ECLI:NL:RBGEL:2023:253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
C/05/405344 HZ ZA 22/185
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen met toepassing van het Weens Koopverdrag en Spaans recht

In deze zaak vordert de rechtspersoon naar buitenlands recht, Comercial Ferco Europa S.L., betaling van onbetaalde facturen door Max Business B.V. De vordering betreft een totaalbedrag van € 35.187,92, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 25 januari 2023 uitspraak gedaan. De procedure is gestart met een dagvaarding waarin Comercial stelt dat Max Business facturen uit de jaren 2019 en 2020 niet heeft betaald. Max Business heeft verweer gevoerd en betwist dat de facturen zijn ontvangen en dat er nog bedragen openstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Weens Koopverdrag van toepassing is, aangezien beide partijen gevestigd zijn in verdragsluitende staten. De rechtbank heeft geoordeeld dat Comercial voldoende bewijs heeft geleverd van de openstaande facturen en dat Max Business niet heeft aangetoond dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank heeft de vordering van Comercial toegewezen en Max Business veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente volgens het Spaanse recht.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/405344 / HZ ZA 22-185
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
COMERCIAL FERCO EUROPA S.L.,
gevestigd te Montilla, Spanje,
eisende partij,
hierna te noemen: Comercial,
advocaat: mr. I.A. van Rooij te Tilburg,
tegen
MAX BUSINESS B.V.,
gevestigd te Elburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Max Business,
advocaat: mr. L.C. van der Veer te Giethoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 augustus 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Comercial is een in Spanje gevestigd bedrijf dat onder andere onderdelen voor vloerverwarmingen verkoopt.
2.2.
Max Business heeft vanaf maart 2018 tot 2021 regelmatig goederen gekocht van Comercial.
2.3.
Bij e-mail van 4 mei 2020 bericht Max Business aan Comercial:

Hello,
we allready ordered this on 02.04
(…)
60 x FCTV3M/360 x FCTC3M/3
but we did not hear anything about that order,
please tell me when we can expect this order”.
2.4.
Bij e-mail van 12 juni 2020 bericht Comercial aan Max Business:

Dear [naam 1] ,
We have a stock break with the collector thermometers.
We will supply half of the order to you, but the thermometers will be sent to you later.”.
2.5.
Bij e-mail van 2 juni 2021 (productie 6 bij dagvaarding) heeft Comercial Max Business erop gewezen dat er (volgens haar administratie) facturen uit 2019 en 2020 niet zijn betaald door Max Business. In de e-mail staat onder meer:
“(…)
After reviewing all the accounts, we have detected that as of today, invoices for 2019 and 2020 are pending payment.
(…)
YEAR 2019
It is true that you pay invoice 4765 twice, for first 5.286,29€ on 27/8/2019 and you pay 5.561,30€ on 17/09/2019 but then we issued invoices 4906-6371-6372-6996, which total 10.874,16€ and we did not receive payment for any of them. Moreover, as you can see in the table called “Invoices MAX WARMTE”, there are amounts of the paid invoices that remain outstanding, because they pay less than the amount of the invoice.
(…)
In 2019 MAX WARMTE owes Comercial Ferco a total of 7.976,62€.
YEAR 2020
You only make two payments, one on 09/06/2020 where you pay 6.753€ which would be half of the invoice 2802, amounting to 13.585,30€, therefore the other half remains outstanding.You also make the payment of 11.697€ on 19/11/2020 which belongs to invoice 6412, this invoice is paid.But invoices 541-890 and 3499 are issued, which are all unpaid.
(…)
In the year 2020 you owe us 27.211,30€.
In total your company owes 35.187,92€.”.
2.6.
Als productie 1 bij dagvaarding heeft Comercial een overzicht overgelegd waarop de facturen staan die zij aan Max Business heeft verzonden evenals de betalingen die Max Business daarop heeft gedaan. Dit overzicht was ook bijgevoegd bij de hiervoor genoemde e-mail van 2 juni 2021 en is hieronder weergegeven. In de kolom “IMPORTE” staat het bedrag van de factuur, in “PAGADO POR EL CLIENTE” staat wat er is betaald en in “PDTE. FACTURA” het openstaande bedrag. Eind 2018 was er een saldo in het voordeel van Max Business van € 146,64.

3.Het geschil

3.1.
Comercial vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad vonnis
Max Business zal veroordelen tot betaling van € 42.871,60, primair vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:120 lid 2 BW jo. artikel 6:119a BW over € 35.187,92 vanaf 2 juni 2022, subsidiair vermeerderd met de wettelijke handelsrente naar Spaans recht over de in de dagvaarding genoemde bedragen vanaf de vervaldata van de genoemde facturen,
Max Business zal veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
Comercial motiveert haar vordering als volgt. Max Business heeft facturen, over de periode februari 2019 tot en met november 2020, tot een bedrag van in totaal € 35.187,92 niet betaald. Ingevolge artikel 78 van het Weens Koopverdrag (hierna: WK) is Max Business wettelijke handelsrente naar Spaans recht verschuldigd vanaf de vervaldata van de verschillende facturen. Gemakshalve gaat Comercial voor wat de berekening van de rente uit van de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:120 lid 2 jo. 6:199a BW, omdat de wettelijke handelsrente naar Spaans recht en de wettelijke handelsrente naar Nederlands recht overeenkomen aangezien beide zijn gekoppeld aan de marginale toewijzingsrente van de Europese Centrale Bank. De rente tot en met 1 juni 2022 bedraagt € 6.556,80. Op basis van artikel 74 WK en artikel 77 WK, dan wel artikel 6:69 lid 2 sub c BW, komen de kosten van de buitengerechtelijke werkzaamheden die Comercial heeft laten verrichten voor rekening van Max Business. Comercial sluit voor de berekening van deze kosten aan bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijk incassokosten. De buitengerechtelijke kosten bedragen ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten € 1.126,88.
3.3.
Max Business voert verweer. Max Business concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Comercial, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Comercial, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Comercial in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.4.
Max Business stelt dat Comercial haar recht op betaling heeft verwerkt door te blijven leveren en factureren, althans dat Max Business erop mocht vertrouwen dat zij aan alle betalingsverplichtingen had voldaan. De proforma factuur moet worden aangemerkt als een aanbod van Comercial en de betaling als aanvaarding. Max Business stelt dat na vooruitbetaling en levering van de producten de verbintenissen over en weer steeds door nakoming zijn vervallen. Max Business betwist dat zij de facturen over 2019 en 2020 voor juni 2021 heeft ontvangen. Daarnaast is de som van de door Comercial overgelegde facturen niet gelijk aan de gevorderde hoofdsom en is het onduidelijk welke facturen nog openstaan en welke zijn voldaan. Verder voert Max Business een aantal verweren gericht op specifieke facturen en bestellingen, waarop de rechtbank bij de beoordeling zal ingaan. Max Business betwist de verschuldigdheid van wettelijke rente omdat zij (in juni 2021) slechts acht facturen heeft ontvangen die zij bovendien al had betaald op basis van de proforma facturen. Voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten is geen plaats omdat alle werkzaamheden zijn gedaan in het kader van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
4.1.
Vanwege het internationale karakter van dit geschil, moet eerst worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het geschil van toepassing is.
4.2.
Op grond van de EEX Verordening (EU) nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waar zij is gevestigd. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op de vestigingsplaats van Max Business is de Rechtbank Gelderland locatie Zutphen bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Op de onderhavige vordering is het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomst betreffende roerende lichamelijke zaken (Weens Koopverdrag (hierna ook: WK)) van toepassing. Het gaat in deze zaak namelijk over de koop van roerende zaken en beide partijen zijn gevestigd in verdragsluitende staten. Partijen zijn het erover eens dat het Weens Koopverdrag van toepassing is zodat van uitsluiting van dit verdrag geen sprake is. Voor zover geschilpunten aan de orde zijn waarin het Weens Koopverdrag niet voorziet, is het Spaanse recht op dit geschil van toepassing op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I) aangezien Comercial de meeste kenmerkende prestatie, te weten de verkoop en levering van onderdelen voor vloerverwarming, heeft verricht en Comercial gevestigd is in Spanje en niet is gebleken van een rechtskeuze.
Schending stelplicht?
4.4.
Comercial vordert betaling van openstaande facturen van totaal € 35.187,92. Daartoe moet zij stellen dat deze facturen niet zijn betaald en duidelijk maken hoe het bedrag van € 35.187,92 is opgebouwd. Met het overzicht weergegeven in r.o. 2.6 heeft Comercial dit gedaan. Ook zijn de op het overzicht genoemde facturen waarvan nog een bedrag onbetaald is overgelegd. Daarmee heeft Comercial voldaan aan haar stelplicht. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van Max Business dat het onduidelijk is welke facturen betaald zijn en welke niet; dit blijkt uit het overzicht. Max Business merkt verder op dat de som van de overgelegde facturen niet gelijk is aan de hoofdsom, zonder te specificeren waarom dit het geval is. Dat de som van de overgelegde facturen niet gelijk is aan de gevorderde hoofdsom is te verklaren doordat Max Business op 27 augustus 2019 € 5.286,29 heeft betaald zonder dat daar een factuur aan ten grondslag ligt. Deze betaling is voor de berekening van de vordering afgetrokken van het totaalbedrag aan openstaande facturen. Het voorgaande maakt de vordering van Comercial onduidelijker, maar het is niet zo dat Comercial daardoor niet heeft voldaan aan de stelplicht. Ook hoeft Comercial om te voldoen aan de stelplicht niet de reeds betaalde facturen te overleggen waarvan zij in deze procedure geen betaling vordert.
Geen facturen ontvangen?
4.5.
Max Business betwist definitieve facturen te hebben ontvangen. Volgens haar heeft zij enkel proforma facturen ontvangen welke facturen zij heeft betaald. Commercial heeft diverse definitieve facturen (die corresponderen met proforma facturen) in het geding gebracht zodat dit verweer wordt gepasseerd.
Rechtsverwerking en gerechtvaardigd vertrouwen
4.6.
Max Business stelt dat Comercial door toezending van de proforma facturen waarop betaling en verzending van de artikelen heeft plaatsgevonden, het recht heeft verwerkt om later nog (herziene) facturen te sturen. Volgens haar heeft Comercial nooit producten verzonden die nog niet waren vooruitbetaald. Commercial heeft daarnaast door deze handelswijze bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij aan haar betalingsverplichting had voldaan, aldus Max Business. Daartegenover stelt Comercial dat de proforma factuur de hoeveelheid producten vermeldde die zij op dat moment op voorraad had en ook leverde aan Max Business. Het meerdere dat Max Business had besteld werd later alsnog geleverd met een tweede factuur. Die tweede factuur werd dan door Max Business niet betaald terwijl volgens Comercial wel die zaken zijn geleverd. Comercial stelt dat er in de tweede helft van 2019 niet meer werd gewerkt met vooruitbetalingen maar dat er vanaf toen facturen achteraf werden gestuurd. Comercial stelt dat alles dat is gefactureerd ook is besteld en afgeleverd en heeft ter onderbouwing van die stelling onder andere e-mails en afleverbonnen overgelegd.
4.7.
Aangezien het Nederlands recht niet van toepassing is op dit geschil en het Weens Koopverdrag geen bepaling kent over rechtsverwerking, gaat de rechtbank ervan uit dat Max Business een beroep heeft willen doen op artikel 8 WK. Artikel 8 lid 2 WK bepaalt dat verklaringen en gedragingen van een partij dienen te worden uitgelegd overeenkomstig de zin die een redelijk persoon daar in de gegeven omstandigheden aan zou hebben ontleend. Daarom is de wijze van factureren van belang. Vast staat dat partijen in ieder geval de eerste helft van 2019 nog zaken deden op basis van een door Max Business geplaatste bestelling waarop Comercial een proforma factuur zond. Volgens Comercial zijn partijen vanaf de tweede helft van 2019 zaken gaan doen zonder proforma factuur maar werd enkel een factuur achteraf verzonden. Dat is door Max Business niet (voldoende) betwist en blijkt ook uit het overzicht weergegeven in r.o. 2.6. Vanaf 23 september 2019 zijn er immers veel onbetaalde facturen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat partijen eerst werkten met proforma facturen en vanaf september 2019 met facturen achteraf. Ook staat op basis van de door Comercial overgelegde stukken voldoende vast dat de proforma factuur werd gemaakt op basis van de voorraad die Comercial op het moment dat Max Business een bestelling plaatste had. Als een deel van de bestelling niet op voorraad was dan werd deze later geleverd en gefactureerd. Bij deze handelswijze lag het op de weg van Max Business om de hoeveelheden producten die werden geleverd te controleren. Het feit dat het volgens Max Business niet mogelijk was om de hoeveelheid producten te tellen, komt voor haar rekening en risico. Max Business tekende immers wel steeds voor de zending. Omdat Max Business de leveringen had moeten controleren kan de proforma factuur ook niet worden gezien als een aanbod en de betaling niet als een aanvaarding waarna Max Business ervan uit mocht gaan dat haar hele bestelling betaald en geleverd was. In deze omstandigheden kan Max Business geen geslaagd beroep doen op artikel 8 WK. Max Business mocht er niet van uitgaan dat de proforma facturen de definitieve facturen zouden vormen. Er kon immers na de proforma factuur en de levering nog een definitieve factuur volgen.
Verweren tegen de afzonderlijke facturen
4.8.
Max Business voert tevens een aantal verweren gericht op specifieke facturen. De rechtbank zal deze punten hierna achtereenvolgens bespreken.
4.9.
Volgens Max Business is bij de berekening van de vordering ten onrechte geen rekening gehouden met twee betalingen op 4 december 2018 en 13 december 2018 van in totaal € 6.222,14. Comercial licht toe dat deze betalingen betrekking hebben op een bestelling bij een andere vennootschap, Ferco Floor S.L. De betreffende factuur die op naam staat van Ferco Floor S.L. heeft Comercial als productie 15 overgelegd. Max Business heeft ter zitting aangevoerd dat de betaling wel ziet op een bestelling bij Comercial maar dat aan haar is gevraagd om te betalen aan Ferco Floor S.L. Van dat verweer ontbreekt echter iedere onderbouwing, zodat ervan wordt uitgegaan dat dat de betalingen van totaal € 6.222,14 zijn gedaan naar aanleiding van een bestelling door Max Business bij Ferco Floor S.L. en dus geen betrekking hebben op deze zaak.
4.10.
Max Business stelt dat zij voor haar bestelling van 22 augustus 2019 € 5.286,30 te veel heeft betaald, aangezien Comercial voor die bestelling eerst een proforma factuur heeft gestuurd van € 5.286,30 en vervolgens een (gecorrigeerde) proforma factuur van € 5.561,30. Comercial erkent dat Max Business dubbel heeft betaald voor haar bestelling van 22 augustus 2019. Zij wijst er echter op dat die dubbele betaling is afgetrokken van de openstaande facturen, zoals blijkt uit het overzicht (r.o. 2.6). Comercial heeft het extra betaalde bedrag destijds dus feitelijk verrekend. De openstaande bedragen in 2019 (kolom PDTE. FACTURA, r.o. 2.6) zijn opgeteld € 13.262,91. Wanneer men hier € 5.286,29 vanaf haalt komt men uit op € 7.976,62, het bedrag dat Max Business over 2019 verschuldigd is. Omdat de betaling op de juiste wijze in de vordering is verwerkt, slaagt het verweer van Max Business niet.
4.11.
Volgens Max Business heeft Comercial ten onrechte de prijs van een product verhoogd van € 57,60 naar € 130,00, waardoor twee betaalde facturen € 2.896,00 en € 1.448,00 te hoog zouden zijn. De rechtbank volgt Max Business hierin niet. De stukprijs staat op de facturen. Uit artikel 18 WK volgt dat Max Business door de facturen zonder protest te betalen, heeft ingestemd met de prijs.
4.12.
Max Business stelt dat factuur 2802 d.d. 15 juni 2020 onjuist is. De factuur zou voor verschillende producten onjuiste prijzen bevatten. Zoals hiervoor geoordeeld gaat dat niet op aangezien de prijzen genoemd staan op de factuur, die Max Business vervolgens heeft betaald. Daarnaast zou maar de helft van de bestelde producten geleverd zijn volgens Max Business. Ter onderbouwing wijst zij op de e-mail van Comercial van 12 juni 2020 (r.o. 2.4). Ook dit verweer slaagt niet. Uit de e-mail van 4 mei 2020 (r.o. 2.3) blijkt dat Max Business 60 stuks FCTV3M/3 en 60 stuks FCTC3M/3 heeft besteld. Deze bestelling is in twee delen geleverd. Op factuur 2802 staan slechts 30 stuks FCTV3M/3 en 30 stuks FCTC3M/3. Dit geldt ook voor factuur 3499 van 20 juli 2020, die Comercial ook heeft overgelegd. Het verweer dat factuur 2802 niet juist is omdat slechts de helft zou zijn geleverd slaagt daarom niet. Max Business heeft niet gemotiveerd aangevoerd dat zij de levering waarop factuur 3499 ziet niet heeft ontvangen. Comercial heeft Max Business blijkens de e-mail van 12 juni 2020 (r.o. 2.4) op de hoogte gesteld van de levering in twee delen. Indien het tweede deel van de levering destijds niet zou zijn ontvangen door Max Business, had het op haar weg gelegen om Comercial daarop te wijzen. Nu niet is gebleken dat Max Business dat heeft gedaan, gaat de rechtbank ervan uit dat zij het tweede deel van de producten wel heeft ontvangen en dus gehouden is factuur 3499 te betalen (artikel 53 WK).
4.13.
Max Business stelt ten slotte dat zij voor haar bestelling van 10 december 2019 € 7.424,50 te veel heeft betaald omdat voor die bestelling twee facturen zijn verzonden. Comercial heeft toegelicht dat zij voor die bestelling inderdaad twee facturen heeft gestuurd, nummer 6765 die is betaald op 13 december 2019 en nummer 6996 die niet betaald is. Dit heeft er mee te maken dat de bestelling in twee delen is geleverd omdat een deel van het bestelde materiaal niet op voorraad was. Facturen 6765 en 6996 zien op de verschillende leveringen. De uitleg van Comercial wordt ondersteund door de door haar overgelegde stukken. Op de afleverbon van 12 december 2019 (
Albaran) staat welke producten meteen worden geleverd (9 soorten) en welke vanaf 20 december 2019 (4 soorten). De producten op de afleverbon komen overeen met de producten vermeld op factuur 6765 met een totaalbedrag van € 7.424,50 en factuur 6996 met een totaalbedrag van € 3.957,00. Ook dit verweer van Max Business slaagt daarom niet.
4.14.
Aangezien de hiervoor besproken verweren van Max Business niet slagen, is de gevorderde hoofdsom van € 35.187,92 toewijsbaar.
Rente
4.15.
Max Business is op grond van artikel 78 WK rente verschuldigd over de onbetaalde facturen. Artikel 78 WK regelt niet de hoogte van de verschuldigde rente en evenmin de ingangsdatum daarvan. Dit moet gelet op artikel 7 WK en Rome I worden vastgesteld volgens het toepasselijke Spaanse recht. Wat betreft de ingangsdatum sluit Comercial aan bij de vervaldata van de verschillende facturen. De rechtbank gaat hier niet in mee omdat niet is gebleken dat Max Business de facturen op de vervaldata al ontvangen had. Daarnaast is als gevolg van de verrekening van door Max Business te veel betaalde bedragen, de som van de openstaande facturen niet gelijk aan de hoofdsom. Voor wat betreft de ingangsdatum van de rente sluit de rechtbank daarom aan bij de datum van de dagvaarding. De gevorderde rente van € 6.556,80 zal dan ook worden afgewezen. De rente zal conform het Spaanse recht worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding op de wijze zoals in het dictum bepaald. De rechtbank gaat ervan uit dat artikel 7 van Wet nr. 3/2004 inzake de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (
lucha contra la morosidad en las operaciones mercantiles) daarin bepalend is.
Buitengerechtelijke kosten
4.16.
Op grond van artikel 74 WK (schadevergoeding op grond van tekortkoming) kan Comercial aanspraak maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Comercial vordert een bedrag van € 1.126,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, maar heeft onvoldoende gesteld dat kosten zijn gemaakt anders dan de kosten ter adstructie van de zaak of voorbereiding van de procedure waarvoor een proceskostenveroordeling volgt, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.17.
Max Business is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De toegewezen hoofdsom is minder dan € 40.000,00. Voor het salaris van de advocaat zal daarom worden aangesloten bij het tarief voor zaken met een geldwaarde tussen € 20.000,00 en € 40.000,00. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Comercial als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,11
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.442,00
(2 punten × € 721,00)
Totaal
4.409,11

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Max Business om aan Comercial te betalen een bedrag van € 35.187,92, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente volgens het Spaanse recht vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Max Business in de proceskosten, aan de zijde van Comercial tot dit vonnis vastgesteld op € 4.409,11,
5.3.
veroordeelt Max Business in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [[.....]] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
ES/KH