelaten dat Red Dragon eerst zelf tot een bedrag van € 4,9 miljoen euro zou moeten investeren;
- ii) dat de administratie van Red Dragon wel conform artikel 2:10 BW is gevoerd, in die zin dat de volgens de curator ontbrekende stukken er wel degelijk waren;
- iii) dat uit de administratie van Red Dragon blijkt dat ten behoeve van Red Dragon wel degelijk voor meer dan 3,1 miljoen euro is geïnvesteerd;
- iv) dat vanaf een bepaald moment niet alleen de omzet van Red Dragon is omgeleid naar Malaika maar dat ook de kosten van Red Dragon via Malaika zijn betaald.
- Overeenkomsten, bestellingen, contracten, bestekken en kasboeken;
- Facturen ter zake van de bouw en inrichting van het bedrijfspand;
- Een (deugdelijke) personeelsadministratie, en
- Aangiften en aanslagen loon-, omzet- en vennootschapsbelasting.
onvolledigwas, maar ook
onjuist. Volgens het hof was ten onrechte een lening van de Stichting aan Red Dragon in de boeken opgenomen en was de aandelenstorting (die in geld had moeten geschieden, wat niet is gebeurd) foutief in de administratie verwerkt. Deze oordelen worden niet door enige door [eiseres] aangevoerde herroepingsgrond bestreken. Zij komt wel met een betoog dat met Rabobank is overeengekomen dat de storting ook kon worden gedaan door “zaken voor Red Dragon te betalen”, maar (daargelaten dat Rabobank daarover niet kan beslissen) dit betoog is niet gekoppeld aan een aangevoerde herroepingsgrond. Het oordeel van het hof dat artikel 2:10 BW is geschonden en dat het onbehoorlijk bestuur daarmee vaststaat kan dus niet anders komen te luiden als de in r.o. 5.13 opgesomde stukken toch zouden blijken te bestaan. Aldus gaat het hier niet om stukken van beslissende aard.
doorPatteks betalingen zijn gedaan. In hoger beroep is nergens naar de vermeende betalingen aan Patteks verwezen. Ook zonder te beschikken over de facturen van Patteks en de offerte, zou toch voor de hand hebben gelegen dat [eiseres] in elk geval in de procedure melding zou hebben gedaan van zo’n cruciaal gegeven als een betaling van maar liefst 4,3 miljoen euro, dit temeer omdat de inzet van de procedure onder andere juist was de vraag welke investeringen er ten behoeve van Red Dragon zijn gedaan. [eiseres] heeft ook niet verklaard dat zij destijds (ten tijde van de procedure over de bestuurdersaansprakelijkheid) niet op de hoogte was van de opdracht en betalingen aan Patteks, wat ook vreemd zou zijn geweest nu [eiseres] bestuurder was van de Stichting. Ook kon [eiseres] niet of nauwelijks iets verklaren over de betalingen aan Patteks. Hoewel de facturen zijn gericht aan de Stichting, waarvan zij bestuurder is, zouden de betalingen volgens [eiseres] zijn verricht door familie van de heer [naam1] , vermoedelijk per bank. Maar zij kon dit verder niet concretiseren. Bankafschriften heeft zij niet overgelegd. Verder valt op dat de offerte van Patteks voor een bedrag van 4,3 miljoen euro slechts uit twee regels bestaat, zonder enige omschrijving van wat wordt geoffreerd. Volgens [eiseres] zou er nog meer moeten zijn, maar zij kon dat niet nader toelichten.