[appellanten] vorderen in het hoger beroep vernietiging van het onder 4.2 genoemde vonnis alsmede om
A. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellanten] € 120.000,- aan contractuele boete te voldoen;
B. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 17.689,19 aan [appellanten] aan
aanvullende schadevergoeding;
C. het bedrag onder A. te vermeerderen met de wettelijke rente (samengesteld) als bedoeld in
artikel 6:119 BW met ingang van 2 mei 2019, een en ander tot aan de dag van de algehele voldoening;
D. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellanten] € 3.063,45 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten te voldoen;
E. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente;
subsidiair:
F. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 137.689,19 aan [appellanten] aan
schadevergoeding;
G. het bedrag onder F. te vermeerderen met de wettelijke rente (samengesteld) als bedoeld in
artikel 6:119 BW met ingang van 28 december 2022 respectievelijk 18 januari 2023, een en ander tot aan de dag der algehele voldoening;
H. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellanten] € 3.063,45 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten te voldoen;
I. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.