Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
verwerende partij in reconventie,
eisende partij in reconventie,
1.De procedure in conventie en in reconventie
- het tussenvonnis van 16 december 2020,
- de mondelinge behandeling op 22 februari 2021 die via skype heeft plaatsgevonden en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De feiten in conventie en in reconventie
productie 1 bij de dagvaarding). Op deze overeenkomst zijn naast de overgelegde polisvoorwaarden de door Achmea gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing die zich achter de polis bevinden.
productie 10 bij de dagvaarding) bericht Achmea aan Dagzorgtwente kortgezegd dat, aangezien er geen sprake is van een werkgever-werknemer-relatie tussen Dagzorgtwente en [betrokkene 2] , dat er geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW is en dat [betrokkene 2] niet kan worden aangemerkt als werknemer. Achmea zal maatregelen nemen, waaronder de maatregel dat Dagzorgtwente de ontvangen uitkering van € 65.382,24 terug dient terug te betalen, dat de verzuimverzekering per 21 januari 2020 stopt en dat de gegevens van Dagzorgtwente in een informatiesysteem van Achmea worden opgenomen.
3.De vordering en de standpunten in conventie en in reconventie
- primair: de verzuimverzekeringsovereenkomst tussen partijen te vernietigen en Dagzorgtwente te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 65.382,24 aan Achmea te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- subsidiair: voor recht te verklaren dat Dagzorgtwente in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de verzuimovereenkomst zo ernstig toerekenbaar tekort is geschoten wegens het schenden van de verplichtingen uit hoofde van artikel 2.4. van de verzuimverzekeringsovereenkomst dat Dagzorgtwente geen recht op uitkering uit hoofde van de verzuimverzekeringsovereenkomst heeft alsook Dagzorgtwente te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 65.382,24 aan Achmea te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- meer subsidiair: voor recht te verklaren dat [betrokkene 2] niet kan worden aangemerkt als werknemer in de zin van de verzuimovereenkomst en Dagzorgtwente ten onrechte een bedrag van € 65.382,24 aan uitkering ter zake de door haar gestelde arbeidsongeschiktheid van [betrokkene 2] heeft ontvangen en Dagzorgtwente te veroordelen om aan Achmea tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 65.382,24 aan Achmea te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
- veroordeling van Dagzorgtwente in de kosten van deze procedure.
- Achmea te veroordelen om de gegevens van Dagzorgtwente en haar beslissing met betrekking tot de verzuimovereenkomst van Dagzorgtwente uit haar informatiesysteem te verwijderen;
- Achmea te veroordelen om aan Dagzorgtwente € 124.068,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de verschillende uiterste betaaltermijnen van de maandelijkse vergoedingen tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.029,40;
- veroordeling van Achmea in de proceskosten.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
productie 4 bij de conclusie van antwoord/eis inreconventie). Daarmee geeft Achmea te kennen gegeven welke feiten voor haar van belang zijn voor het sluiten van de overeenkomst. Dat Achmea op enig moment voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst andere vragen heeft gesteld dan in deze offerte staan, is door Achmea niet naar voren gebracht. Ook is niet gesteld dat Achmea naar aanleiding van de ingevulde offerte nadere vragen heeft gesteld. Achmea kan zich er dan achteraf ook niet met succes op beroepen dat Dagzorgtwente de na de totstandkoming van de overeenkomst bij Achmea gerezen vragen niet heeft beantwoord. Het had op de weg van Achmea gelegen om die vragen eerder te stellen.
aantal medewerkers: 2’Dagzorgtwente heeft onbetwist gesteld dat, nadat bleek dat [betrokkene 1] als DGA niet kon worden meeverzekerd, alleen [betrokkene 2] overbleef en alleen [betrokkene 2] door Achmea op de polis is vermeld. Achmea was derhalve bij het aangaan van de overeenkomst er mee bekend dat er één werknemer werd verzekerd. Achmea heeft daar op het moment van het aangaan van de overeenkomst geen gevolgen aan verbonden. Achmea heeft in deze procedure onvoldoende gesteld waarom dit achteraf gezien als opzettelijke misleiding zou moeten gelden. Dat [betrokkene 2] aanvankelijk heeft verzocht om toezending van een offerte en de offerte op 18 januari 2018 naar zijn huisadres is gestuurd maakt dat niet anders nu die offerte niet heeft geleid tot deze overeenkomst. De overeenkomst is tot stand gekomen op grond van de offerte van 23 januari 2018 die aan [betrokkene 1] is gericht en door [betrokkene 1] ingevuld aan Achmea is teruggestuurd.
De vordering tot betaling van rente betreft een vordering tot schadevergoeding wegens de vertraging in de uitkering uit de verzekeringsovereenkomst. Art. 6:119a BW is daarop niet van toepassing. Een verzekeringsovereenkomst is geen handelsovereenkomst in de zin van deze bepaling. Dat de verzekering bedrijfsmatig is gesloten maakt dat niet anders.