ECLI:NL:GHARL:2024:2718

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
P23/64
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing rechtbank en niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in vordering tot verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2023. De rechtbank had bepaald dat de terbeschikkinggestelde, geboren in 2000, van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof heeft vastgesteld dat het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2024 het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2022 heeft vernietigd, waarbij de terbeschikkingstelling met voorwaarden was opgelegd. Het hof oordeelt dat de beslissing van het gerechtshof Amsterdam, die de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden heeft opgeheven, onmiddellijke werking heeft, ook al is deze nog niet onherroepelijk. Hierdoor is de grondslag voor de vordering tot verpleging van overheidswege komen te vervallen.

De terbeschikkinggestelde was eerder veroordeeld voor belaging en bedreiging met zware mishandeling en was onderworpen aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Na een aantal incidenten in de Forensisch Psychiatrische Afdeling heeft het openbaar ministerie gevorderd dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof heeft de ontvankelijkheid van deze vordering aan de orde gesteld en geconcludeerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de basis voor deze vordering is komen te vervallen door de eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot verpleging van overheidswege. De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Uitspraak

TBS P23/64

Beslissing van 8 februari 2024

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
verblijvende in [JC] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2023. Deze beslissing houdt in het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2022, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd en de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht is bevolen;
- het advies van Reclassering Nederland van 14 december 2022;
- de vordering van de officier van justitie tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde van 15 december 2022;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 13 januari 2023,
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 19 januari 2023 waarbij namens de terbeschikkinggestelde beroep is ingesteld;
- de aanvullende adviezen van Reclassering Nederland van 25 april 2023 en 4 mei 2023;
- het proces-verbaal van het onderzoek in hoger beroep van 11 mei 2023, inhoudende dat het onderzoek wordt aangehouden om de nieuwe gedragskundige rapportages in het hoger beroep van de strafzaak af te wachten;
- de processen-verbaal van het onderzoek in beroep van dit hof van 27 juli 2023 en 26 oktober 2023;
- de pro justitia rapportage van psycholoog T. ‘t Hoen en psychiater J.L.M. Dinjens, beide van 3 november 2023;
- het proces-verbaal van het gerechtshof Amsterdam van 7 november 2023 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 23-000189-22;
- het advies van Reclassering Nederland van 28 november 2023;
- het proces-verbaal van het onderzoek in beroep van dit hof van 30 november 2023;
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 februari 2024 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 23-000189-22.
Het hof heeft ter zitting van 8 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam.
Het procesverloop
De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2022
veroordeeld voor belaging en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft aan de terbeschikkinggestelde - onder meer - een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd en deze voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaard. De terbeschikkinggestelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Op basis van de dadelijke uitvoerbaarheid in dit vonnis is de terbeschikkinggestelde op 24 januari 2022 geplaatst in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [locatie 1] te [plaats 1] . Na een behandelperiode van zo’n zeven maanden is hij op 30 augustus 2022 overgeplaatst naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) [locatie 2] in [plaats 2] . In de FPA doet zich een aantal incidenten voor. Na het overtreden van een aantal voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank Amsterdam heeft op 13 januari 2023 deze vordering toegewezen. Tegen deze beslissing heeft de terbeschikkinggestelde beroep ingesteld. Deze kamer van het hof heeft het onderzoek ter zitting van dit beroep op 11 mei 2023 voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de nieuwe gedragskundige rapportages af te wachten die over de terbeschikkinggestelde worden opgemaakt in het kader van de strafzaak in hoger beroep. Nadien heeft de zaak op 27 juli en 26 oktober 2023 pro forma op zitting gestaan. Op 30 november 2023 is het onderzoek ter zitting van het hof voor onbepaalde tijd geschorst vanwege ziekte van de raadsman.
Op 2 februari 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam in de onderliggende strafzaak voornoemd vonnis van de rechtbank van 18 januari 2022, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd en de terbeschikkinggestelde veroordeeld voor belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd tot - onder meer - een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Het hof heeft overwogen dat de terbeschikkingstelling niet wordt opgelegd voor een geweldsmisdrijf zodat de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging de totale duur van een periode van vier jaar niet te boven kan gaan. Daarnaast heeft het hof een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd. Tevens heeft het hof het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht opgeheven op grond van artikel 6:6:6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het gerechtshof Amsterdam heeft in een eerdere beslissing al de voorlopige hechtenis van de terbeschikkinggestelde bevolen.
Tijdens de zitting van 8 februari 2024 heeft de raadsman van de terbeschikkinggestelde desgevraagd meegedeeld dat de terbeschikkinggestelde zich nog beraadt of hij tegen voornoemd arrest van 2 februari 2024 beroep in cassatie zal instellen.
De ontvankelijkheid van de vordering alsnog van overheidswege te verplegen
Gelet op voornoemd arrest van 2 februari 2024 heeft het hof ter zitting van 8 februari 2024 de ontvankelijkheid van de vordering tot het alsnog verplegen van overheidswege van de terbeschikkinggestelde aan de orde gesteld.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vordering omdat het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 februari 2024 nog niet onherroepelijk is. Het gerechtshof Amsterdam heeft de dadelijke uitvoerbaarheid niet bij afzonderlijke beslissing opgeheven. Daarom is deze beslissing onderdeel van het arrest geworden en loopt het mee met het - eventuele nog in te stellen -
beroep in cassatie.
De raadsman heeft zich bij het standpunt van de advocaat-generaal aangesloten.
Het hof stelt vast dat het gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 2 februari 2024 het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2022, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, heeft vernietigd en dat het de in dat vonnis bepaalde dadelijke uitvoerbaarheid heeft opgeheven. Naar het oordeel van het hof heeft deze laatste beslissing, net als een beslissing over voorlopige hechtenis, onmiddellijke werking ook al is deze opgenomen in een arrest dat zelf nog niet onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat de grondslag aan de vordering tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege is komen te ontvallen (vgl. ook ECLI:NL:GHARL:2022:7778).
Het hof zal daarom de beslissing waarvan beroep vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[verdachte].
Verklaarthet openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin zijn vordering tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege.
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en dr. I.E. Troost en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 8 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.
mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.