In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 27 september 2022. De zaak betreft de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) door de Inspecteur van de Belastingdienst. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de heffing, waarna de Inspecteur heeft beslist. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die op haar beurt de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.
Tijdens de zitting op 22 november 2023 zijn de gemachtigden van belanghebbende, A.F.M.J. Verhoeven en J.A. Cardol, verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Inspecteur. Het Hof heeft de aangevoerde grieven van belanghebbende beoordeeld, waaronder de stelling dat nationale rechters het Unierecht niet mogen uitleggen en dat het heffen van griffierecht in strijd is met het Unierechtelijke beginsel van effectieve rechtsbescherming. Het Hof heeft deze grieven verworpen en geoordeeld dat de nationale rechters verplicht zijn om het Unierecht toe te passen en dat de regeling omtrent griffierecht geen onoverkomelijk obstakel vormt voor toegang tot de rechter.
Het Hof heeft ook de verzoeken van belanghebbende om vergoeding van griffierecht en proceskosten afgewezen. De Rechtbank had eerder een proceskostenvergoeding van € 50 toegekend, wat het Hof juist achtte gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.