ECLI:NL:GHARL:2024:2332
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van bewindzaak wegens geen belang bij hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de niet-ontvankelijkheid van de rechthebbende in zijn verzoek tot hoger beroep. De rechthebbende had in eerste aanleg verzocht om onderbewindstelling van zijn goederen, wat door de kantonrechter was toegewezen. De rechthebbende, geboren in 1993, had verzocht om deze onderbewindstelling vanwege verkwisting en problematische schulden. Hij was tijdelijk dakloos geweest en had hulp gekregen van een crisisopvang bij het indienen van zijn verzoek. In hoger beroep stelde de rechthebbende dat hij geen belang had bij de onderbewindstelling en dat hij niet op de hoogte was van het verzoekschrift.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van de rechthebbende in het hoger beroep beoordeeld. Het hof oordeelde dat de rechthebbende geen belang had bij het hoger beroep, omdat hij in eerste aanleg had gekregen wat hij had verzocht. De rechthebbende had geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij geen problematische schuldenlast meer had, en de bewindvoerder had verklaard dat er geen medewerking van de rechthebbende was geweest. Het hof concludeerde dat de rechthebbende niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep, en kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de onderbewindstelling zelf.
De beslissing van het hof is genomen door de rechters M.M. Lorist, I.A. Vermeulen en B.J. Voerman, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De beschikking is een bevestiging van het uitgangspunt dat iemand geen belang heeft bij hoger beroep als deze in eerste aanleg heeft gekregen wat verzocht is.