Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
primair
- c) [de huurder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.101,88 (na vermindering van eis) en een bedrag van € 6.150;
- d) [de huurder] te veroordelen tot betaling van de maandelijkse huurprijs en de bijkomende kosten tot de datum dat de huurovereenkomst zal zijn beëindigd, alsmede vervangende schadevergoeding (ter hoogte van de huurprijs en bijkomende kosten) vanaf de datum van beëindiging van de huurovereenkomst tot de dag dat [de huurder] het gehuurde heeft ontruimd en verlaten;
- e) een bedrag van € 893,80 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- f) een bedrag van € 453,75 ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;
- g) [de huurder] te veroordelen om de in de inleidende dagvaarding onder randnummer 12 genoemde wijzigingen in/aan het gehuurde (18 wijzigingen in totaal) voor de datum van de ontruiming dan wel beëindiging ongedaan te maken en de gebreken te herstellen;
- h) (voorwaardelijk, als de huurovereenkomst niet door ontbinding dan wel opzegging eindigt) [de huurder] te veroordelen om binnen één maand de in het gehuurde aanwezige apparaten te keuren en de keuringsrapporten ter hand te stellen, op straffe van een dwangsom.
- a) dat [de verhuurder] heeft te gedogen dat er een huurprijsvermindering geldt over de periode 1 januari 2017 tot en met oktober 2018 van € 400;
- b) dat [de verhuurder] heeft te gedogen dat er een huurprijsvermindering geldt over de periode 1 maart 2020 tot en met maart 2022 van 50% van de huurprijs;
- c) [de verhuurder] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis de werkzaamheden aan de gescheurde muur te herstellen, op straffe van een dwangsom;
- d) [de verhuurder] te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis aan [de huurder] de sleutels van de achterdeur af te geven, op straffe van een dwangsom;
- e) [de verhuurder] te bevelen toe te staan dat [de huurder] , gelijk als voorheen het geval was,
- f) [de verhuurder] te veroordelen om door een erkend bedrijf die werkzaamheden te laten uitvoeren die met zich brengen dat de gasaansluiting weer aan de buitenzijde van het gehuurde zal zitten en niet langer inpandig, op straffe van een dwangsom;
- g) [de verhuurder] te veroordelen om binnen een week na betekening van het vonnis afschriften van de originele afrekeningen van de servicekosten 2017 t/m 2021 te verstrekken aan [de huurder] , op straffe van een dwangsom;
- h) [de verhuurder] te veroordelen om de kosten voor het herstel van de riolering van € 4.799,47 aan [de huurder] terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- i) te bepalen dat [de huurder] vanaf 1 januari 2017 geen opstalverzekering
3.Het oordeel van het hof
- € 4.697,82 (te weten: € 6.105 - € 1.452,18);
- € 3.187,23 (achterstand bijkomende kosten periode 2013 tot en met 2016);
- € 70,45 (boeterente uit 2020);
- € 749 (achterstallige huurpenningen uit 2017 en 2020);
- € 4.905 (achterstand bijkomende kosten 2017, 2018, 2019 en gedeelte 2020).
4.De beslissing
- gemeentelijke en waterschapsbelastingen 2022;
- waterverbruik en vastrecht 2022;
- opstalverzekering 2022;