ECLI:NL:GHARL:2024:3186

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
200.325.548
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling onder internationale handelskoop met toepassing van het Weens Koopverdrag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Max Business B.V. en Comercial Ferco Europa S.L. over een betalingsverplichting onder een internationale handelskoop. Max Business, gevestigd in Elburg, had van 2018 tot 2021 onderdelen voor vloerverwarmingen ingekocht bij het Spaanse Comercial. De samenwerking begon met een betalingsafspraak waarbij Max Business vooruitbetaalde voor de bestelde goederen. Echter, in juni 2021 maakte Comercial Max Business erop attent dat er een bedrag van € 35.187,92 onbetaald was gebleven, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Gelderland heeft in haar vonnis van 25 januari 2023 een groot deel van deze vordering toegewezen, maar Max Business ging in hoger beroep.

Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en het Weens Koopverdrag als toepasselijk recht erkend. Het hof oordeelde dat Max Business in sommige gevallen nog moest betalen voor niet-betaalde leveringen, maar dat zij niet aanvullend hoefde te betalen voor vooruitbetaalde leveringen waarbij de uiteindelijke factuur hoger was dan het vooruitbetaalde bedrag. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Max Business om € 15.770,37 aan Comercial te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. Beide partijen moesten hun eigen proceskosten dragen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen in internationale handelsrelaties om duidelijke afspraken te maken over betalingsverplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. Het hof heeft ook de rol van bewijsvoering in dergelijke geschillen onderstreept, waarbij de stelplicht en bewijslast op de partij die nakoming vordert rusten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.548
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 405344
arrest van 7 mei 2024
in de zaak van
Max Business B.V.,
die is gevestigd in Elburg,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: Max Business
advocaat: mr. L.C. van der Veer
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Comercial Ferco Europa S.L.,
die is gevestigd in Montilla, Spanje
en bij de rechtbank optrad als eisende partij,
hierna: Comercial
advocaat: mr. I.A. van Rooij

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 21 november 2023 heeft op 21 februari 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd
opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over betaling onder internationale handelskoop.
2.2.
Max Business heeft van 2018 tot 2021 onderdelen voor vloerverwarmingen ingekocht bij het in Spanje gevestigde Comercial. Het ging met name om kunststof verdelers en daarvan had Comercial verschillende varianten in haar assortiment. Bij aanvang van de samenwerking heeft Max Business van elke variant twee stuks besteld. Comercial heeft toen op 2 april 2018 een offerte gestuurd naar Max Business met de prijs per stuk voor elk product en de volgende betalingsafspraak: “
Term of payments: Advanced payment”. Dat is ook hoe partijen vervolgens (in ieder geval tot september 2019) zaken zijn gaan doen: Max Business plaatste een bestelling en betaalde vooruit en daarna leverde Comercial de bestelde goederen.
2.3.
Op 2 juni 2021 maakte Comercial Max Business erop attent dat uit haar administratie was gebleken dat er over 2019 en 2020 in totaal een bedrag van € 35.187,92 onbetaald was gebleven. Dat bedrag bestond voor het grootste deel uit facturen die Max Business in het geheel niet betaald zou hebben; en voor het overige uit facturen die Max Business niet volledig betaald zou hebben. Max Business was het daar niet mee eens en heeft geweigerd dit bedrag te betalen. Comercial heeft daarom bij de rechtbank gevorderd dat Max Business wordt veroordeeld om € 35.187,92 aan hoofdsom te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.4.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 25 januari 2023 [1] deze vordering voor een belangrijk deel toegewezen, onder meer omdat Max Business er niet vanuit mocht gaan dat zij met haar vooruitbetalingen (volledig) aan haar betalingsverplichtingen had voldaan. Ook oordeelde de rechtbank dat bezwaren van Max Business tegen specifieke facturen niet opgingen omdat Max Business steeds heeft getekend voor ontvangst van de leveringen en omdat zij door te betalen akkoord is gegaan met de prijzen die Comercial in rekening heeft gebracht.
2.5.
De bedoeling van het hoger beroep van Max Business is dat de toegewezen vordering van Comercial alsnog wordt afgewezen.

3.Het oordeel van het hof

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Omdat Comercial in Spanje is gevestigd moet het hof eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft (oftewel bevoegd is om over deze zaak te oordelen). Dat is het geval. Daarvoor verwijst het hof naar rechtsoverweging 4.2 van het vonnis van de rechtbank en neemt dat oordeel over.
3.2.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Weens Koopverdrag [2] op de vordering van toepassing is (hierna ook: WK) en dat het Spaanse recht van toepassing is voor zover geschilpunten aan de orde zijn waarin het Weens Koopverdrag niet voorziet. Partijen hebben in hoger beroep en bij de rechtbank niet iets anders bepleit, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
De beoordeling
3.3.
Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en Max Business (in plaats daarvan) veroordelen om € 15.770,37 aan Comercial te betalen. Van de gevorderde en toegewezen hoofdsom van € 35.187,92 moet namelijk worden afgetrokken: € 2.388,75 omdat Max Business voor vier bestellingen geen aanvullende betalingsverplichting meer hoefde te verwachten en € 17.028,80 omdat Comercial te hoge prijzen in rekening heeft gebracht. Dit wordt hierna uitgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Max Business grief 5 van haar memorie van grieven ingetrokken, zodat het hof daar verder niet op in zal gaan.
3.4.
Het hof stelt voorop dat de stelplicht en bewijslast van feiten waaruit kan worden afgeleid dat Max Business bij Comercial producten heeft gekocht voor een bedrag van € 35.187,92 rusten op Comercial die nakoming vordert van de door haar gestelde betalingsverbintenis op grond van artikel 53 WK. De stelplicht en bewijslast van de feiten waaruit volgt dat er al betalingen hebben plaatsgevonden en tot welk bedrag rusten op Max Business.
Waar Max Business nog rekening mee moest houden
3.5.
De vraag wat er tussen partijen is afgesproken moet worden beantwoord aan de hand van artikel 8 WK. Op grond van artikel 8 lid 2 WK moeten verklaringen en gedragingen van een partij worden uitgelegd overeenkomstig de zin die een redelijk persoon van gelijke hoedanigheid als de andere partij in dezelfde omstandigheden hieraan zou hebben toegekend. Volgens Max Business brengen de omstandigheden van deze zaak mee dat zij in 2021 geen rekening meer hoefde te houden met enige betalingsverplichting. Daarbij beroept zij zich met name op de vooruitbetalingsafspraak en op de manier waarop partijen vanaf 2018 zaken hebben gedaan. Omdat Max Business haar bestellingen altijd vooruitbetaalde, had zij jaren later geen rekeningen meer hoeven te verwachten, aldus Max Business. Dit betoog gaat niet op. Daarbij is het belangrijk onderscheid te maken tussen (i) aangetoonde leveringen die Max Business helemaal niet heeft betaald en (ii) leveringen waarvoor Max Business wel heeft betaald, maar volgens Comercial (wegens omvangrijker en duurdere leveringen) niet volledig. Het hof is van oordeel dat Max Business voor de eerste categorie nog moet betalen, maar dat zij voor de tweede categorie niet hoeft bij te betalen.
De vooruitbetalingsafspraak en de manier van zakendoen
3.6.
Partijen hebben aanvankelijk afgesproken dat Max Business de prijs van de te leveren goederen vooruit moest betalen. Op de offerte van 2 april 2018 stond immers “
Term of payments: Advanced payment”. Van meer of andere (schriftelijke) afspraken is niet gebleken.
3.7.
De manier van zakendoen was in elk geval tot medio 2019 in hoofdlijnen als volgt: Max Business plaatste een bestelling door per e-mail aan haar contactpersoon bij Comercial door te geven hoeveel eenheden van welk product zij wilde hebben. Comercial stuurde vervolgens een document met de producten die zij ging leveren en de bijbehorende prijzen (de
acuse de pedido; die het hof hierna zal aanduiden als de orderbevestiging). Max Business betaalde dan het totaalbedrag van de orderbevestiging vooruit, waarna Comercial de goederen leverde en Max Business voor ontvangst tekende.
3.8.
Dat Max Business meestal vooruitbetaalde voor haar bestellingen blijkt onder meer uit het overzicht dat Comercial als productie 1 bij dagvaarding heeft overgelegd en dat is opgenomen als bijlage 1 bij dit arrest. Bij de meeste bestellingen op het overzicht ligt de datum van betaling vóór de factuurdatum. Kennelijk heeft Max Business in die gevallen dus inderdaad betaald voordat zij de factuur van Comercial ontving, namelijk op basis van de orderbevestiging die zij direct na het plaatsen van de bestelling kreeg.
3.9.
Comercial heeft echter aangevoerd en onderbouwd dat het niet altijd zo ging. De vordering van Comercial bestaat voor een belangrijk deel uit volledig onbetaalde facturen. Dat zijn dus facturen voor goederen die Max Business volgens Comercial wél besteld en ontvangen heeft, terwijl zij daarvoor niet heeft (vooruit)betaald. Comercial heeft toegelicht dat in de loop van 2019 een medewerker van haar administratieve afdeling is vertrokken, waarna er niet meer werd toegezien op naleving van de afspraak dat vooruitbetaald moest worden. Dat Comercial in sommige gevallen ook zonder vooruitbetaling goederen heeft geleverd aan Max Business, heeft zij onder meer onderbouwd met e-mails, pakbonnen en door Max Business ondertekende leveringsbonnen.
Max Business moet betalen voor niet betaalde leveringen
3.10.
Tijdens de mondelinge behandeling ontkende Max Business dat zij leveringen heeft ontvangen waarvoor zij niet heeft vooruitbetaald, maar die ontkenning is in het licht van de onderbouwing van Comercial onvoldoende. Max Business heeft bijvoorbeeld niet uitgelegd welke specifieke zending zij dan niet zou hebben ontvangen en dat had wel op haar weg gelegen. Volgens Max Business is het moeilijk en tijdrovend om achteraf precies na te gaan hoe het allemaal is gelopen, maar zij had op zijn minst een overzicht kunnen maken van alle bestellingen die zij bij Comercial heeft gedaan om dat overzicht vervolgens te vergelijken met de leveringen die Comercial zegt te hebben gedaan en de facturen die Comercial opvoert. Max Business heeft de onderbouwde stelling van Comercial (dat er soms goederen werden geleverd zonder vooruitbetaling) dus onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.
3.11.
Max Business heeft dus in sommige gevallen bestellingen geplaatst en goederen ontvangen, waarvoor zij niet heeft vooruitbetaald. Voor die leveringen moet zij alsnog betalen (artikel 53 WK). Het enkele feit dat bij deze leveringen door Comercial kennelijk niet is vastgehouden aan de afspraak dat vooruitbetaald moest worden, betekent niet dat Max Business niet meer hoeft te betalen. Dat geldt ook als het klopt dat zij niet alle facturen direct na levering heeft gekregen, maar pas (veel) later. Van verjaring van de vorderingsrechten is geen sprake en uit het niet (direct) ontvangen van een factuur kan niet worden afgeleid dat Comercial afstand deed van haar aanspraak op betaling. Kortom: onder deze omstandigheden mocht Max Business er niet gerechtvaardigd van uitgaan dat zij geen rekeningen meer zou krijgen. Daarmee is nog niet gezegd dat zij alle rekeningen waarvan Comercial in deze procedure betaling vordert, volledig moet betalen. Dat is niet het geval, zoals hierna zal blijken.
Max Business hoeft niet aanvullend te betalen voor vooruitbetaalde leveringen
3.12.
Er zijn ook leveringen die Max Business heeft vooruitbetaald, maar waarbij het uiteindelijke factuurbedrag hoger is dan het vooruitbetaalde bedrag. Het gaat (kennelijk) om de onderstaande vier facturen. Dat maakt het hof op uit het facturenoverzicht van Comercial. Ook factuur 2802 zou deels betaald zijn, maar op deze factuur komt het hof later nog afzonderlijk terug omdat Max Business daar een afzonderlijke grief tegen heeft gericht.
Factuur
Factuurbedrag
Vooruitbetaald
Verschil
3426
€ 7.105,30
€ 6.216,30
€ 889,-
3686
€ 5.155,26
€ 4.747,26
€ 408,-
3912
€ 7.137,80
€ 6.081,40
€ 1.056,40
5493
€ 8.642,60
€ 8.607,25
€ 35,35
3.13.
Volgens Comercial konden de geleverde hoeveelheden nog wel eens afwijken door het aantal eenheden per verpakking, wat zij vooraf niet kon zien omdat ze de producten ergens anders inkocht. Dat zou de verklaring zijn voor het feit dat de factuurbedragen konden afwijken van de bedragen die Max Business op basis van de orderbevestiging had vooruitbetaald. Het hof gaat daar niet in mee. Comercial heeft dit betoog niet onderbouwd en niet toegespitst op deze vier facturen. Dat had gelet op de betwisting van Max Business wel op haar weg gelegen, zeker omdat het verschil (behalve bij factuur 5493) relatief groot is: bij factuur 3912 is het verschil zelfs ruim 17%. Zonder nadere onderbouwing is niet goed te volgen hoe verschillen in het aantal stuks per doos tot dergelijke forse prijsverschillen kunnen leiden. Daar komt bij dat het niet logisch is dat een commercieel bedrijf als Comercial (substantieel) méér spullen levert dan (is besteld en) waarvoor is vooruitbetaald. Daarmee nam zij immers ook het risico dat voor die extra goederen niet aanvullend betaald zou worden.
3.14.
Ook is niet gebleken dat Comercial Max Business op enig moment voor of na deze vier leveringen (de laatste van oktober 2019) op de hoogte heeft gesteld van het feit dat zij meer had geleverd dan Max Business had besteld en dat had wel voor de hand gelegen. Weliswaar heeft Comercial factuur 3426 van 21 juni 2019, kort na de levering, gestuurd naar Max Business en had Max Business in theorie zelf kunnen opmerken dat het factuurbedrag hoger was dan het bedrag dat zij al had vooruitbetaald, maar dat kan Max Business niet worden tegengeworpen. In de begeleidende e-mail van 28 juni 2019 schrijft Comercial slechts: “
I have attached the invoice with the merchandise we sent last week. Please could you confirm us you have received well the parcel?” Comercial vraagt in deze e-mail dus niet om bijbetaling van het prijsverschil en maakt Max Business er niet op attent dat zij meer heeft geleverd dan Max Business had besteld. Van de overige leveringen is niet gebleken dat en wanneer Comercial de definitieve facturen naar Max Business heeft gestuurd.
3.15.
Bij deze stand van zaken had Max Business er voor deze vier bestellingen geen rekening meer mee hoeven te houden dat zij op een later moment nog geconfronteerd zou worden met een aanvullende betalingsverplichting. Zij heeft er vanuit mogen gaan dat zij met haar vooruitbetaling op basis van de orderbevestiging volledig aan haar betalingsverplichting had voldaan. Dat Max Business deze leveringen niet heeft gecontroleerd bij binnenkomst en er dus niet zelf achter is gekomen dat zij misschien meer had gekregen dan besteld, kan haar gelet op het voorgaande ook niet worden tegengeworpen. Onder deze omstandigheden heeft zij erop mogen vertrouwen dat de levering die binnenkwam overeenkwam met de bestelling die zij had geplaatst en betaald.
3.16.
Dit betekent dat Max Business het opgetelde bedrag van de verschillen tussen het vooruitbetaalde bedrag en het uiteindelijke factuurbedrag voor deze vier leveringen niet hoeft te betalen. Het gaat om € 889,- + € 408,- + € 1.056,40 + € 35,35 = € 2.388,75. Dit bedrag zal worden afgetrokken van het toe te wijzen bedrag.
Betaling aan Ferco Floor S.L. komt niet in mindering op de vordering van Comercial
3.17.
Max Business heeft in december 2018 (2 x € 3.111,07 =) € 6.222,14 betaald aan Ferco Floor S.L. (hierna: Ferco Floor), een vennootschap verwant aan Comercial. De factuur van die € 6.222,14 van 13 december 2018 is van Ferco Floor. Max Business wijst erop dat op deze factuur hetzelfde materiaal staat als dat zij altijd bij Comercial bestelde, dat Ferco Floor hetzelfde klantnummer heeft toegekend aan Max Business als Comercial, dat Ferco Floor en Comercial op hetzelfde adres gevestigd zijn en dat altijd gecommuniceerd werd over bestellingen met dezelfde e-mailadressen (steevast eindigend op ‘
@fercofloor.com’). Volgens Max Business ging het om een reguliere bestelling en vond de betaling slechts op verzoek van Comercial plaats aan Ferco Floor.
3.18.
Max Business heeft echter niet duidelijk gemaakt waarom deze betaling in mindering zou moeten strekken op de vordering van Comercial. Uit het facturenoverzicht waarop Comercial haar vordering baseert, blijkt dat deze levering en deze factuur daarvan geen onderdeel uitmaken. Max Business heeft materiaal besteld en betaald en kennelijk ook geleverd gekregen. Dit bedrag is dus niet teveel betaald; er stond een levering tegenover. Ook als het klopt dat zij de bestelling heeft geplaatst bij Comercial en op haar verzoek heeft betaald aan Ferco Floor, is die betaling in deze procedure niet van belang. In dat geval heeft zij immers door die afwijkende betaalafspraak bevrijdend betaald aan Ferco Floor. Comercial stelt zich in deze procedure ook niet op het standpunt dat Max Business deze levering alsnog aan haar moet betalen. Daarom passeert het hof het aanbod van Max Business om te bewijzen dat het om een reguliere bestelling gaat die zij op verzoek van Comercial heeft betaald aan Ferco Floor. Dat is een stelling die, indien bewezen, gelet op het voorgaande niet tot een ander oordeel kan leiden.
Comercial heeft te hoge prijzen in rekening gebracht
3.19.
Partijen verschillen ook van mening over de geldende prijzen voor de producten die Max Business bij Comercial inkocht. Volgens Max Business zijn de prijzen vastgesteld met de offerte van 2 april 2018 en zijn deze vervolgens altijd gelijk gebleven. Volgens Comercial konden prijzen variëren en stond de correcte prijs altijd op de orderbevestiging of de factuur, waarmee Max Business in die gevallen altijd akkoord is gegaan door (gedeeltelijk) te betalen.
3.20.
Het hof stelt hierna vast dat op enkele facturen een veel hogere prijs is vermeld dan de prijs die voor diezelfde producten op de offerte stond en dan de prijs die voor diezelfde producten eerder in rekening werd gebracht. Comercial heeft geen goede uitleg gegeven voor die plotselinge prijsverhoging. Zo voert Comercial aan dat de verkoopprijzen steeds veranderden als er een nieuwe catalogus uitkwam, maar dat heeft zij tegenover de betwisting door Max Business niet onderbouwd, bijvoorbeeld door de relevante delen van die catalogi in het geding te brengen. Ook voert Comercial aan dat zij bij Max Business soms nettoprijzen toepaste, maar zij heeft niet uitgelegd wanneer dat het geval was en op welke wijze dat de grote prijsverschillen kan verklaren. Niet gebleken is dat partijen hebben gecommuniceerd over die hogere prijzen, laat staan dat Max Business deze prijzen heeft geaccepteerd. Comercial heeft dus onvoldoende toegelicht dat en hoe partijen deze hogere prijzen zouden zijn overeengekomen. Omdat die hogere prijzen niet zijn overeengekomen mocht Comercial die prijzen ook niet in rekening brengen. Het enkele feit dat Max Business wel deels betaald heeft op basis van orderbevestigingen waar deze hogere prijzen ook al op staan, betekent niet dat zij de onjuistheid van die prijzen nu niet meer aan de orde zou kunnen stellen.
3.21.
Daar komt bij dat Comercial tijdens de zitting in hoger beroep voor het eerst verklaarde dat soms verkeerde boekhoudkundige codes werden gebruikt, waardoor het op de orderbevestiging of op de factuur lijkt alsof er voor exact hetzelfde product een andere prijs werd gehanteerd, terwijl het in werkelijkheid om hele andere producten ging. Als dat klopt, is het voor Max Business en voor het hof volstrekt onduidelijk wat er nou precies is geleverd en in hoeverre die levering overeenkomt met de bestelling en de vooruitbetaalde prijs. Die onduidelijkheid komt voor rekening en risico van Comercial, op wie in dit kader immers de stelplicht en de bewijslast rust. Dat betekent dat Max Business de producten waar het om gaat niet hoeft te betalen. Max Business hoeft voor die producten dus ook niet een lager bedrag te betalen; bijvoorbeeld het bedrag dat op de offerte was opgenomen voor het product met de betreffende productcode. Doordat volgens Comercial onjuiste productcodes zijn gebruikt, is immers onduidelijk welke producten er nou precies zijn geleverd en dat maakt een dergelijke rekenoefening onmogelijk.
3.22.
Max Business heeft in dit kader specifiek gewezen op drie facturen/orderbevestigingen: (i) factuur SF 2802, (ii) de orderbevestiging van 26 augustus 2019 met nummer 4.421 en (iii) een orderbevestiging van 5 augustus 2019 met nummer 4.151. Het gaat om de volgende producten en prijzen.
Factuur/
orderbevestiging
Product
Stukprijs volgens factuur
Stukprijs op offerte van 2 april 2018
Aantal eenheden
Totaalprijs volgens factuur
Factuur SF 2802
FCTE5M-3
€ 168,92
€ 65,70
15
€ 2.533,80
FCTE9M-3
€ 251,32
€ 97,60
10
€ 2.513,20
FCTE10M-3
€ 271,92
€ 105,60
10
€ 2.719,20
FCTE11M-3
€ 259,52
€ 113,60
5
€ 1.462,60
Subtotaal factuur SF 2802
€ 9.228,80
Orderbevestigingen 4.421
FCTE4M-3
€ 130,-
€ 57,60
40
€ 5.200,-
Orderbevestiging 4.151
FCTE4M-3
€ 130,-
€ 57,60
20
€ 2.600,-
Totaal
€ 17.028,80
3.23.
Het totaalbedrag van de producten waarvoor een te hoge prijs is gerekend en waarvan Max Business de onjuistheid heeft ingeroepen, is dus € 17.028,80. Dit bedrag hoeft Max Business niet te betalen en komt in mindering op de vordering van Comercial.
De leveringen die horen bij facturen SF 2802 en SF 3499 hebben plaatsgevonden
3.24.
Volgens Max Business zijn op factuur SF 2802 niet alleen verkeerde prijzen vermeld, maar is ook de helft van de goederen niet geleverd. Daar gaat het hof niet in mee. De goederen zijn besteld, in twee delen gefactureerd en geleverd. Max Business moet deze facturen dus betalen, met dien verstande dat een bedrag van € 9.228,80 in mindering strekt op factuur SF 2802 omdat Comercial, zoals hiervoor is uitgelegd, op deze factuur te hoge prijzen in rekening heeft gebracht. Het hof legt hierna uit hoe het tot dit oordeel is gekomen.
3.25.
Op 4 mei 2020 plaatste Max Business per e-mail een relatief grote bestelling:
(…)

we’d like to order:
20 x 3 outlet
40 x 4 outlet
30 x 5 outlet
10 x 6 outlet
20 x 9 outlet
20 x 10 outlet
10 x 11 outlet
60 x FCTV3M/3
60 x FCTC3M/3
1000 x FCAD
(…)”.
3.26.
Comercial heeft deze producten opgenomen op een orderbevestiging van 5 mei 2020 (
pedidoSF 1938). Deze orderbevestiging verwijst naar de e-mail van 4 mei 2020 en maakt een splitsing: eerst per producttype een deel van de door Max Business bestelde eenheden en daaronder per producttype het andere deel van de door Max Business bestelde eenheden. Tijdens de zitting bij het hof zei Max Business dat deze orderbevestiging vals is en dat zij zelf over het originele exemplaar beschikt. Daargelaten dat Max Business dit standpunt voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft ingenomen, heeft zij dit niet concreet gemaakt. Max Business heeft bewijs aangeboden van de discrepanties tussen de door Comercial in deze procedure overgelegde stukken en de stukken die zij naar Max Business heeft gestuurd, maar dat bewijsaanbod is niet concreet genoeg. Zo heeft Max Business niet duidelijk gemaakt waaruit die discrepanties dan bestaan.
3.27.
Comercial heeft vervolgens – in lijn met die splitsing op de orderbevestiging – ongeveer de helft van de bestelde producten opgenomen op factuur SF 2802 en ongeveer de andere helft op factuur SF 3499. Deze facturen zijn nagenoeg identiek, met dien verstande dat op factuur SF 2802 ook enkele producten staan die niet op factuur SF 3499 staan. Dat is bijvoorbeeld 20 maal de FCTE3M-3, oftewel “
20 x 3 outlet” in de bestelling van Max Business. Comercial heeft uitgelegd dat zij niet alle bestelde producten op voorraad had en dat zij daarom eerst een factuur maakte voor het deel van de bestelling dat zij direct kon leveren (SF 2802) en vervolgens een tweede factuur voor de producten die zij later moest naleveren (SF 3499). Deze uitleg vindt steun in de e-mail van Comercial van 12 juni 2020:

Dear [naam1] ,
We have a stock break with the collector thermometers. We will supply half of the order to you, but the thermometers will be sent to you later”.
3.28.
Daarnaast vindt deze uitleg steun in de pakbon (de
albarán) en de door Max Business ondertekende leveringsbon. Pakbon SF 2947 van 15 juni 2020 vermeldt dezelfde producten als factuur SF 2802 en wordt gevolgd door een leveringsbon van 18 juni 2020 die door Max Business is ondertekend. Pakbon SF 3646 van 16 juli 2020 vermeldt dezelfde producten als factuur SF 3499 en wordt gevolgd door een leveringsbon van 22 juli 2020 die ook door Max Business is ondertekend.
3.29.
Tijdens de zitting betoogde Max Business dat het moeilijk is om te reconstrueren hoe het precies is gegaan en dat uit de leveringsbon niet blijkt wat er precies is geleverd. Daar heeft Max Business in zoverre gelijk in dat de leveringsbon zelf niet de geleverde goederen vermeldt of rechtstreeks verwijst naar een factuur of orderbevestiging. Uit het samenstel van de hiervoor genoemde omstandigheden kan echter wel worden opgemaakt dat de bestelde goederen zijn geleverd. Bovendien heeft Max Business niet uitgelegd wat er in haar optiek op 18 juni 2020 en 22 juli 2020 dan wel zou zijn geleverd. Dát er op deze data leveringen hebben plaatsgevonden die afkomstig waren van Comercial blijkt immers wel uit de door Max Business ondertekende leveringsbonnen. Ook is niet gebleken dat Max Business aan Comercial heeft gemeld dat een deel van de bestelde goederen niet was geleverd. Kortom: Comercial heeft voldoende onderbouwd dat zij de goederen die horen bij de facturen SF 2802 en SF 3499 heeft geleverd en Max Business heeft daar te weinig tegenover gesteld, zodat zij de eerste factuur gedeeltelijk (zie 3.24. hiervoor) en de tweede volledig moet betalen.
Max Business moet ook factuur 6996 betalen
3.30.
Max Business heeft factuur 6765 betaald en meent dat zij daarmee volledig heeft betaald voor haar bestelling van 9 december 2019. Dat is niet het geval. De bestelling is in twee delen geleverd en gefactureerd en Max Business moet het tweede deel (factuur 6996) dus nog betalen. Dat legt het hof hierna uit.
3.31.
Op 9 december 2019 heeft Max Business de volgende bestelling geplaatst:

Hello,
Is it possible to send us an order this week?
we’d like to get:
between 10-30 pcs manifolds with 4 outlets
between 10-30 pcs manifolds with 5 outlets
between 10-20 pcs manifolds with 9 outlets
between 10-20 pcs manifolds with 10 outlets
60 pcs 2 outlet part of both (inlet and outlet)
80 pcs 3 outlet part of both (inlet and outlet)
500 alurings M20>M30
3.32.
Op 10 december 2019 liet Comercial weten dat zij die week de helft van de bestelde goederen kon leveren:
“Dear [naam1] ,
This week we can supply half of the order.
3.33.
Op de orderbevestiging van 10 december 2019 met nummer 6.633 is weer een splitsing gemaakt: eerst per producttype de helft van het bestelde aantal eenheden (plus alle bestelde eenheden van de producten FCTC2M-3, FCTV2M-3, FCTC3M-3 en FCTV3M-3) en daaronder per producttype de andere helft van het bestelde aantal eenheden. En dat is ook hoe vervolgens is gefactureerd door Comercial: het eerste deel van de goederen staat op factuur 6765 van 16 december 2019, waarvoor Comercial een door Max Business ondertekende leveringsbon heeft overgelegd van 13 december 2019. Het tweede deel van de goederen staat op factuur 6996 van 26 december 2019, waarvoor Comercial een door Max Business ondertekende leveringsbon heeft overgelegd van 7 januari 2020. Ook hier geldt dat Max Business niet heeft uitgelegd wat er in haar optiek dan wel anders zou zijn geleverd op 26 december 2019 en 7 januari 2020. Het hof gaat er dus vanuit dat deze beide leveringen hebben plaatsgevonden. Factuur 6765 is dus niet onverschuldigd betaald en factuur 6996 moet alsnog worden betaald.
Bewijsaanbod
3.34.
Partijen hebben verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing moeten leiden. Daarom passeert het hof hun bewijsaanbod.
Conclusie: hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten
3.35.
Het hoger beroep slaagt deels. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 25 januari 2023. Van de gevorderde en door de rechtbank toegewezen hoofdsom van € 35.187,92 moet worden afgetrokken: € 2.388,75 (omdat Max Business niet aanvullend hoeft te betalen voor vier leveringen die zij had vooruitbetaald en waarbij de uiteindelijke factuur hoger uitpakte) en € 17.028,80 (omdat Comercial te hoge prijzen in rekening heeft gebracht). Dat leidt tot een verschuldigde hoofdsom van € 15.770,37.
3.36.
Over de verschuldigde hoofdsom moet Max Business de wettelijke rente betalen volgens het Spaanse recht, vanaf de datum van de dagvaarding (15 juni 2022). Daarvoor verwijst het hof naar rechtsoverweging 4.15 van het vonnis van de rechtbank. Voor zover Max Business met grief 9 beoogt aan te voeren dat zij de facturen pas later in de procedure heeft gezien, heeft zij niet toegelicht van welke andere datum dan uitgegaan zou moeten worden. Volgens Comercial heeft de rechtbank ten onrechte de datum van de dagvaarding in plaats van 2 juni 2021 als ingangsdatum van de rente gehanteerd, maar daartegen heeft zij geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld, zodat ook het hof de datum van de dagvaarding als ingangsdatum hanteert.
3.37.
Beide partijen krijgen deels (on)gelijk en moeten daarom de eigen proceskosten dragen. Dat geldt zowel voor de procedure bij de rechtbank als voor de procedure in hoger beroep.
3.38.
De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 januari 2023 en:
4.1.
veroordeelt Max Business om € 15.770,37 aan Comercial te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente volgens het Spaanse recht vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank;
4.3.
verklaart de veroordeling in 4.1 uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Bakker, A.W. Steeg en J.A. Koorevaar en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
Bijlage 1

Voetnoten

2.Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken