Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
Ik woon in huis bij mijn schoonouders samen met [naam1] en de kinderen. Ik ben niet getrouwd met [naam1] .
- foto’s van auto’s en een vrijwaringsbewijs voor de Chrysler afkomstig van [naam5] te [plaats1] en een kentekenbewijs deel I van de Chrysler op naam van [naam1] ( [naam1] )
- een e-mailbericht van [naam3] d.d. 10 januari 2024 aan de advocaat van [appellant] , met foto van zijn rijbewijs
- een bevestiging van Achmea aan [appellant] d.d. 05-11-2018 van een nieuwe verzekering voor een BMW.
Het klopt dat ik destijds 15-12-2018 de BMW met kenteken [kenteken1] hebt ingenomen voor bedrag van € 12.000 en met bijleg van € 9000,- op de Chrysler met het kenteken [kenteken2] hebt verkocht aan [appellant] voor € 21,000,-”. Daarover hebben Achmea en het hof hem niet als getuige kunnen bevragen. De authenticiteit en totstandkoming van die verklaring hebben Achmea en het hof daardoor niet kunnen onderzoeken. Ook hebben Achmea en het hof hem niet kunnen vragen waarom de inruil van de BMW dan niet staat vermeld op de factuur.
Geen idee, toen ik de auto te koop zag staan was de vraagprijs 21000.00. Het kan dus gewoon niet kloppen.”Als getuige verklaarde hij: “
De advertentie op internet heb ik zelf ook gezien. Er is met [naam3] gesproken over de prijs. Ik weet niet meer precies wat de vraagprijs was. Toen bleek dat wij de BMW wilden inruilen, wilde hij een hoger bedrag voor de Chrysler. Het ging om ongeveer een verschil van 2.000 euro, maar precies weet ik het niet meer”.In 2019 had [naam2] dus nog “geen idee” en vier jaar later als getuige zegt hij zich te herinneren dat [naam3] een hogere prijs wilde omdat er sprake was van een inruil.