Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- een getuigenverhoor aan de zijde van Dagzorgtwente op 6 juni 2023;
- voortzetting van dit getuigenverhoor op 4 oktober 2023;
- een memorie na enquête van Dagzorgtwente;
- een antwoordmemorie na enquête van Achmea.
2.Het verdere oordeel van het hof
Hij moest werk doen naar mijn zeggen’ en ‘(…)
na 2018 deed hij wat ik hem vertelde’ en vervolgens ‘
Alles’. Op de vraag of hij alles deed voordat hij werknemer werd en daarna ook, antwoorde [de directeur] ‘
ja’ en voegde daaraan toe ‘
Toen ik eigenaar werd zei ik wat er moest gebeuren’.
uw werknemer’. [de gedragsdeskundige] heeft in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat ‘
u dhr [de directeur] (de werkgever van Dagzorg Twente B.V.) aanwijzingen/werkopdrachten hebt gegeven aan [naam1] (uw werknemer)’ en ‘
Er is een duidelijke gezagsverhouding’. Daarnaast heeft Dagzorgtwente ten behoeve van de haar opgedragen (tegen)bewijslevering elf schriftelijke verklaringen van zakelijk bij Dagzorgtwente betrokken derden overgelegd. Deze verklaringen gaan allemaal, samengevat, over (werk)opdrachten die [de directeur] aan [naam1] heeft gegeven, contact dat [de directeur] met hen had in het kader van cliëntenzorg en praktisch te regelen zaken, aansturing door [de directeur] van zijn medewerkers (waaronder [naam1] ), de zeggenschap van [de directeur] als directeur van Dagzorgtwente en/of het zijn van werkgever van [de directeur] ten opzichte van [naam1] . Daarnaast heeft Dagzorgtwente nog een e-mailwisseling tussen de boekhouder van Dagzorgtwente en het UWV overgelegd en een aantal logboeken met betrekking tot enkele cliënten van Dagzorgtwente waarin registraties staan over door [naam1] in opdracht van [de directeur] verleende zorg.
dat het daarom ging dat duidelijk moest worden dat die(gezagsverhouding; hof)
er was’. Ook al heeft de getuige [de gedragsdeskundige] daarna ook verklaard dat hij zijn schriftelijke verklaring heeft gebaseerd op wat hij had gezien: dit doet er niet aan af die verklaring tot stand is gekomen onder invloed van [de directeur] die daarbij – gezien de onderhavige procedure – rechtstreeks belang had. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dat ook geldt voor de andere schriftelijke verklaringen die Dagzorgtwente heeft overgelegd, gelet op het gegeven dat die verklaringen kennelijk na het tussenarrest met de (tegen)bewijsopdracht op verzoek van Dagzorgtwente zijn opgesteld en ook daarin opvallend vaak en met enige nadruk de termen ‘eigenaar/directeur [de directeur] ’, ‘opdracht’, ‘werkgever’ en ‘werknemer’ voorkomen. Het komt niet logisch en niet geloofwaardig over dat [de directeur] zo nadrukkelijk en ten overstaan van zoveel externe (zakelijke) contacten [naam1] opdracht gaf om kleine klusjes te verrichten, wat ook niet strookt met de verklaring van [naam1] zelf (dat hij als kwaliteitscoördinator hoofdzakelijk diverse protocollen ontwikkelde). En ook [de directeur] zelf gaf er tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep in zijn antwoorden op de vraag naar de inhoud van de werkzaamheden van [naam1] blijk van opvallend gefocust te zijn op het benadrukken van zijn feitelijke zeggenschap, terwijl die vraag niet daarover ging. Ook de overgelegde logboeken dragen niet bij aan het tegenbewijs, op grond van dezelfde argumenten: onvoldoende duidelijk is wie die urenregistraties heeft opgesteld en de opsteller(s) en eventuele andere betrokkenen zijn (op [naam1] na) niet als getuigen gehoord. Dat de overgelegde logboeken de bijlagen waren bij de e-mail van begin 2018 aan de Sociale Verzekeringsbank kan het hof niet vaststellen en de inhoud ervan doet ook niet af aan wat het hof hiervoor heeft overwogen. Verder heeft [de directeur] verklaard, op de mondelinge behandeling, dat [naam1] vóór en na de overdracht van Dagzorgtwente dezelfde werkzaamheden verrichtte. Feitelijk kwam daarin door de overname dus geen verandering, de (enigszins) andersluidende verklaringen van de getuigen [naam1] en [de gedragsdeskundige] ten spijt. Intussen leek [de directeur] niet te kunnen zonder de kennis en ervaring van [naam1] , kon [naam1] in wezen zelf bepalen hoe zijn financiële beloning onder de arbeidsovereenkomst eruit zag en (volgens getuige [de gedragsdeskundige] ) probeerde hij [de directeur] te overrulen en “
liep hij de kantjes eraf”. Wat Dagzorgtwente verder heeft aangevoerd over de volgens haar relevante factoren om te bepalen of sprake is van een gezagsverhouding, doet aan dit alles niet af.