ECLI:NL:GHARL:2024:2725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
200.318.585
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van politieke breuk en auteursrechtinbreuk door voormalige leden van Gemeente Belang Kampen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om de afwikkeling van een politieke breuk tussen vier voormalige leden van de politieke partij Gemeente Belang Kampen (GBK) en de partij zelf. De appellanten, die eerder als raadsleden en wethouder voor GBK hebben gefunctioneerd, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van het geschil betreft de vraag of de appellanten onrechtmatig hebben gehandeld door content van de website van GBK te verwijderen en het beheer van de Facebook- en Instagrampagina aan GBK te ontnemen. Daarnaast wordt de auteursrechtinbreuk op het verkiezingsprogramma van GBK aan de orde gesteld. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de appellanten onrechtmatig hadden gehandeld en auteursrechtinbreuk hadden gepleegd, maar het hof komt tot een andere conclusie. Het hof oordeelt dat niet alle appellanten onrechtmatig hebben gehandeld. Alleen [appellant1] en [appellant3] zijn verantwoordelijk voor de onrechtmatige handelingen ten aanzien van de website en de social media. Het hof bevestigt dat het verkiezingsprogramma van GBK auteursrechtelijk beschermd is en dat [appellant1] inbreuk heeft gemaakt op dit auteursrecht door het programma van Hart voor Kampen nagenoeg identiek over te nemen. De vorderingen van GBK worden deels toegewezen, waarbij de appellanten worden veroordeeld tot betaling van proceskosten en schadevergoeding aan GBK.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel, handel
zaaknummer gerechtshof 200.318.585
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle 9643513)
arrest van 9 april 2024
in de zaak van

1.[appellant1] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2. [appellant2],
die woont in [woonplaats2] ,
3. [appellant3],
die woont in [woonplaats2] ,
4. [appellant4],
die woont in [woonplaats2] ,
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de kantonrechter optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna samen:
[appellanten]en ieder afzonderlijk:
[appellant1],
[appellant2],
[appellant3]en
[appellant4],
advocaat: mr. J. de Ruiter,
tegen
Gemeente Belang Kampen,
die is gevestigd in Kampen,
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
GBK,
advocaat: mr. D. Warnink.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 2 mei 2023 heeft op 18 december 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Vervolgens zijn de stukken gefourneerd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen strijden over de afwikkeling van hun politieke breuk. In eerste aanleg ging het nog om twee kwesties. De eerste kwestie betrof de financiële bijdragen van [appellanten] meenden dat zij als gevolg van de ontzetting uit hun lidmaatschap recht hadden op teruggave van de bijdrage die zij als raadsleden en wethouder de laatste jaren aan GBK hebben betaald. De kantonrechter heeft dit standpunt van de hand gewezen. Tegen die beslissing hebben [appellanten] geen hoger beroep ingesteld, zodat die beslissing vaststaat.
2.2.
De tweede kwestie betrof de vraag of [appellanten] tegenover GBK onrechtmatig hebben gehandeld door content van de website van GBK te verwijderen en GBK het beheer van haar Facebook- en Instagrampagina te ontnemen. Ook was de vraag of [appellanten] inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van GBK door het verkiezingsprogramma van GBK te kopiëren en te gebruiken voor hun nieuwe politieke partij Hart voor Kampen. Beide vragen zijn door de kantonrechter voor alle vier de personen bevestigend beantwoord. Het hof denkt daar, zoals hierna zal blijken, deels anders over.

3.De feiten

3.1.
GBK is een in september 2014 opgerichte politieke partij in de gemeente [woonplaats2] . Een van de bestuursleden is [naam1] .
3.2.
[appellant1] , [appellant2] , [appellant3] en [appellant4] zijn tot 19 februari 2022 lid geweest van GBK. [appellant1] is in die periode wethouder geworden in de gemeente Kampen. [appellant2] , [appellant3] en [appellant4] zijn in die periode lid geworden van de gemeenteraad van Kampen.
3.3.
[appellant3] hield zich binnen de partij (onder andere) bezig met het beheren en bewerken van uitingen van de partij in de social media, waaronder de website gbkampen.com.
3.4.
In maart 2015 heeft [appellant3] vanuit zijn persoonlijke Facebookaccount de openbare Facebookpagina Gemeente Belang Kampen aangemaakt. [appellant3] heeft ook anderen beheerder van de Facebookpagina gemaakt, waaronder [appellant1] en [naam1] die dat via hun eigen persoonlijke Facebook-accounts deden.
3.5.
In juli 2019 heeft [appellant3] een Instagrampagina aangemaakt met de naam Gemeente Belang Kampen.
3.6.
Tussen partijen is in december 2021 een geschil ontstaan over de vaststelling van de kandidatenlijst van GBK voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022. Binnen de partij waren stemmen opgegaan om de in het Huishoudelijk reglement neergelegde eis van minimaal drie jaar lidmaatschap om op de kieslijst te kunnen komen, te schrappen. [appellanten] waren het daar niet mee eens. Tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) van 18 december 2021 ontstond hierover een conflict.
3.7.
Op 18 december 2021heeft [appellant1] het beheer van [naam1] van de Facebookpagina verwijderd. Op 18 december 2021 heeft [naam1] de volgende melding van Facebook ontvangen: “
Je volledige controle over Gemeente Belang Kampen is verwijderd.” In reactie daarop heeft [naam1] via de app een screenshot van dat bericht naar [appellant3] gestuurd met dat bericht en met de vraag wat hij aan het doen is. Vanaf dat moment kon GBK niet meer bij de Facebook- en Instagrampagina.
3.8.
Op 23 december 2021 heeft GBK [appellant3] verzocht om de toegangscodes en wachtwoorden van de website, Facebook en Instagram.
3.9.
Op 23 december 2021 heeft GBK ontdekt dat haar website offline was. Op de website stond toen een mededeling dat de website werd bijgewerkt en later online zou gaan.
3.10.
In een e-mail van 24 december 2021 heeft [appellant3] de inloggegevens en het wachtwoord - en daarmee het beheer - van de website aan GBK (in de persoon van [naam1] ) gegeven met (onder meer) de volgende begeleidende tekst: “
Ik heb al mijn intellectuele eigendommen verwijderd: tekst en foto’s. Kunnen jullie met een schone lei beginnen (…) Ik ga er vanuit dat de website, domeinnaam en hosting bij deze is overgedragen”.
3.11.
Op 25 december 2021 heeft [appellant3] op de Facebookpagina de link naar de website verwijderd. Diezelfde dag heeft GBK ontdekt dat de Facebookpagina nieuwe berichten bevatte, te weten: “
Met ingang van 26 december wijzigt de naam van deze pagina in Hart voor Kampen” en:

BRUGNIEUWS.NLProminente GBK-leden verlaten partij en gaan verder als Hart voor Kampen
[appellant3] : Binnenkort komen wij met meer informatie. Die zullen wij blijven delen via deze pagina, met heel veel dezelfde gezichten maar dan onder een andere naam.
3.12.
Op 27 december 2021 heeft [appellant2] aan [appellant3] een e-mail gestuurd met nieuwjaarswensen en enkele tips om kiezers te benaderen. Diezelfde dag heeft [appellant3] van websitehost Jimbo vernomen dat het wachtwoord van zijn persoonlijke e-mailadres was gewijzigd.
3.13.
Op 28 december 2021 heeft [appellant3] aan GBK laten weten ervan op de hoogte te zijn dat de e-mail van [appellant2] van 27 december 2021 aan hem op de website van GBK is gepubliceerd en heeft [appellant3] GBK opgeroepen om bepaalde e-mailadressen van de website te verwijderen. GBK heeft op dat bericht van [appellant3] niet gereageerd.
3.14.
Op 29 december 2021 hebben [appellant3] en [appellant2] ict-beheerder Jimbo gevraagd de mailadressen van [appellant2] , [appellant3] , [appellant4] (en een derde) alsmede een aantal foto’s van de site te verwijderen. De ict-beheerder heeft [appellant3] laten weten dat hij nog als contactpersoon staat aangemerkt en dat hij daarom toegang heeft tot de site. [appellant3] heeft vervolgens e-mailadressen en foto’s, de door [appellant2] aan hem en anderen gezonden tekst en eigen tekst van de site van GBK verwijderd. Op 30 december 2021 heef [appellant3] aan de ict-beheerder laten weten dat het verwijderen is gelukt.
3.15.
[appellanten] hebben op 29 december 2021 van GBK € 7.191,- teruggevorderd. Het bestuur heeft hen in zijn e-mail van 1 januari 2022 geantwoord daarvoor geen enkel aanknopingspunt te zien.
3.16.
Het bestuur heeft [appellanten] op 1 januari 2022 bericht dat zij uit het lidmaatschap worden ontzet. [appellanten] hebben daartegen tijdig intern beroep aangetekend.
3.17.
Op 5 januari 2022 heeft [naam1] via een appbericht aan een medebestuurder van GBK laten weten dat content (artikelen en foto’s) van de website van GBK was verwijderd. Hij heeft daarbij een screenshot gevoegd waarop een lege website is te zien.
3.18.
Op 9 januari 2022 heeft GBK haar verkiezingsprogramma op haar website geplaatst; op 11 januari 2022 in een pdf-bestand.
3.19.
Op 16 januari 2022 heeft [appellant1] de ict-beheerder bericht: “
Alle content die op de site van GBK aanwezig was en die door mij is verwijderd was ons intellectueel eigendom en was door onszelf geschreven. Het is dus absoluut niet zo dat er wat onterecht is verwijderd en al zou dat zo zijn dan moeten de heren bij mij zijn en niet bij u. Zoals gezegd ik heb de stukken die van mijn hand waren en van enkele andere voormalige leden van GBK verwijderd en zal die verwijderd houden.
3.20.
Medio januari 2022 was GBK haar bereik op Facebook en Instagram kwijt. GBK had toen 1.700 volgers op Facebook en 150 volgers op Instagram.
3.21.
Op 19 februari 2022 heeft de ALV van GBK met de daarvoor benodigde gekwalificeerde meerderheid van stemmen (definitief) besloten om [appellanten] uit hun lidmaatschap te ontzetten.
3.22.
Op of omstreeks 11 februari 2022 heeft Hart voor Kampen haar verkiezingsprogramma openbaar gemaakt onder meer op de website hartvoorkampen.nl.
Op 21 februari 2022 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden van de (op 16 december 2014 opgerichte) vereniging Lokaal Overijssel met een naamswijziging en doelwijziging van de vereniging naar Hart voor Kampen. [appellant1] is voorzitter en [appellant3] is penningmeester van Hart voor Kampen.
3.23.
In een krantenartikel van de Stentor van 24 februari 2022 heeft [appellant1] erkend dat de verkiezingsprogramma’s van GBK en Hart voor Kampen bijna identiek zijn. In dat artikel heeft [appellant1] verder gemeld: “
Het was mijn programma. Ik verander toch niet als ik een partij verlaat…
3.24.
In maart 2022 waren de gemeenteraadsverkiezingen.

4.Het geschil, de beslissing van de rechtbank en het doel van het hoger beroep

4.1.
[appellanten] hebben bij de kantonrechter (in conventie) gevorderd dat GBK wordt veroordeeld om aan hen € 7.149,- te betalen aan teruggave van de bijdragen die zij als raadsleden en wethouder de laatste jaren aan GBK hebben betaald en € 732,45 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met wettelijke rente en veroordeling van GBK in de proceskosten. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, met (hoofdelijke) veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
4.2.
In haar eindvonnis van 16 augustus 2022 heeft de kantonrechter de reconventionele vordering van GBK als volgt toegewezen:
“8.3. verklaart voor recht dat [appellanten] tegenover GBK onrechtmatig hebben gehandeld door de website van GBK offline te halen en/of zich toegang te verschaffen tot de website van GBK en/of teksten en foto’s van de website van GBK te verwijderen;
8.4.
verklaart voor recht dat [appellanten] inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van GBK op teksten in het verkiezingsprogramma van GBK;
8.5.
beveelt [appellanten] gezamenlijk dan wel ieder voor zich, met onmiddellijke ingang vanaf de datum van betekening van dit vonnis iedere handeling waardoor inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van GBK, of welke anderszins onrechtmatig is jegens GBK, te staken en gestaakt te houden en daarbij met name (maar niet uitsluitend) ieder gebruik van teksten, kopjes en indeling van het verkiezingsprogramma van GBK te staken en gestaakt te houden, op straffe van een aan GBK te verbeuren dwangsom van € 5.000,00 per overtreding te verhogen met een bedrag van € 500,00 voor elke dag en/of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 50.000,00;
8.6.
verklaart voor recht dat [appellanten] tegenover GBK onrechtmatig hebben gehandeld door GBK het beheer te ontnemen van de Facebookpagina van GBK, welke momenteel de naam Hart voor Kampen heeft, en de Instagrampagina van GBK, welke momenteel de naam Hart voor Kampen heeft;
8.7.
verbiedt [appellanten] gezamenlijk dan wel ieder voor zich, met onmiddellijke ingang vanaf de datum van betekening van dit vonnis te beheren de Facebookpagina van GBK, welke momenteel de naam Hart voor Kampen heeft, en de Instagrampagina van GBK welke momenteel de naam Hart voor Kampen heeft, op straffe van een aan GBK te verbeuren dwangsom van € 2.500,00 per overtreding, te verhogen met een bedrag van € 500,00 voor elke dag en/of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,00;
8.8.
veroordeelt [appellanten] om GBK binnen drie dagen na betekening van dit vonnis in staat te stellen weer het beheer te kunnen voeren van de Facebookpagina van GBK, welke momenteel de naam Hart voor Kampen heeft, en de Instagrampagina van GBK, welke momenteel de naam Hart voor Kampen heeft, waaronder het verschaffen van inlogcodes en wachtwoorden, op straffe van een aan GBK te verbeuren dwangsom van € 2.500,00, te verhogen met een bedrag van € 500,00 voor elke dag en/of dagdeel da [appellanten] geen uitvoering geven aan deze veroordeling, met een maximum van € 25.000,00;
8.9.
veroordeelt [appellanten] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, aan GBK te betalen het bedrag van € 6.505,58;
8.10.
veroordeelt [appellanten] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van GBK tot op heden begroot op € 622,00;”
4.3.
De kantonrechter heeft (in reconventie) 8.5., 8.7., 8.8., 8.9. en 8.10 uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen, waaronder de vordering van GBK tot veroordeling van [appellanten] in de werkelijke proceskosten van € 5.100,37.
4.4.
De bedoeling van het hoger beroep van [appellanten] is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van GBK is dat op de voet van artikel 1019h Rv wordt toegewezen haar afgewezen vordering tot veroordeling van [appellanten] in de werkelijke proceskosten. In hoger beroep stelt GBK haar werkelijke proceskosten op € 14.454,66 aan advocaatkosten, te weten:
− € 1.996,50 € 1.996,50 voor de werkzaamheden tot en met 25 maart 2022;
− € 1.996,50 € 9.263,76 voor de werkzaamheden vanaf 26 maart 2022 tot 6 februari 2023;
− € 1.996,50 € 3.194,40 voor werkzaamheden vanaf 6 februari 2023;
te vermeerderen met nakosten, kosten van betekening en wettelijke rente.

5.Het oordeel van het hof

5.1.
GBK verwijt [appellanten] dat zij onrechtmatig handelen ten aanzien van haar website, Facebook- en Instagrampagina. Verder verwijt GBK [appellanten] dat zij inbreuk maken op het auteursrecht dat zij op haar verkiezingsprogramma heeft. Wat betreft de website en de Facebook- en Instagrampagina zal het hof oordelen dat (alleen) [appellant1] en [appellant3] onrechtmatig tegenover GBK hebben gehandeld. Het hof zal verder oordelen dat (alleen) Holtkamp inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van GBK op haar verkiezingsprogramma. Dat wordt hierna uitgelegd.
5.2.
Omdat GBK aan haar vorderingen baseert op aansprakelijkheid van [appellanten] als groep, zal het hof eerst ingaan op wat (rechtens) nodig is om tot groepsaansprakelijkheid te komen. Het hof zal daarna de grieven van [appellanten] thematisch bespreken.
Aansprakelijkheid voor groepsdeelname
5.3.
In artikel 6:166 BW is bepaald dat groepsleden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door één van hen toegebrachte schade. Het gaat hier om aansprakelijkheid voor een eigen onrechtmatige daad die daaruit bestaat dat een persoon heeft deelgenomen aan gedragingen in groepsverband waarvan de kans op het toebrengen van schade hem van zijn deelneming aan de gemeenschappelijke gedragingen had behoren te weerhouden. Of sprake is van handelen in groepsverband moet objectief en subjectief worden vastgesteld. Dat betekent dat de individuele deelnemer zelf daadwerkelijk een bijdrage moet hebben geleverd aan de gedragingen die het gevaar voor schade hebben doen ontstaan, wat niet betekent dat hij zelf daadwerkelijk aan het toebrengen van de schade moet hebben meegewerkt. Ook moet sprake zijn van een bewust gezamenlijk optreden van de verschillende deelnemers, waarbij opzet gericht op het toebrengen van de schade niet is vereist. Bij de beoordeling van de vraag of de groepsdeelnemer zich van deelneming aan de gemeenschappelijke gedragingen had behoren te weerhouden, is relevant dat de groepsdeelnemer de kans op het toebrengen van de schade (zoals deze is toegebracht) had behoren te voorzien. De gezamenlijkheid van het handelen moet bovendien de kans op schade hebben verhoogd (door het ontstaan van een sfeer die het gevaar oproept of vergroot) en de deelnemers moeten deze kans bewust hebben aanvaard. Ook is vereist dat het gedrag van de deelnemer hem als een onrechtmatige daad kan worden toegerekend. Tot slot moet de handeling waardoor de schade de facto wordt toegebracht, een onrechtmatige daad tegenover de benadeelde opleveren. [1]
De website van GBK (grieven I t/m IV)
5.4.
Vaststaat dat [appellant3] vóór en na de overdracht van de website (op 24 december 2021) aan GBK, content van de website van GBK heeft gehaald (zie rov. 3.10 en 3.14) zonder toestemming of opdracht van GBK. Net als de kantonrechter is het hof van oordeel dat dit onrechtmatig is, ook als het, zoals [appellanten] aanvoeren, gaat om de e-mailadressen en foto’s van [appellanten] en om een mail van [appellant2] aan [appellant3] die GBK ten onrechte op haar website zou hebben geplaatst. Dat geldt ook voor het handelen van [appellant1] . Vaststaat namelijk dat (ook) [appellant1] in januari 2022 (zie rov. 3.19) zonder toestemming of opdracht van GBK content van de website van GBK heeft verwijderd.
5.5.
Het hof verwerpt het standpunt van [appellanten] dat [appellant3] een onrechtmatige toestand herstelde en dat [appellant3] voor zijn handelen een rechtvaardigingsgrond had.
Ook als [appellant1] en [appellant3] alleen door henzelf en/of [appellant2] en/of [appellant4] geschreven teksten van de website hebben gehaald, dan leidt dat nog niet tot de conclusie dat zij dat mochten doen. [appellanten] gaan namelijk ten onrechte voorbij aan het feit dat GBK auteursrechthebbende van die werken is. [appellanten] hebben namelijk geen grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat GBK (op grond van artikel 8 van de Auteurswet) moet worden aangemerkt als maker van de op haar website geplaatste werken van [appellanten] Met het zonder toestemming of opdracht van GBK verwijderen van die werken van de website van GBK hebben [appellant3] en [appellant1] inbreuk gemaakt op het auteursrecht van GBK waarmee zij onrechtmatig tegenover GBK hebben gehandeld. Waar het [appellant1] en [appellant3] aangaat, slagen grieven I t/m IV niet.
5.6.
GBK heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [appellant2] en/of [appellant4] zonder opdracht of toestemming content van de website van GBK hebben verwijderd en/of een bijdrage hebben geleverd aan het door [appellant3] en [appellant1] zonder opdracht of toestemming verwijderen van content van de website van GBK. Daarom is niet komen vast te staan dat [appellant2] en/of [appellant4] deel uitmaken van een groep die onrechtmatig jegens GBK heeft gehandeld. GBK wijst erop dat [appellant2] op 29 december 2021 samen met [appellant3] ict-beheerder Jimbo heeft gevraagd om bepaalde content van de website te verwijderen. Dat helpt GBK niet. Met het enkel stellen van deze vraag heeft [appellant2] namelijk niet een bijdrage geleverd aan het onrechtmatig verwijderen van content van de website. Niet valt in te zien hoe de omstandigheid dat [appellant2] en [appellant4] samen met [appellant1] en [appellant3] bij de kantonrechter geld van GBK hebben teruggevorderd, bijdraagt aan het onrechtmatig verwijderen van content van de website.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alleen [appellant3] en [appellant1] tegenover GBK onrechtmatig hebben gehandeld door content van de website van GBK te verwijderen. Grieven I t/m IV slagen waar zij betrekking hebben op [appellant2] en [appellant4] . Verder falen deze grieven.
Het verkiezingsprogramma van GBK (grieven V t/m VIII, grief XI deels en grief XVI deels)
5.8.
Net als de kantonrechter is het hof van oordeel dat het verkiezingsprogramma van GBK auteursrechtelijk beschermd is en dat het auteursrecht daarop bij GBK rust.
Het hof stelt vast dat [appellanten] geen grief aanvoeren tegen het oordeel van de kantonrechter dat in het (later verschenen) verkiezingsprogramma van Hart voor Kampen, de tekst, stijl, indeling en opmaak van het verkiezingsprogramma van GBK nagenoeg identiek is overgenomen. Het hof deelt daarom het oordeel van de kantonrechter dat dit een auteursrechtinbreuk jegens GBK oplevert.
5.9.
Ter beoordeling ligt voor wie de auteursrechtinbreuk valt te verwijten.
GBK stelt dat [appellant1] het verkiezingsprogramma van GBK heeft opgenomen in het verkiezingsprogramma van Hart voor Kampen. GBK verwijst naar mededelingen die [appellant1] daarover in de Stentor heeft gedaan (zie 3.25): “
Het was mijn programma. Ik verander toch niet als ik een partij verlaat…” [appellanten] hebben deze stelling van GBK niet (voldoende gemotiveerd) betwist, zodat deze is komen vast te staan. Op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat [appellant1] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van GBK.
5.10.
Het hof verwerpt het standpunt van [appellanten] dat niet [appellant1] , maar Hart voor Kampen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van GBK omdat Hart voor Kampen het verkiezingsprogramma heeft gepubliceerd. De vraag of Hart voor Kampen onrechtmatig heeft gehandeld, ligt in deze procedure niet voor en heft hoe dan ook onrechtmatig handelen van [appellant1] niet op.
5.11.
[appellanten] werpen vergeefs op dat de handhaving van het auteursrecht een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt. Niets staat [appellanten] in de weg om hun politieke standpunten te uiten, ook niet als die gelijk zijn aan die van GBK. Dat is iets anders dan het nagenoeg identiek overnemen van de tekst, stijl, indeling en opmaak van het verkiezingsprogramma van GBK.
5.12.
GBK heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat [appellant3] , [appellant2] en/of [appellant4] inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van GBK op haar verkiezingsprogramma. Op de mondelinge behandeling bij het hof hebben [appellanten] aangevoerd dat [appellant1] het verkiezingsprogramma heeft gepubliceerd op de website van Hart voor Kampen. GBK heeft dat niet weersproken.
5.13.
GBK heeft ook geen feiten gesteld waaruit blijkt dat [appellant3] , [appellant2] en/of [appellant4] een bijdrage hebben geleverd aan de auteursrechtinbreuk van [appellant1] . Het samen met [appellant1] overstappen van GBK naar Hart voor Kampen draagt niet bij aan de auteursrechtinbreuk. Ook de omstandigheid dat [appellant3] , [appellant2] en [appellant4] toegang hadden tot het brondocument van het verkiezingsprogramma van GBK betekent (nog) niet dat zij een bijdrage hebben geleverd. Uit niets blijkt dat [appellant3] , [appellant2] en/of [appellant4] dat brondocument hebben gebruikt. Bovendien beschikten ook anderen dan [appellanten] over het brondocument. GBK heeft op 18 december 2021 haar verkiezingsprogramma vastgesteld waar verschillende conceptversies aan vooraf zijn gegaan die verstuurd zijn aan de leden van de betreffende commissie.
5.14.
Het hof komt tot de conclusie dat alleen [appellant1] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van GBK op haar verkiezingsprogramma. Daarom kan ook alleen [appellant1] een bevel versterkt met een dwangsom tot het staken van die inbreuk worden opgelegd.
5.15.
[appellanten] maken bezwaar tegen het opgelegde bevel en de daaraan gekoppelde dwangsom. Zij voeren aan dat [appellant1] niet bij machte was om de gewraakte tekst te verwijderen zodat het met een dwangsom verstrekte bevel tot het staken van de auteursrechtinbreuk niet had mogen worden toegewezen, althans niet met onmiddellijke ingang vanaf datum betekening vonnis. Volgens [appellanten] moest daartoe worden aangedrongen bij de beheerder van de webpagina van Hart voor Kampen. Op de mondelinge behandeling bij het hof hebben [appellanten] aangevoerd dat Hart voor Kampen voor de website een commissie had.
5.16.
Deze bezwaren van [appellanten] slagen niet. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt namelijk niet in te zien dat die beheerder en/of die commissie niet onmiddellijk uitvoering zou kunnen geven aan een daartoe gegeven instructie van [appellant1] , voorzitter van Hart voor Kampen. De kantonrechter heeft op de mondelinge behandeling aangekondigd dat het vonnis op 16 augustus 2022 zou worden gewezen, wat ook is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting. [appellanten] hadden kunnen anticiperen op toewijzing van de vorderingen van GBK. Het bevel is op juiste gronden gegeven. De door de kantonrechter opgelegde dwangsom is niet disproportioneel hoog.
5.17.
Grieven V t/m VIII, grief XI deels en grief XVI deels slagen waar zij betrekking hebben op [appellant2] , [appellant3] en [appellant4] . Verder falen deze grieven.
De Facebook- en Instagrampagina van GBK (grieven IX en X en grief XI deels)
5.18.
GBK stelt dat [appellant3] de Facebook- en Instagrampagina voor haar heeft aangemaakt. GBK onderbouwt haar stelling met de volgende feiten en omstandigheden:
− de Facebook- en Instagrampagina hebben vanaf het begin (maart 2015 en juli 2019) de naam ‘Gemeente Belang Kampen’;
− de Facebook- en Instagrampagina verwijzen vanaf het begin (maart 2015 en juli 2019) naar de website van GBK en de Facebookpagina daarnaast naar het e-mailadres en telefoonnummer van GBK;
− de Facebook- en Instagrampagina hebben vanaf het begin (maart 2015 en juli 2019) het logo van GBK als profielfoto;
− de Facebookpagina heeft vanaf maart 2015 als categorisering staan ‘Politieke partij’;
− naast [appellant3] beheerden andere (bestuurs)leden van GBK, waaronder [appellant1] , de Facebook- en Instagrampagina;
− vanaf het begin (maart 2015 en juli 2019) plaatsen deze (bestuurs)leden content over GBK op de Facebook- en Instagrampagina;
− GBK had een commissie, een zogeheten propaganda-commissie, bestaande uit leden van GB die nadachten over wat op Facebook en Instagram geplaatst zou worden.
5.19.
[appellanten] betwisten deze door GBK gestelde feiten en omstandigheden niet. Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat de Facebook- en Instagrampagina voor GBK zijn aangemaakt. Wat [appellanten] daar tegenover stellen is onvoldoende. Zo brengt een opmerking van raadsleden [appellant1] en [appellant2] in maart 2015 dat [appellant3] hen niet met social media lastig moest vallen, niet mee dat de Facebookpagina niet voor GBK werd aangemaakt. Evenmin doet de omstandigheid dat [appellant3] geen instructies heeft ontvangen en/of toestemming vroeg dat, nog daargelaten hoe dat zich verhoudt tot de in het leven geroepen propaganda-commissie. Het hof deelt daarom het oordeel van de kantonrechter dat GBK als rechthebbende van de Facebook- en Instagrampagina moet worden aangemerkt. Grief IX slaagt niet.
5.20.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het GBK ontnemen van het beheer van haar Facebook- en Instagrampagina onrechtmatig is. Daartegen is geen grief gericht. Wel maken [appellanten] bezwaar tegen het aan hen opgelegde met een dwangsom versterkte verbod tot het beheer van de Facebook- en Instagrampagina. [appellanten] voeren aan dat uitsluitend [appellant3] dat beheer had.
5.21.
Dit gaat niet op voor [appellant1] . Vaststaat namelijk dat [appellant1] op 18 december 2021 het beheer van [naam1] van de Facebookpagina heeft verwijderd (zie rov. 3.7). Niet alleen is dit onrechtmatig jegens GBK, dit bevestigt ook dat (naast [appellant3] ook) [appellant1] beheerder was. BGK heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat [appellant2] en/of [appellant4] GBK het beheer van de Facebook- en Instagrampagina hebben ontnomen en/of een bijdrage hebben geleverd aan het door [appellant3] en [appellant1] ontnemen van dat beheer.
5.22.
Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft [appellant3] verklaard dat hij in overleg met [appellant2] niet heeft gereageerd op de aan hem gerichte e-mail van [naam1] van 18 december 2021 over de omstandigheid dat hem het beheer over de Facebookpagina van GBK was ontnomen. Dat is onvoldoende om te concluderen dat [appellant2] daar een bijdrage aan heeft geleverd. Van een groepsgedraging van [appellant2] in de zin van artikel 6:166 BW is geen sprake.
5.23.
Anders dan [appellanten] in hoger beroep aanvoeren, heeft de kantonrechter geen veroordeling (versterkt met een dwangsom) opgelegd om GBK met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis weer in staat te stellen het beheer te kunnen voeren van de Facebook- en Instagrampagina. De kantonrechter heeft [appellanten] veroordeeld om daarvoor binnen drie dagen na betekening van het vonnis zorg te dragen. Het hof volgt [appellanten] niet in hun zienswijze dat deze termijn voor [appellant1] en [appellant3] onmogelijk was omdat zij de naam van de opvolgend beheerder nodig hadden. Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft de advocaat van GBK verklaard dat hij binnen een uur na de vraag de naam van de persoon heeft verstrekt aan wie de gegevens van de Facebook- en Instagrampagina moesten worden toegestuurd. [appellanten] hebben dit niet weersproken. Het vonnis van 16 augustus 2022 is [appellanten] op 18 en 19 augustus 2022 betekend. Onduidelijk is gebleven waarom GBK pas op 29 augustus 2022 weer het beheer over de Facebook- en Instagrampagina heeft gekregen. De omstandigheid dat het vonnis is gewezen in een periode dat een deel van werkend Nederland op vakantie is, komt voor rekening en risico van [appellant3] en [appellant1] . Grief XI slaagt niet.
5.24.
Grief X slaagt waar zij betrekking heeft op [appellant2] en [appellant4] . De grieven IX, X voor het overige en grief XI deels slagen niet.
Schadevergoeding (grieven XII t/m XV en grief XVI deels)
5.25.
Grief XII berust op een onjuiste lezing van het vonnis. In rov. 7.14. geeft de kantonrechter slechts weer welke kosten GBK stelt te hebben gemaakt doordat haar onrechtmatig het beheer van haar Facebook- en Instagrampagina was afgenomen. In die overweging beslist de kantonrechter niets. Grief XII slaagt daarom niet.
5.26.
De kantonrechter heeft € 6.505,59 aan schadevergoeding toegewezen. Dit bedrag bestaat uit € 5.855,- aan kosten van Brainpink en € 650,68 aan kosten van [appellant2] Support. Tegen die toewijzing richten zich grieven XIII en XV (Brainpink)en XIV ( [appellant2] Support).
5.27.
Grief XV slaagt. GBK heeft het causaal verband tussen de factuur van Brainpink van € 5.855,- en de onrechtmatige gedragingen van [appellant1] en [appellant3] onvoldoende onderbouwd. In de offerte van Brainpink zijn namelijk zaken opgenomen als: fotoshoot team en Kampenaren per wijk, ontwerp campagneposter, banner ontwerp, opzetten campagne social media, mediabudget. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat GBK deze kosten zonder het onrechtmatig handelen van [appellant1] en [appellant2] niet ook had gehad. Vanwege het ontbreken van causaal verband, komt dit bedrag niet voor toewijzing in aanmerking. Grief XIII (die zich ook richt tegen de toewijzing van de kosten van Brainpink) behoeft daarom geen verdere bespreking.
5.28.
GBK heeft kosten gemaakt om haar website te herstellen en te laten beveiligen omdat [appellant1] en [appellant3] content hadden verwijderd nadat zij zich eigenhandig toegang tot de website hadden verschaft. Het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van [appellant1] en [appellant3] en deze kosten is gegeven. Zonder het onrechtmatig handelen van [appellant1] en [appellant3] , zou GBK die kosten niet hebben gehad. Deze schadepost kan [appellant1] en [appellant3] in redelijkheid worden toegerekend. Dat GBK haar website wilde beveiligen was te verwachten na het onrechtmatig handelen van [appellant1] en [appellant3] .
5.29.
Het hof begrijpt dat [appellanten] aanvoeren dat GBK die kosten niet had hoeven maken omdat zij geen toegang tot de overgedragen website meer hadden nadat de naam van contractant bij de domeinbeheerder was gewijzigd. Het hof verwerpt dit beroep op eigen schuld van GBK. Nadat [appellant1] en [appellant3] zich eigenmachtig toegang tot de website van GBK hadden verschaft en content van de website hadden verwijderd, was het redelijk dat GBK kosten maakt om haar website te herstellen en beveiligen. Grief XIV slaagt niet.
5.30.
Grief XVI richt zich tegen de hoofdelijke veroordeling van [appellanten] tot schadevergoeding. Grief XVI slaagt waar het Kosten en [appellant4] betreft. Zij hebben niet onrechtmatig gehandeld en zijn dus niet aansprakelijk .Grief XVI slaagt niet waar het gaat om [appellant1] en [appellant3] . Zij hebben beiden ieder voor zich onrechtmatig gehandeld en zijn aansprakelijk voor dezelfde schade, te weten de kosten van [appellant2] Support. [appellant1] en [appellant3] zijn dus [2] hoofdelijk aansprakelijk tot betaling van dat bedrag aan GBK.
De proceskosten
5.31.
Het hoger beroep van [appellanten] slaagt deels. Het hof zal [appellant1] en [appellant3] hoofdelijk veroordelen in de proceskosten bij de kantonrechter. Het hof zal [appellant1] en [appellant3] veroordelen tot betaling van de proceskosten in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep.
5.32.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van GBK op basis van het liquidatietarief vastgesteld. GBK maakt in (incidenteel) hoger beroep aanspraak op een proceskostenveroordeling op grond van artikel 1019h Rv. Omdat de vordering die in eerste aanleg is beoordeeld niet alleen haar grondslag vindt in het algemene leerstuk van de onrechtmatige daad, maar ook in handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, schat het hof het gedeelte van de zaak dat betrekking heeft op intellectuele eigendom op 50 %. De (incidentele) grief van GBK slaagt in zoverre.
5.33.
GBK vordert aan proceskosten bij de kantonrechter (in reconventie) € 5.100,37 aan honorarium van haar advocaat. Het hof sluit aan bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie van 1 april 2017). Het hof is van oordeel dat deze zaak in eerste aanleg onder de in die indicatietarieven genoemde categorie ‘eenvoudig’ valt. Het maximum tarief aan honorarium in die categorie is € 8.000,-. Het door de advocaat van GBK in rekening gebrachte honorarium van € 5.100,37 valt daaronder. In het licht hiervan en gegeven de hiervoor gegeven veroordeling van 50% (IE-grondslag) en 50% (andere grondslag) zal het hof [appellanten] veroordelen in de proceskosten van GBK bij de kantonrechter van (afgerond) € 2.550,- aan salaris advocaat.
5.34.
De grieven in het (principaal) hoger beroep van [appellanten] zijn niet gebaseerd op (een) IE-grondslag(en). Het hof zal de proceskosten in het (principaal) hoger beroep van [appellanten] daarom vaststellen op basis van het liquidatietarief.
5.35.
Het (incidenteel) hoger beroep van GBK slaagt deels. [appellant1] en [appellant3] zullen als de grotendeels in ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep. Ook hiervoor geldt dat de vordering niet is gebaseerd op een IE-grondslag. Het hof zal de proceskosten in het hoger beroep van GBK daarom vaststellen op basis van het liquidatietarief.
5.36.
Onder die kosten als hiervoor bedoeld in rov. 5.34 en rov. 5.35 vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]
5.37.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 16 augustus 2022, behalve de in reconventie genomen beslissingen 8.3 t/m 8.9 ten aanzien van [appellant2] en [appellant4] , de in reconventie genomen beslissingen 8.4 en 8.5 ten aanzien van [appellant3] en de in reconventie genomen beslissing 8.10, die hierbij worden vernietigd, en beslist;
6.2.
veroordeelt [appellant1] en [appellant3] hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van GBK tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
- € 2.550,- aan salaris van de advocaat van GBK;
6.3.
veroordeelt [appellant1] en [appellant3] in het principaal hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van GBK:
- € 783,- aan griffierecht
- € 2.428,- aan salaris van de advocaat van BGK (2 procespunten x appeltarief II);
6.4.
veroordeelt [appellant1] en [appellant3] in het incidenteel hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van GBK:
- € 607,- aan salaris van de advocaat van GBK (1 procespunt x ½ appeltarief II);
6.5.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
6.6.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.E. Weening, M. Willemse en S.M. Kingma en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

1.Asser/Sieburgh 6-IV 2019/127.
2.Art. 6:102 BW
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.