Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“(…) Wij hebben ook het vermoeden van prostitutie vanuit en in uw woning. Wij vinden het uitschelden en bedreigen van omwonenden onacceptabel en het voeren van een bedrijf aan huis in de vorm van prostitutie is niet toegestaan. (…) Ook het voeren van een bedrijf in de door u gehuurde woning is zonder onze toestemming niet toegestaan. Wij vragen u per direct te stoppen met de overlast en het voeren van een bedrijf vanuit de woning. (…)”Daarna heeft er een gesprek plaatsgevonden waarin [appellante] heeft ontkend dat sprake was van prostitutie. Volkshuisvesting heeft vervolgens [appellante] schriftelijk onder meer bericht dat zij een brief zullen sturen aan de klagers dat er geen prostitutie is geconstateerd vanuit de woning.
“ Op 28 april 2022 werd door de Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (…) een bestuurlijke controle gehouden bij het pand (….). Ter plaatse is geconstateerd dat de woning geëxploiteerd wordt voor prostitutie-doeleinden. (…)Via een advertentie op de website www.kinky.nl werd contact gelegd met iemand die seksuele handelingen met een ander tegen betaling aanbood. (…) Er werd een afspraak gemaakt voor één uur seks, tegen betaling. Gedurende dit telefoongesprek werd aangegeven dat de klant zich moest melden op (…). Zij bevestigde aan de deur dat haar naam (…) was en dat met haar een seksafspraak was gemaakt. Vervolgens heeft de klant zich gelegitimeerd als medewerker van de politie. (…) Zij ( [appellante] ; hof) heeft tijdens de controle aan politie verklaard op dit adres als prostituee te werken en via een advertentie op Kinky.nl klanten te werven. (…) Er is door politie in een bestuurlijke rapportage één constatering van onvergunde prostitutie gedaan. Mevrouw heeft bevestigd dat zij vaker vanuit huis seksuele diensten tegen betaling heeft aangeboden.”
“Mevrouw zegt zich geen vrouw meer te voelen en heeft daarom na een avond stappen een man mee naar huis genomen. Later bedacht ze dat als ze dan toch mannen mee naar huis nam ze er beter geld voor kon vragen. Ze heeft ook advertenties geplaatst. (…) Aangegeven dat ze zelf de advertenties heeft gezet en de mannen ontvangen heeft. Een van de omwonenden heeft bij ons aangegeven zich niet veilig te voelen met al die mannen in het achterpad. Mevrouw geeft zelf aan dat het maar een aantal keer gebeurd is.”
[appellante] was door de brief van 9 augustus 2018 een gewaarschuwd mens. In die brief staat in heldere bewoordingen dat prostitutie in de woning niet is toegestaan en dat dat moet stoppen. [appellante] heeft op dat moment weliswaar ontkend dat sprake was van prostitutie in de woning maar dat doet er niet aan af dat zij wist dat het niet was toegestaan.
[appellante] heeft haar woning na augustus 2018 voor prostitutie gebruikt. Dat blijkt naar het oordeel van het hof in voldoende mate uit de internetadvertenties – die van 2010 tot in ieder geval april 2022 op internet stonden – en de reacties van klanten op internetfora die dateren van na augustus 2018. Vervolgens is [appellante] op 28 april 2022 ‘op heterdaad’ betrapt door een undercover agent en heeft zij tegenover die agent verklaard vaker seksuele diensten tegen betaling vanuit huis te hebben verricht. Dat heeft zij een maand later ook verklaard tegenover medewerkers van Volkshuisvesting. In de memorie van grieven heeft [appellante] weliswaar betwist dat zij dit tegenover de agent heeft verklaard maar aan dat niet nader onderbouwde standpunt gaat het hof voorbij, mede ook omdat de verklaring tegenover de agent overeenstemt met hetgeen zij een maand later in een gesprek aan Volkshuisvesting heeft verteld. Het hof concludeert dan ook dat voldoende is komen vast te staan dat [appellante] , hoewel zij daarvoor was gewaarschuwd, meermalen haar woning heeft gebruikt voor prostitutiedoeleinden. Bij dit oordeel laat het hof de verklaringen van omwonenden buiten beschouwing.
[appellante] heeft in het kader van haar beroep op de ‘tenzij-bepaling’ van artikel 6:265 BW aangevoerd dat de tekortkoming te gering is, dat zij een groot belang heeft om onderdak te vinden en dat zij sinds de ontruiming op 16 februari 2023 met toenemende medische klachten bij het Leger des Heils verblijft. Zoals hiervoor is vastgesteld gaat het niet om een eenmalig gebruik van de woning voor prostitutiedoeleinden maar is naar het oordeel van het hof vast komen te staan dat dit, ondanks een gegeven waarschuwing, (veel) vaker is voorgekomen. [appellante] heeft de gestelde medische klachten niet onderbouwd. Hoewel zonder meer begrijpelijk is dat zij een belang heeft bij een eigen dak boven haar hoofd, weegt het belang van Volkshuisvesting om de huurovereenkomst te beëindigen vanwege de negatieve gevolgen van de gedragingen van [appellante] op de woonomgeving/woonkwaliteit (onder meer overlast in een (kinderrijke) buurt), zwaarder. Het beroep op de tenzij-bepaling gaat dan ook niet op.