Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten
Op 22 september 2016 heeft overleg plaatsgevonden waarbij aanwezig waren:
[geïntimeerde] , in zijn hoedanigheid van bestuurder en lid van Bewindvoeringskantoor Velp UA (hierna: BK);
Uzelf, als advocaat van [geïntimeerde] ;
[naam3] , in hoedanigheid van bestuurder van Fiscale en Financiële Advocatuur Velp BV ( [naam5] , hierna: [naam5] ) op haar beurt bestuurder en lid van BK);
Ondergetekende, [naam4] , in hoedanigheid van bestuurder van [naam5] op haar beurt bestuurder en lid van BK.
Gelderse dossiers”en de
“Bossche dossiers”en het resultaat van de coöperatie verdeeld kunnen worden tussen FFA en [geïntimeerde] . Ook staat in die brief dat [geïntimeerde] en de coöperatie geen vordering hebben op FFA, [het advocatenkantoor] , [naam3] en [naam4] en dat FFA, de coöperatie, [naam3] en [naam4] geen vordering hebben op [geïntimeerde] .
Met cliënt besprak ik hedenmiddag de voortgang in bovengenoemd dossier. Bij mij op kantoor heeft hij de bewuste jaarrekeningen ondertekend, waarvan u bijgaand 3 exemplaren aantreft. Eén exemplaar heeft cliënt behouden. Op de laatste pagina van de jaarrekening heeft client nog een opmerking geschreven omdat het daarin genoemde bedrag ons inziens niet juist is. Het gaat daarbij om de bedragen die als ledendividend worden uitgekeerd. Wellicht kan uw accountant de laatste pagina van de jaarrekening nog aanpassen.
Ik constateer dat jullie het niet met elkaar eens zijn over de inhoud van de samen te stellen jaarrekeningen van FFA en BK.
De mrs. [naam3] en [naam4] hebben als bestuurders van FFA met u als vertrekkend bestuurder van het bewindvoeringskantoor afspraken gemaakt op 22 september 2016 die bij wijze van vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd in een brief van mr. [naam4] aan uw raadsman mr. Vermeer van 2 november 2016 en diens antwoord van 16 november 2016, u bekend.
als opstapje ter beëindiging van hun geschillen”, hetgeen is vastgelegd in het proces-verbaal van die mondelinge behandeling:
1) partijen [naam4] , [naam3] en [geïntimeerde] zullen overgaan tot ontbinding en vereffening van de coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. volgens het geldende Protocol overdracht Wsnp-zaken van de Raad voor Rechtsbijstand op 1 juni 2016 (de uittreding van [geïntimeerde] als WSNP-bewindvoerder);
partijen wijzen als vereffenaar aan een accountant van het kantoor De Jong & Laan aan;
de vereffenaar zal (enkel) een cijfermatige/rekenkundige vereffening uitvoeren (juridisch-inhoudelijke kwesties zullen er buiten gelaten worden);
de kosten voor de vereffening / de accountant zullen ten laste van de coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. komen”.
4.De vorderingen bij – en de beslissing van de rechtbank
5.Het oordeel van het hof
- € 16.322,30 ten titel van restitutie;
- € 2.320,26 ten titel van restitutie althans schadevergoeding; en
- € 7.574,00 ten titel van schadevergoeding;
ten titel van restitutie” € 16.322,30 in hoofdsom betaalt aan [het advocatenkantoor] . [het advocatenkantoor] legt hieraan ten grondslag dat [geïntimeerde] door zijn handelen bij het kort geding dat heeft geleid tot het kortgedingvonnis van 22 juni 2020 en het tenuitvoerleggen van dit vonnis (op basis waarvan [het advocatenkantoor] een bedrag van € 16.322,30 aan de coöperatie heeft betaald) in strijd heeft gehandeld met de vaststellingsovereenkomst die is neergelegd in de brief van 2 november 2016, althans dat hij onrechtmatig heeft gehandeld.
2.16. Mrs. [naam3] en [naam4] hebben op enig moment besloten om op basis van de op dat moment bekende afloop van de WSNP-zaken en de verwachte afloop van enkele nog lopende WSNP-zaken een definitieve berekening te maken voor de afwikkeling tussen BK [de Coöperatie; rechtbank] en [geïntimeerde] enerzijds en die tussen FFA en BK anderzijds. Zij hebben op basis van die berekeningen vanuit FFA een bedrag van € 16.323,00 aan BK voldaan en vervolgens datzelfde bedrag vanuit BK overgemaakt naar [naam1][ [het advocatenkantoor] ; toevoeging hof]
. Daarbij zijn zij uitgegaan van de jaarrekening 2016 zoals die volgens mrs. [naam3] en [naam4] behoorde te luiden. Genoemde betalingen zijn geschied op 9 en 10 januari 2019.
door Gelderse dossiers aan de Bossche dossiers moet worden vergoed”. Uit dit bericht volgt dat partijen volgens [geïntimeerde] nog niet tot algehele overeenstemming waren gekomen. Er is niet gebleken dat [het advocatenkantoor] hierop heeft gereageerd dat zij dit anders heeft begrepen. Daarnaast is niet gebleken dat partijen vervolgens alsnog tot (integrale) overeenstemming zijn gekomen. [het advocatenkantoor] heeft hiervoor geen concrete feiten gesteld waaruit het bestaan van deze overeenkomst kan worden afgeleid. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.