Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
1.Het verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
€ 22.000,- contant heeft betaald. Dat bedrag was hij hen schuldig vanwege de verkoop van een camper.
3.De relevante feiten
[appellant] de tenaamstellingscode van de camper aan [appellant] gestuurd. Vlak daarna heeft [geïntimeerde1] in een WhatsAppbericht het bankrekeningnummer van [geïntimeerde2] aan [appellant] gestuurd.
4.4. De beoordeling van het geschil
“
Het was een grote loods met een grote voordeur. Rechts is een kleinere deur (na het voorlezen zegt mevrouw dat de deur links zit. De tolk twijfelt of zij in eerste instantie juist heeft vertaald).”
Aan het proces-verbaal is een tekening gehecht waarop [geïntimeerde2] heeft aangegeven waar de auto stond waarin zij zat en hoe die zich verhield tot de loods en de deuren in de loods. Daaruit blijkt ook waar de kleine en de grote deur in de loods zaten.
Uit deze gang van zaken blijkt niet dat de tolk onjuist heeft verklaard. Er is kennelijk onduidelijkheid ontstaan over de vertaling van één woord: links of rechts. Die onduidelijkheid is te verklaren vanuit het perspectief waarop naar de deuren wordt gekeken; vanuit de plaats waar [geïntimeerde2] (in de auto) zat, of vanuit de gevel van de loods bezien. Bovendien heeft de tolk zelf haar twijfels over haar aanvankelijke vertaling aangegeven en heeft [geïntimeerde2] de gerezen onduidelijkheid weggenomen door de situatie te tekenen. Dat die tekening onjuist is, heeft [appellant] niet gesteld.
Ten slotte heeft de kantonrechter zelf in het vonnis overwogen dat hij geen aanleiding heeft om te menen dat de verklaring van [geïntimeerde2] onjuist is verklaard.
Maar de verklaringen worden weersproken door die van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] . [geïntimeerde1] heeft bestreden dat hij geld ontvangen heeft van [appellant] , heeft ontkend dat [de echtgenote] in de loods is geweest toen hij daar was en dat hij [naam1] in de loods heeft gezien. [geïntimeerde2] heeft weliswaar verklaard dat zij niet in de loods is geweest, maar zij heeft wel verklaard dat zij in de auto voor de ingang van de loods heeft gezeten toen [geïntimeerde1] in de loods was. Zij heeft ook verklaard dat zij toen niemand
- dus ook [de echtgenote] niet - de loods heeft zien ingaan. Als [de echtgenote] de loods niet is ingegaan, kan zij ook het geld niet aan [appellant] hebben gegeven en kan deze [geïntimeerde1] daar niet mee hebben betaald.
. [9]