ECLI:NL:GHARL:2022:7778

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
P21/426
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 15 december 2021. De rechtbank had de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd aan de terbeschikkinggestelde, die vervolgens in hoger beroep ging. De rechtbank had ook bevolen dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, wat leidde tot de omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden, en oordeelt dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel in stand blijft, ondanks dat het arrest van het gerechtshof Amsterdam nog niet onherroepelijk is. Het hof heeft daarbij ook de ernst van de feiten en het recidiverisico van de terbeschikkinggestelde in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde heeft in het verleden zich niet gehouden aan de voorwaarden en heeft zich onttrokken aan het toezicht, wat de beslissing van het hof heeft beïnvloed. Het hof concludeert dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege moet worden verpleegd, ondanks dat de terbeschikkingstelling nog niet onherroepelijk is.

Uitspraak

TBS P21/426
Beslissing d.d. 8 september 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 15 december 2021. Deze beslissing houdt in het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 5 maart 2020, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd en de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel is bevolen;
  • de vordering van de officier van justitie tot voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde, van 3 november 2021;
  • de beslissing van de rechter-commissaris in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 3 november 2021, waarbij het bevel tot voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde is gegeven;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 20 december 2021;
  • de pro justitia rapportage van psychiater [psychiater] van 22 februari 2022;
  • het verlengingsadvies van GGZ Reclassering [locatie] van 22 maart 2022;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 26 april 2022 betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
  • de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, van 10 mei 2022, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering [locatie] van 3 mei 2022;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in hoger beroep van 19 mei 2022;
  • de tussenbeslissing van deze kamer van dit hof van 2 juni 2022;
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2022 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 23-000814-20;
  • het e-mailbericht van de griffie van het gerechtshof Amsterdam van 4 augustus 2022, inhoudende dat namens de terbeschikkinggestelde cassatieberoep is ingesteld tegen voormeld arrest;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering [locatie] van 9 augustus 2022.
Ter zitting van het 25 augustus 2022 heeft het hof – dat anders is samengesteld dan ter zitting van 19 mei 2022 – met instemming van de raadsman van de terbeschikkinggestelde en advocaat-generaal het onderzoek hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de tussenbeslissing van 2 juni 2022 bevond.
Het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde tegen het bevel van de rechtbank dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, is ter zitting van 25 augustus 2022 gelijktijdig verder behandeld met zijn hoger beroep tegen de verlengingsbeslissing van de rechtbank. In die zaak doet het hof ook vandaag uitspraak.
Ter zitting van 25 augustus 2022 zijn gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, de advocaat generaal R. Segerink, en de deskundige [deskundige] , reclasseringswerker te [locatie] . De deskundige is gebleven bij de adviezen van de reclassering om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde wil begeleid gaan wonen, eventueel met begeleiding en toezicht van de reclassering, zodat hij verder kan gaan met zijn leven. Hij is nu al bijna vier jaren van zijn leven kwijtgeraakt door de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hij dreigt nu opnieuw te moeten beginnen met een klinisch traject, terwijl hij al was uitbehandeld en hij wachtte op begeleid wonen toen hij vast kwam te zitten vanwege de overtreding van de voorwaarden.
De terbeschikkinggestelde heeft er spijt van dat hij is weggelopen van de Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA) [locatie] . Hij heeft veel geleerd tijdens zijn klinische behandeling, onder meer door therapieën gericht tegen agressie en middelengebruik, maar hij vindt ook dat hij in de kliniek is behandeld als een klein kind. Tijdens zijn verblijf in de kliniek mocht hij niet werken en zijn ouders niet bezoeken, en kreeg hij niet de kans om te laten zien wat hij kan.
De terbeschikkinggestelde staat wel open voor begeleiding door de reclassering. Hij hoopt verder te kunnen gaan met een andere toezichthouder dan de toezichthouder die hem eerder heeft begeleid.
De terbeschikkinggestelde heeft altijd ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de (meermalen gepleegde) verkrachting, zijnde één van de tenlastegelegde feiten waarvoor de rechtbank de terbeschikkingstelling met voorwaarden aan hem heeft opgelegd. Van dit feit is hij in hoger beroep vrijgesproken door het gerechtshof Amsterdam bij het arrest van 20 juli 2022, waarbij hij opnieuw is veroordeeld voor andere tenlastegelegde feiten en waarbij voor die feiten – naast een gevangenisstraf – een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege aan hem is opgelegd. Die uitspraak is nog niet onherroepelijk geworden.
De terbeschikkinggestelde wenst de behandeling en begeleiding voort te zetten in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. In de adviesrapportages van de reclassering en de psychiaters [psychiater] en [psychiater] wordt een negatief beeld over hem geschetst. Uit de voortgangsrapportages over afgelopen anderhalf jaar komt echter ook een positieve tendens naar voren. Het is niet vreemd dat zijn traject met pieken en dalen is verlopen. Het is duidelijk dat hij een onjuiste beslissing heeft genomen door niet terug te keren van verlof. Namens de terbeschikkinggestelde is bepleit hem nog een kans te geven door de beslissing van de rechtbank tot omzetting naar de terbeschikkingstelling met verpleging te vernietigen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde is in eerste aanleg veroordeeld voor partnergeweld en voor verkrachting van de partner tot de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling met voorwaarden omgezet in de terbeschikkingstelling met verpleging, omdat de terbeschikkinggestelde zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden. Hij was niet transparant over een relatie binnen de FPA, hij hield zich niet aan verlofafspraken en – na een waarschuwing – was er sprake van agressief gedrag, waarna er een gesprek met de FPA werd gevoerd, en vervolgens onttrok hij zich aan de maatregel. De reclassering concludeert dat het gedrag van de terbeschikkinggestelde, ondanks alle interventies, niet is veranderd. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De begeleiding in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden maakt het noodzakelijk dat de terbeschikkinggestelde zich bereid toont zich aan de voorwaarden te houden. De reclassering ziet geen mogelijkheden het risicomanagement op verantwoorde wijze vorm te geven. Psychiater [psychiater] heeft eerder al geconcludeerd tot een hoog recidiverisico. De terbeschikkinggestelde heeft door zijn zwakbegaafdheid onvoldoende inzicht in oorzaak-gevolg-relaties en door zijn persoonlijkheidsstoornis laat hij zich niet begrenzen en is zijn impulscontrole beperkt. De problematiek van terbeschikkinggestelde is ernstiger dan eerder werd gedacht. Psychiater [psychiater] , die eerder ook al twijfelde aan de haalbaarheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, heeft na de overtreding van de voorwaarden geconcludeerd dat een terbeschikkingstelling met verpleging passender zou zijn. Psychiater [psychiater] , die op 22 februari 2022 heeft gerapporteerd in het kader van de verlengingsprocedure, heeft ook grote twijfels over de haalbaarheid van verdere behandeling en begeleiding in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. [psychiater] stelt dat een terbeschikkingstelling met verpleging mogelijk een adequater en dwingender kader oplevert. Het gerechtshof Amsterdam heeft inmiddels een niet-gemaximeerde terbeschikkingstelling met verpleging opgelegd. Dit hof heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de terbeschikkinggestelde zich gedurende een langere tijd kan houden aan voorwaarden, waarbij ook is gekeken naar het hoge recidivegevaar en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank waarbij is bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het oordeel van het hof
Het procesverloop
De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 5 maart 2020 veroordeeld voor, kort gezegd, mishandeling, tweemaal poging tot zware mishandeling en het meermalen plegen van verkrachting van zijn partner. De rechtbank heeft aan de terbeschikkinggestelde een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd en een terbeschikkingstelling. Bij die terbeschikkingstelling zijn voorwaarden gesteld, waaronder opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijke uitvoerbaar verklaard. De terbeschikkinggestelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Na afloop van de voorlopige hechtenis is de terbeschikkinggestelde op basis van de dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden op 11 mei 2020 geplaatst in de FPA [locatie] . Tijdens deze behandeling doet zich een aantal incidenten voor. Nadat de terbeschikkinggestelde is aangezegd dat de behandeling zou worden beëindigd, onttrekt hij zich op 11 september 2021, waarna hij op 15 oktober 2021 wordt aangehouden in Antwerpen. Op 3 november 2021 beveelt de rechter-commissaris de voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde.
Intussen hebben op 7 en 22 september 2021 psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater] gedragskundig gerapporteerd in de nog bij het gerechtshof Amsterdam lopende strafzaak.
Op 15 december 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, de, nu bij de penitentiaire kamer van dit hof voorliggende, beslissing genomen de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen. Het hof heeft deze zaak behandeld op de zitting van 19 mei 2022 en bij tussenbeslissing van 2 juni 2022 geoordeeld dat het kennis wil nemen van het op korte termijn te wijzen arrest van het gerechtshof Amsterdam in de onderliggende strafzaak.
Dit arrest is uitgesproken op 20 juli 2022. Het gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, de terbeschikkinggestelde veroordeeld voor twee mishandelingen en een poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote, maar vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting. Het hof heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd naast een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Daarbij heeft het hof niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel opgeheven of geschorst op grond van artikel 6:6:6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Evenmin heeft het de voorlopige hechtenis van de terbeschikkinggestelde bevolen. Tegen dit arrest heeft de terbeschikkinggestelde cassatie ingesteld.
Tijdens de zitting van de penitentiaire kamer van dit hof van 25 augustus 2020 kon de raadsman van de terbeschikkinggestelde nog niet zeggen op welke gronden cassatie is ingesteld en of de cassatie zou worden doorgezet. Op verzoek van het hof heeft de advocaat-generaal voorafgaand aan de zitting geïnformeerd bij de Dienst Individuele Zaken (DIZ) van het ministerie van Justitie en Veiligheid naar de gevolgen die een beslissing tot alsnog verplegen heeft voor de feitelijke plaatsing en behandeling van de terbeschikkinggestelde in een kliniek. DIZ heeft zowel de advocaat-generaal als ook aan de raadsman medegedeeld dat de terbeschikkinggestelde wel voor een kliniek zou worden geïndiceerd en op een wachtlijst zou worden geplaatst. De feitelijke opname in een kliniek zou echter pas volgen als het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2022 onherroepelijk is.
De ontvankelijkheid van de vordering alsnog van overheidswege te verplegen
Het hof stelt vast dat het vonnis van de rechtbank van 5 maart 2020 wordt vernietigd in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2022. Omdat dit arrest echter nog niet onherroepelijk is geworden, is naar het oordeel van het hof de in het vonnis bepaalde dadelijke uitvoerbaarheid van het de terbeschikkingstelling met voorwaarden in stand gebleven. Het gerechtshof Amsterdam heeft de dadelijke uitvoerbaarheid ook niet bij afzonderlijke beslissing opgeheven of geschorst. De vordering tot alsnog verplegen van overheidswege is dan ook, nog steeds, ontvankelijk.
Dit neemt niet weg dat naar het oordeel van het hof het de voorkeur verdient als in een geval als dit, waarin in de onderliggende strafzaak met dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarden nog niet onherroepelijk is beslist, maar wel alsnog de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd, de rechter in de onderliggende strafzaak nagaat of opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en gevangenneming van de verdachte is aangewezen. Zoals hiervoor is gebleken, heeft toewijzen van de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege immers niet tot gevolg dat sprake zal zijn van daadwerkelijke verpleging, in de zin van plaatsing in een kliniek en behandeling. In feite is dan sprake van een verkapte voorlopige hechtenis totdat het vonnis onherroepelijk is. De detentie in een penitentiaire inrichting zou daarom zo veel mogelijk naar de maatstaven van de voorlopige hechtenis moeten worden beoordeeld en dan op die titel moeten plaatsvinden. Dit geeft bovendien meer mogelijkheden tot tussentijdse toetsing en, zo nodig, beëindiging van de vrijheidsbeneming, dan een beslissing tot alsnog verplegen van overheidswege.
Bevestiging beslissing waarvan beroep met aanvulling van gronden
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
In aanvulling hierop overweegt het hof dat het gerechtshof Amsterdam inmiddels in de strafzaak de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege heeft opgelegd. Gelet hierop, op het gedrag van de terbeschikkinggestelde binnen de terbeschikkingstelling met voorwaarden en op diens onttrekking aan het toezicht met vlucht naar het buitenland, dient de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te worden verpleegd, ondanks dat de terbeschikkingstelling nog niet onherroepelijk is. Daaraan doet niet af dat een van de moeilijke aspecten binnen de behandeling in FPA [locatie] is geweest dat de terbeschikkinggestelde de verkrachting van zijn echtgenote steeds heeft ontkend, terwijl het gerechtshof Amsterdam nu ook van die verkrachting heeft vrijgesproken.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling van gronden de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 15 december 2021, zittingslocatie Haarlem, met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en dr. W.J. Canton als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 8 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.