Uitspraak
1.[appellant]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
uiterlijk op een oktober tweeduizend eenentwintig beschikt over een onherroepelijke/onaantastbare omgevingsvergunning betrekking hebbende op het ontwikkelen, realiseren en verkopen van appartementen met een recreatieve bestemming (...)”. De Gemeente heeft op 27 september 2021 een omgevingsvergunning voor de appartementen verleend. [appellant] heeft op 30 september 2021 het restant van de koopsom bij Morse in rekening gebracht. Morse heeft betaling geweigerd. De omgevingsvergunning, waartegen geen bezwaar is gemaakt, is op 8 november 2021 (zes weken na 27 september 2021) onherroepelijk geworden.
3.Het oordeel van het hof
waardoor er vijf torens met recreatieve appartementen ontwikkeld kunnen worden. Dit zoals ook opgenomen in de brochure van Punta Laguna.” En uit de koopovereenkomst blijkt (art. 18 lid 1) dat de door [appellant] verkregen omgevingsvergunning is “
afgegeven voor de herontwikkeling van het terrein waardoor er uiteindelijk een appartementencomplex met recreatieve bestemming ontwikkeld kan worden. Dit zoals ook opgenomen in de brochure van Punta Laguna”. In werkelijkheid was de door [appellant] verkregen omgevingsvergunning van 2 april 2015 afgegeven binnen de bestemming ‘horeca’ van het ter plaatse geldende bestemmingsplan omdat [appellant] in de aanvraag had aangegeven dat het zal gaan om de exploitatie van gastappartementen bestaande uit ‘
verhuur van kamer, studio en hotelappartementen voor tijdelijk gebruik’, met een centrale incheck bij de receptie in het restaurantgedeelte. Zoals blijkt uit de e-mail van 17 december 2020 van [naam3] aan [appellant] , had [appellant] ten tijde van de koop niet aan Morse duidelijk gemaakt dat er een horecabestemming op het terrein rustte, dat het geheel als hotel diende te worden geëxploiteerd en dat er dus op basis van de destijds verleende vergunning geen recreatieappartementen konden worden ontwikkeld. Sterker nog, [appellant] stelt in zijn reactie op die e-mail van 17 december 2020 (productie 2 bij memorie van antwoord) dat hij vanaf aanvraag is uitgegaan van appartementen voor recreatief gebruik. Ook uit de brochure van Punta Laguna voor consumenten (o.a. productie 4 bij memorie van grieven), die [appellant] aan Morse heeft laten zien voor het sluiten van de koopovereenkomst, blijkt niet dat [appellant] exploitatie van een hotelfunctie op het oog had. Integendeel is daarin bijvoorbeeld opgenomen: “
Eigenaar worden van een loft in Punta Laguna is een voorrecht en een unieke kans die u niet mag laten lopen” (p. 13). Dit valt echter dus niet te rijmen met de omgevingsvergunning van 2 april 2015 (die in zoverre niet is gewijzigd met de aanvraag van de gewijzigde vergunning van [appellant] van september 2018). Dat er wel degelijk een relevant verschil was vindt overigens ook bevestiging in de omgevingsvergunning van 27 september 2021, waarin is opgenomen dat het wijzigingsplan omvat “
een verandering van het gebruik van gast-/hotelappartementen naar zelfstandige recreatie-appartementen. Dit is in strijd met de bestemmingsomschrijving (…) van de bestemmingsplanregels.” (p. 6).
Partijen zullen al het mogelijke in het werk stellen om voormelde vergunning tijdig en vóór de hiervoor genoemde datum te hebben verkregen (inspanningsverplichting Verkoper en Koper)”).
wat een vervolg is op de tekening van 04-09-2018”). Het verwijt van [appellant] dat Morse het gevelaanzicht van het project nog eenzijdig heeft gewijzigd klopt dus niet. Verder was tussen partijen al overeengekomen (art. 18 lid 6 van de koopovereenkomst) dat [appellant] de Gemeente toestemming zou vragen om de plek waar het beoogde restaurant was gesitueerd in het pand om te zetten naar twee recreatieappartementen. Naar [appellant] stelt, ook in de e-mail van 9 november 2020 aan de Gemeente, verandert het gevelbeeld daardoor niet. Morse heeft weliswaar daarna zelf nog twee extra appartementen (van 18 naar 20 stuks in totaal) ingepast in het ontwerp, maar dat dit tot vertraging in het traject van de vergunningverlening heeft geleid blijkt nergens uit. Dat laatste geldt ook voor de wijziging in de horecafunctie (locatie restaurant).
‘Audit Trail’van de Gemeente en e-mailverkeer tussen de Gemeente en de architect, waar [appellant] naar verwijst, zijn er in juli en augustus 2021 nog nadere stukken aangeleverd, zoals aanvullingen op de constructietekeningen en bouwbesluitberekeningen. Ook dit toont geen onnodige vertraging aan. Uiteindelijk is de doorlooptijd van aanvraag tot vergunningverlening bij de Gemeente ongeveer vier maanden geweest, en daarmee niet buitensporig lang. Volgens [appellant] had alles niettemin sneller kunnen gaan als Morse met hem was blijven samenwerken richting de Gemeente, zoals volgens [appellant] ook voortvloeit uit de inspanningsverbintenis van de nabetalingsregeling. Hier gaat het hof niet in mee. Morse heeft gesteld dat de Gemeente er in april 2021 op heeft aangedrongen dat één partij, namelijk Morse als de 100% eigenaar van het pand en de kavel, aanspreekpunt zal zijn. Dat komt het hof, mede gezien het verslag van de bespreking van 19 april 2021, geloofwaardig voor, omdat voor de Gemeente de eigenaar en ontwikkelaar de logische gesprekspartij is voor het vergunningstraject, en niet daarnaast nog de voormalige eigenaar. [appellant] heeft bovendien niet concreet gemaakt wat hij, als hij ook aanspreekpunt was gebleven, dan meer of sneller bij de Gemeente voor elkaar zou hebben gekregen. Morse is ook verder gegaan met dezelfde architect en met [naam3] , omdat zij het project al kenden. Dat Morse [appellant] buitenspel heeft gezet om zo het vergunningstraject (onnodig) te vertragen is al met al onvoldoende onderbouwd.
onherroepelijke/onaantastbare” omgevingsvergunning dient te beschikken (onder 1.c), en er is ook nauwkeurig vastgelegd wat daaronder wordt verstaan (onder 1.d). Tot slot verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank dat de periode tussen 1 oktober 2021 en 8 november 2021 niet zo kort is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Morse zich erop beroept dat deze termijn is overschreden en dat het beroep op overschrijding van de termijn ook niet valt te beschouwen als een onaanvaardbaar strikte toepassing van de nabetalingsregeling. [appellant] heeft niet (voldoende) toegelicht waarom dit oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd zou zijn.