Uitspraak
1.Bouwbedrijf [appellante1] B.V.,
Bouwbedrijf,
2. [appellant2] ,
[appellant2],
3. [appellant3] ,
[appellant3],
[appellanten],
Bollenstreek,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 juli 2023;
- de memorie van grieven van 21 november 2023 tevens bevattende een voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
- de memorie van antwoord van 2 januari 2024;
- het tussenarrest van 13 februari 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 2 mei 2024 is gehouden. Beide partijen hebben voorafgaand aan de zitting nog bij akte producties in het geding gebracht. [appellanten] hebben op de mondelinge behandeling hun hoger beroep gericht tegen het oudste tussenvonnis (een vonnis waarbij een mondelinge behandeling is bepaald) ingetrokken.
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.Het oordeel van het hof
exceptio plurium litis consortiumomdat volgens hen op straffe van niet-ontvankelijkheid de ontbonden vennootschap [naam2] B.V. in de procedure had moeten worden betrokken. Dit verweer is door de rechtbank verworpen. Daartegen richten zich de grieven VIII en IX.
exceptio plurium litis consortium. De rechtbank heeft dit beroep verworpen omdat pas sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding als het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het hof is het met de rechtbank eens.
objectiefbezien verdedigbare onjuiste veronderstelling verkeren dat hij rechthebbende werd. Daarvan is geen sprake. [appellant3] heeft zich beroepen op de leveringsakte waarin staat dat het geleverde een behoorlijk op het terrein afgebakend gedeelte van het toenmalige perceel 5695 was. Hij heeft de greppel aangezien voor de daar bedoelde afbakening. Dit betoog gaat niet op. De afbakening slaat op de grens met het restant van perceel 5695 (dat is hernummerd tot 6867) en niet op grens met perceel 1141. De aan de akte gehechte kaart geeft ook een zuivere rechthoek weer – overeenkomstig de vorm van het kadastrale perceel 6868 – en niet een perceel dat ter hoogte van perceel 1141 duidelijk breder is dan daarvoor en daarna. [appellant3] is daarmee niet aan te merken als een bezitter te goeder trouw in de zin van artikel 3:118 BW en 3:99 BW, wat overigens niet impliceert dat hij een bezitter te kwader trouw is.
fishing expeditionheeft.