ECLI:NL:GHARL:2024:3048

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.331.745
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door gebrek aan procesvertegenwoordiger en memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die eerder als eiser bij de kantonrechter optrad, heeft hoger beroep ingesteld maar heeft geen memorie van grieven ingediend. Na een tussenarrest op 10 oktober 2023 en een mondelinge behandeling op 11 december 2023, heeft de procesvertegenwoordiger van de appellant, mr. E.C. Aantjes - Breel, zich per 20 februari 2024 onttrokken. Het hof heeft de appellant vervolgens meerdere keren de gelegenheid gegeven om een nieuwe procesvertegenwoordiger aan te stellen en een memorie van grieven in te dienen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor heeft de appellant geen gronden voor het hoger beroep aangevoerd, wat volgens artikel 353 Rv betekent dat hij zonder procesvertegenwoordiger niet bevoegd is om proceshandelingen te verrichten.

Het hof heeft de appellant daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering in hoger beroep. Tevens is de appellant, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, inclusief nakosten voor de betekening van de uitspraak. De kosten zijn vastgesteld op € 343,- aan griffierecht en € 607,- aan salaris van de advocaat van de geïntimeerde, te voldoen binnen 14 dagen na de uitspraak. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.331.745
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 10110359
arrest van 30 april 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: onttrokken (voorheen: mr. E.C. Aantjes - Breel)
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. P. Feenstra

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Na het tussenarrest van 10 oktober 2023 heeft op 11 december 2023 een plaatsopneming en een mondelinge behandeling ter plaatse plaatsgevonden waarvan een verslag (proces-verbaal) is gemaakt. De zaak is verwezen naar de rol van 20 februari 2024 voor memorie van grieven. Mr. Aantjes – Breel heeft zich per 20 februari 2024 onttrokken als procesvertegenwoordiger van [appellant] .
1.2.
Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 5 maart 2024 voor het stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger aan de zijde van [appellant] en het alsnog indienen van een memorie van grieven. Er is geen memorie van grieven ingediend. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 19 maart 2024 voor het alsnog indienen van een memorie van grieven (ambtshalve peremptoir). Er heeft zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger gesteld en er is geen memorie van grieven ingediend. Vervolgens is arrest bepaald.

2.Het oordeel van het hof

2.1.
[appellant] heeft in de dagvaarding in hoger beroep geen gronden voor het hoger beroep aangevoerd. Voor [appellant] heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld, terwijl [appellant] ingevolge artikel 353 Rv zonder procesvertegenwoordiger niet bevoegd is in hoger beroep een proceshandeling te verrichten (hier: memorie van grieven te nemen). De vordering in hoger beroep is daardoor niet naar de eis van de wet met redenen omkleed. Het hof zal [appellant] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering in hoger beroep.
2.2.
Het hof zal [appellant] , als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor betekening van de uitspraak.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn vordering in hoger beroep;
3.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht;
€ 607,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunt x tarief II),
te voldoen binnen 14 dagen na vandaag.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.J. van Rijen, S.C.P. Giesen en M. Schoemaker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
30 april 2024.