In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, dat op 2 april 2024 werd gewezen. Het verzoeker, die in juli 2015 werd toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP), had een verzoek ingediend om opnieuw toegelaten te worden tot de WSNP. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. Het hof heeft deze afwijzing bekrachtigd.
Verzoeker had na het ontvangen van de schone lei in 2018 opnieuw aanzienlijke schulden opgebouwd, waaronder een vordering van de Stichting Fraktie PvdA van meer dan € 40.000,-. Het hof oordeelde dat verzoeker niet in staat was om aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WSNP te voldoen, omdat hij niet voldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en zijn schuldenlast. Het hof concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan het verzoekschrift te goeder trouw had laten ontstaan.
Het hof wees erop dat verzoeker, ondanks zijn negatieve financiële situatie, niet tijdig maatregelen had genomen om zijn schulden te voorkomen en dat hij zijn budgetbeheer te vroeg had beëindigd. De omstandigheden die hebben geleid tot het ontstaan van zijn schulden waren voor een groot deel te wijten aan zijn eigen keuzes en niet aan externe factoren. Het hof concludeerde dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor de WSNP en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.